Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 34
(1924)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 153]
| |
albert termote.
naaktfiguurtje (satijnhout). | |
[pagina 153]
| |
De beeldhouwer Albert Termote,
| |
[pagina 154]
| |
Toen was ik mij daar niet van bewust, maar nu, nadat ik meer werk van hem gezien heb, nu weet ik waarom dat kleine palmhouten beeldje na langen tijd mij zóó was bijgebleven. Maar toch was er nog een andere oorzaak, en wel een van zeer technischen aard; het had mij getroffen hoe goed, vakkundig het gesneden was, en ik had toen bij mijzelf de veronderstelling gemaakt, dat deze beeldhouwer ongetwijfeld het zelf in hout gestoken had, en het niet naar een gemodeleerd figuurtje had laten doen. Het droeg geheel de sporen van een directe houtbewerking, zij het ook van het fijne, schier nervenlooze palmhout; de vakman was er in te herkennen. Later, veel later zou mij blijken dat mijn vermoeden juist was geweest. Evenmin als de gedachte aan dit beeldje, kon de naam van Albert Termote mij meer ontgaan, en het voornemen, dezen jongen Belg, want dat bleek hij te zijn, in zijn werkplaats te Volendam op te zoeken, stond bij mij vast. En hoewel ik dit door schilders zoo zeer gezochte visschersdorp, waaraan ook voor mij vele aangename herinneringen verbonden waren, gaarne had teruggezien, is het bij het plan gebleven, omdat.... Termote inmiddels zijn artistiek centrum verlegd had naar Voorburg. Toch is zijn Volendamsche tijd niet zonder invloed op zijn werk geweest en heeft hij er vele en mooie beelden gemaakt, die hem langzamerhand die reputatie deden verkrijgen, welke hij verdient. In Voorburg dan, in het tuinhuis van een oud buitengoed, met een uitgestrekten tuin, heeft Termote thans zijn atelier, en daar vonden wij den jongen kunstenaar aan het werk, daar zagen wij vele andere beelden van grootere afmetingen, en zij allen hadden, de een in meerdere, de ander in mindere mate, die innerlijke schoonheid, die ons in dat kleine beeldje zoo getroffen had.
* * *
Albertus Polydorus Termote is in 1887 te Lichtenvelde in West-laanderen geboren en bezocht, na de dorpsteekenschool, de Academie in Gent. Van huis uit had hij het vak beoefend en deze kennis kwam hem goed te stade, want, waar zelfs in België ook vóór den oorlog een beeldhouwer niet met opdrachten overladen werd, daar kon hij als uitvoerder, o.a. voor George Minne, in zijn onderhoud voorzien en zich te gelijk verder bekwamen. Deze zuiver technische bekwaamheid, waardoor hij, zoowel in hout, als in steen of marmer, zelf zijn beelden kan hakken en beitelen, lijkt mij, hoewel men ze zoo gaarne onderschat, toch wel zeer belangrijk. Veelal toch is ‘beeldhouwen’ niet anders dan modeleeren in zachte weeke klei of in was, en menig beeldhouwer achtte, - er is in den laatsten | |
[pagina 155]
| |
tijd gelukkig verandering in deze opvatting gekomen - zijn werk voltooid zoodra het beeld in klei gereed was. Zelfs het gieten werd aan een mouleur overgelaten, en het hakken aan een steen- of hout-beeldhouwer, een artisan, die van het gipsgietsel af punt voor punt afzette. In de beeldhouw klasse van menige kunstschool werd dan ook geen beeld gehouwen, maar slechts geboetseerd, een vóóroefening zouden wij dit kunnen noemen; hoewel het toch feitelijk iets anders is; want de streek van het boetseerhoutje in de zachte klei geeft een geheel andere lijn dan de slag op beitel of guds in steen of hout. Men kan een beeld onmogelijk zóó boetseeren, alsof het gekapt is uit steen. Iedere techniek heeft zijn eigene werkwijze, die een geheel eigene vormgeving bepaalt, en het modelé van een steenen beeld zal dan ook geheel anders moeten zijn dan dat van een houten of marmeren. Een fijner materiaal brengt natuurlijk weder fijnere plannen mede, en daarom is het zoo noodzakelijk dat de beeldhouwer ook zelf zijn beelden kan hakken, dat hij weet welke mogelijkheden en eigenaardigheden zijn materiaal hem biedt. Zijn klei- of gipsvorm is voor hem dan niet meer het voorbeeld, dat hij slaafs navolgt, als een goede machine, maar de schets waar hij naar werkt, en die bij uitvoering het kenmerkende karakter van het materiaal krijgt. Bij behoud van het modelé zal het zachte, het weeke van een geboetseerd plan onder den beitel van den beeldhouwer-uitvoerder het kantige van het hout of steenoppervlak krijgen; terwijl de werkman daarentegen zich angstvallig nauwkeurig aan het gipsafgietsel heeft te houden. Deze transponeering in een ander materiaal kunnen wij zeer duidelijk zien bij een vergelijking van het gipsgietsel van het groote fijngevoelige beeld dat Termote ‘Smart’ noemde en de door hem zelf in hardsteen uitgevoerde wedergave ervan, die door het museum Kröller werd aangekocht. Het is hetzelfde, en toch is het anders, omdat het bewerken van het hardsteen van zelf tot andere conceptie aanleiding gaf.
