Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 34(1924)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 210] [p. 210] Lentemorgen, door Adolf ter Haghe. Vanmorgen vroeg ben ik de stad ontvlucht om buiten, in de vrije frissche lucht, mijn uitgeleêgde longen vol te aadmen en weer den grooten einder te omvaadmen, De wind blaast heel den hemel wolkloos open dat ik in 't diepste blauw mijn blik mag doopen en lijf en ziel, dit maagdlijk morgenuur, mag laven aan de zonnige Natuur. Want zij verruimt en reinigt mijn gedachten die smartelijk naar wijdste klaarheid smachten en al het kwaads en leelijks óóit doorleden onder de stoffige cultuur der steden geneest zij door een énkel vergezicht; het Hollandsch veld dat onder 't heldre licht zijn polders breidt in breede groene bunders. Daar grazen oov'ral bontgeplekte runders. Daar werken boeren op hun zwarten akker en ploegen 't nieuwe voorjaarsleven wakker; en zaaien, om den zegen van het brood, zomers te oogsten uit der aarde schoot, waarvan de sterkste stilgelaten krachten na langen winterslaap van willoos wachten nu overal opnieuw zich opendoen. Reeds staan de wilgen op de weide in 't groen en raken, schoon kunstmatig kleingesnoeid, met blonde katjes 't eerste weer bebloeid. De lente van het jaar maakt alles jonger: en ook mijn hart herkrijgt zijn levenshonger en 'k voel weer, krachtig als een dier of plant mijn bloedklop aan den Wereldwil verwant. Vorige Volgende