Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 34(1924)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 395] [p. 395] De zaaier, door Martien Beversluis. Opdat het ga als ieder jaar heeft men mij dezen nap gegeven, En uit mijn hand bij elk gebaar zwaai ik het leven. Ik weet niet, als mijn hand zich balt en opent waar het nedervalt, noch waarom dit door mijn gestalt' gelijk onzichtbre waaiers wijd wordt uitgedreven. Maar ik weet dat, wáarheen ik wend mijn aandacht en mijn willen, ik stralende oogsten nederzend die straks staan trillen. Maar ik weet dat door dit gebaar ik d'aarde daag.... en roep tot haar; wij zwijgen en verstaan elkaar. Haar antwoord doet op vasten tijd mijn roep ten hemel tillen. [pagina 396] [p. 396] Ik geef slechts wat zij gaf aan mij bij overvloed van maaien, en elke lente roept zij mij en ik zal zaaien.... Ik grijp mijn korf en ik beschik in één ondeelbaar oogenblik; of 't leven wordt of dood zeg ik. Als bliksems zwenken uit mijn vuist de zwermen neer bij 't zwaaien! Toch 'k doe niet meer dan zij, die gaf als ik, weerom, de aarde.... Ik scheidde 't zaad slechts van het kaf en ik - bewaarde.... Ik ben niets meer dan ploeg of eg niet meer dan werktuig en dan weg, o, als ik dan te zaaien zeg, geef ik de kracht die binnen bruischt maar Gòd slechts openbaarde. Dit grauwe zaad - dit poovre.... zie.... mijn gift is dor en schamel. Ik werp van mij de schaduw die 'k als zonlicht zamel. Ik slinger armoe, zwak en zwart bij elken greep als uit mijn hart, totdat mijn schoot is leeg van smart en 'k denk ‘ik borg Gods groote stem waarvan ìk enkel stamel.’ [pagina 397] [p. 397] Ik weet, ginds aan den Oosterkant werpt één als ik de zaden.... hij zaai dit is mijn akkerland dit zijn mijn paden! Ook vroeger trad een ander door de rechte lijn van deze voôr en wierp er wolken zaad teloor, dat viel en bloeide hoog door hem maar Gods genáde... Zoo werp ik eeuwig leven kwijt door deze onnoozle handen; zoo is mijn worp een eeuwigheid op mijne landen.... Maar ginds trekt ook een ander uit die weer begint waar ik besluit, En beider bloei als één omsluit de wind, de zòn, de hémel die ze rijp zal branden. Zoo treed ik langs den ronden berm der bunderen.... als allen. Mijn hart juicht op bij elken zwerm die ik doe vallen. Mijn hart juicht wáar ik d' aarde druk, en als met zwèepslag, ruk op ruk, zoo geesel ik met gròot geluk de áarde, die ik open zie van welgevallen. Vorige Volgende