* * *
Zijn studie-tijd aan de Gentsche Akademie werd plotseling afgebroken door den oorlog, die vele kunstenaars verstrooide, en Termote naar Engeland bracht. Na een jaar zag hij echter kans naar Holland over te steken en werd hij leerling der Amsterdamsche Akademie. Daar werkte hij samen met den beeldhouwer Ch. Vos, die later den Prix de Rome zou behalen, onder leiding van prof. Bronner. En het pleit zeker voor het onderwijs van dezen professor, dat hij den jongen Termote en zijn kunstbroeder in staat stelde zelf in steen te hakken, en niet naar een eerst geboetseerden vorm, maar direct naar het levend model. | |
[pagina 156]
| |
Het was een opgave die een Michel Angelo zich stelde, en die misschien wel de eenige juiste is, en ik kan mij voorstellen wat er in die jonge kunstenaars omging, toen zij uit het stuk hardsteen in slag bij slag het modelé moesten te voorschijn brengen.
* * *
Na een tweejarige studietijd trekt Termote dan naar Volendam en het eerste werk, dat de aandacht op hem vestigt, is een portretbuste van Prof. Bolland, in marmer uitgevoerd. Onder de collegianten in Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Nijmegen had zich een commissie gevormd om de buste van Prof. Bolland te doen maken en deze een plaats te doen geven in het Rijks-Museum. Hoewel in een dergelijke opdracht de persoonlijke kant van een kunstenaar van zelf minder naar voren treedt, heeft toch deze ietwat Nietzsche-achtige kop niet het zoete, salon-achtige, dat veelal het kenmerk van portret-bustes is. Wij zien in dezen kop, dat hij gemaakt is door iemand die een eigen opvatting heeft; want hoewel hij geheel en al het karakter van Bolland uitdrukt, draagt hij toch daarbij de kenmerkende eigenschappen van Termote's werk. Het is Bolland en Termote beiden. Nog meer echter komt die eigene opvatting tot haar recht in de beelden die in Volendam ontstaan zijn; en opvallend is het dat hij juist daar dingen gemaakt heeft, zoo geheel anders als gij van een vreemdeling op Volendam zoudt verwachten. Voor den buitenlander zijn de Volendammers min of meer karikaturen, met hun wijde broeken en ruige mutsen; figuren, die hij gaarne chargeert, en de meisjes zijn coquette schepseltjes met hun witte huiletjes. Termote echter ziet ze heel anders, hij ziet ze grootscher, ontdaan van die toevalligheden. De kerels zijn bij hem karakterkoppen, de meisjes hebben bekoring als kleine madonna's, vroom, kuisch en teer. Het is door zijn temperament waarschijnlijk dat hij de dingen wat ernstig, soms tragisch ziet, maar ook daardoor juist verdwijnt uit de beelden, die hij in Volendam maakte, het anecdotische, dat een ander ervan zou maken, en blijft het groote type over. Hij modeleerde er een levensgroote buste van ‘Malle Jan,’ een bekend Volendammer type, maar het is niet de Volendammer geworden, die daar gehurkt langs den dijk zit, zooals de prentbriefkaarten en illustratief werkende schilders hem geven; hier is een stuk levenstragedie in dien suffigen gegroefden kop getypeerd. In het portret openbaart hij het heele wezen van dien ongelukkige, en zoo als hij het hier geeft, zoo doet hij het ook in dat ebbenhouten beeld van het tachtigjarige vrouwtje, dat hij ‘Berusting’ noemde. | |
[pagina XXXI]
| |
maurice sijs.
portret van albert termote.
alb termote.
mijn zoontje.
a. termote.
melancholie.
a. termote.
portret van mevr. termote. | |
[pagina XXXII]
| |
albert termote.
buste in marmer van g.j.p.j. bolland. | |
[pagina 157]
| |
Het is geen buste met schouders, een afgesneden bovenlijf, zooals wij gemeenlijk zien, maar slechts een kop, om wiens expressie het te doen was, en om die der handen. En wie het nog niet weten mocht, wie het nog niet bij een Edith von Schrenck of een Niddy Impekoven gezien heeft, die kan aan Termotes beelden opmerken, welk een expressie er in de handen kan liggen. Zijn handen, ze kunnen treuren, smeeken, berusten, ze zouden, wanneer het zijn aard was, kunnen jubelen en juichen, heel de wereld der emoties zou hij er mede kunnen geven. Een zijner laatste werken, waar hij nog in de klei aan bezig was, toonde enkel een paar handen en een paar voeten. Ze waren nog wat te naturalistisch, dat vond hij zelf ook, maar het gebaar, de uitdrukking zat er reeds in. De kop van het oude vrouwtje, dat zoo geheel de overgave van den afgeleefden mensch geeft, is prachtig van modelé. De kleine, dichtgeknepen, diepliggende oogjes, de daardoor scherp uitstekende neus, het smalle toegespitste, tandelooze mondje, dit alles is voortreffelijk geobserveerd, maar vooral: in de geheele houding van den kop, en in die magere, knokige handen daaronder, is het karakter vastgelegd. Verwant aan de ‘Berusting’, zouden wij zijn ‘Oude Geert’ kunnen noemen, dat eigenlijk een portretbuste is, maar waar, door het portret heen, het heele leven van deze oude afgesjouwde vrouw te bespeuren valt. En het is ook hier naast de uitdrukking van het gezicht, de houding, en weer die expressieve handen die het 'm doen. Het voorovergebogen lijf, de smalle, platte, ineengedrongen borst, die steunt tegen de groote beenige rechterhand, dit typeert deze oude Volendamsche méér nog dan een enkel nauwkeurig portret zou vermogen. Meer en meer laat Termote dan ook, in zijn vrije beelden, den uiterlijken kant des menschen los. Niet dat hij cubistisch, dadaïstisch of wat ook wordt; verre van dien; maar hij tracht zijn gedachten, zijn bedoeling in het beeld weer te geven, zonder de toevalligheden, die de kenmerken zijn van een bepaald persoon, over te nemen. Hij geeft het type, het karakter in uitdrukking, houding en gebaar. Zelfs in een damesportret (zijn vrouw), dat ongetwijfeld wel gelijkenis zal vertoonen, is het de stand van het hoofd, de houding van het lichaam, de gestrekte armen, met de om de knie gevouwen handen, die het beeld typeeren. Die opzet van het geheele beeldje, dat in satijnhout werd uitgevoerd, is prachtig van eenvoud en karakteristiek. Hier heeft Termote door de geheele figuur het portret gegeven, zoo zelfs dat ik mij kan voorstellen, dat al leek het gezicht niet in alle onderdeelen, de houding van het beeldje de persoon zou doen herkennen. | |
[pagina 158]
| |
Waar zijn opgave verder reikt, hij zich niet door een opdracht min of meer behoeft te binden, en zijn gedachten kan laten gaan, daar weet zijn gevoelige natuur reeds in den eersten opzet van een beeldje de gedachte te leggen. Naarmate hij dan verder werkt zal die gedachte sterker naar voren komen, niet doordat hij de natuur gaat benaderen, maar doordat hij de vormen weet te vinden, die de expressie verduidelijken. Hij laat de natuur niet los, hij bestudeert haar, neemt haar in zich op en behoudt slechts datgene wat hij voldoende acht om zijn visie weer te geven. Bezien wij dan ook een voortreffelijk beeldje als ‘Melancholie’ dan is dat geen ‘geval’; het is geen Volendammertje dat treurt over een verloren liefde; het is ‘een begrip’, het is de droefheid die ons door dit beeldje duidelijk gemaakt wordt. En die melancholie zien wij in de houding van het hoofd, ook wel in de uitdrukking ervan, maar toch het meest in het geheele figuur. Ik sprak van de expressie, die Termote door de handen wist te geven, en zou geen beter voorbeeld kunnen noemen dan het beeld, dat in hardsteen in het museum Kröller staat. Hier is de mensch als mensch bijzaak, en is de stand en uitdrukking van het hoofd, gesteund door de handen alles. En dit ‘alles’ is zoo compleet, dat wij geen oogenblik de rest van het hoofd, de schouders en het lichaam missen. De uitdrukking en houding van het gelaat, de lijnen der handen en armen geven zoo volkomen de gedachte van den beeldhouwer weer, zij drukken zoo geheel ‘Smart’ uit, dat al het andere overbodig zou zijn. In dit beeld heeft Termote voor mij geheel bereikt wat hij wilde geven; het vastleggen in enkelvoudige vormen van een bepaalde gemoedsuitdrukking. Er gaat een fascineerende kracht van uit, die zoo sterk is, dat ik mij niet kan voorstellen dat hij met een heel figuurtje in smarthouding dit beter had bereikt. Dan ook was meer het uitbeeldend element naar voren gekomen, terwijl hij juist op het innerlijke leven zijn gedachte concentreert. Zijn kinderkopjes, als Grietje of Trijntje, wij moeten ze dan ook beschouwen als ‘expressie-koppen’; misschien gelijken ze, misschien ook niet, maar dat doet er voor ons niets toe. Zelfs dat ze geen hals hebben en zoo uit het hardsteen naar boven komen treft ons niet meer als vreemd - vertoont Rodin's machtige schepping ‘La pensée’ niet hetzelfde -; want het is ook hier weer de uitdrukking die ons boeit, de ziel van het kind, zijn innerlijk leven dat Termote heeft willen uitbeelden. En ik stel mij voor, dat hij dit zelfs zou kunnen geven in enkele oogen, in de lijn van een mond, in een aanduiding; maar in die aanduiding zou hij dan toch steeds de natuur geven en nimmer te werk gaan | |
[pagina 159]
| |
met de gevoelloosheid van hen, bij wien het dogma boven het temperament uitgaat. Voor Termote blijft de natuur steeds de grondslag van zijn werk; in de natuur ziet hij de dingen, ziet hij zijn vormen, ziet hij zijn gedachten verwezenlijkt. Al werkende echter treedt het accidenteele meer en meer op den achtergrond, en accentueert hij datgene, wat aan den kop, aan het beeld, het karakter geeft. Een kinderbustetje van zijn zoontje, dat, wij twijfelen er niet aan, op het jongske zal gelijken, is echter naast die gelijkenis en boven die gelijkenis uit, ‘het kindje’ geworden. Al de lieftalligheid, de argloosheid, het onbewuste, is saamgevat in de uitdrukking van dit kopje. Het is de synthese van aanvalligheid, kenmerkend voor zoo'n tweejarig kindje. Zoo heeft hij in een jong bokje getypeerd datgene wat zoo'n jong bokje juist dadelijk doet onderkennen; de ongeproportioneerdheid. De kop is buiten verhouding, de pooten zijn onbeholpen lang en daardoor is de geheele stand zoo eigenaardig, als alleen bij een jong geitje kan voorkomen. Tot zijn laatste werken behoort een groote jongensfiguur, steunende tegen een boom, een ontwerp dat hij zich gedacht heeft voor een grafmonument. De geheele houding is hier weer alles; alleen de hoofdfiguur is gereed, maar deze drukt zoozeer smart en berusting uit, dat wij ons kunnen denken, dat, wanneer door toevoeging van het boompje de houding nog meer verklaard wordt, het geheel de bedoeling van de kunstenaar volkomen zal weergeven. Zooals het nu is, doet het even denken aan de figuren rond de bron put van George Minne, en het is mogelijk dat het werk van dezen geestelijken vader hem voor den geest gezweefd heeft. Trouwens er zit in de opvatting van beide kunstenaars wel eenige verwantschap, en als ik hier een zin neerschrijf waarmede in dit maandschrift Karei van de Woestijne eens George Minne's werk karakteriseerde, dan is het omdat die met een kleine wijziging ook op dat van Termote van toepassing is. Hij schreef danGa naar voetnoot*): ‘Meer en meer verwijst hij het “geval”, de sculpturale aanleiding, de “mooie brok”, om er naar te streven, het meest intense gevoel in de meest monumentale vormen uit te drukken.’ Ziet, dit is het ook wat Termote bereiken wil, en uit hetgeen ik hierbij afbeeldde, van het kleine maar toch zoo monumentale naaktbeeldje af tot de groote figuur van het grafmonument, zien wij welken kant hij uitgaat en welk een belofte zijn werk ons geeft. Al zal het opzichzelfstaande beeld dan ook voorzeker zijn grootere liefde behouden, en hij zich daarin het zuiverst kunnen uitspreken; toch twijfel ik er niet aan of zijn geaardheid om de dingen groot en monu- | |
[pagina 160]
| |
mentaal te zien, zal hem te eeniger tijd voeren tot samenwerking met de architectuur.
De moderne bouwkunst vraagt meer en meer medewerking van den beeldhouwer, en het werk van Termote zal bij dat van een modernen architect ongetwijfeld zich volkomen aansluiten. Wat hij ons echter nog geven zal, wij kunnen het slechts vermoeden, maar wat hij tot dusverre gemaakt heeft leek mij van zoo groot belang, dat ik het uw aandacht niet wilde onthouden, en ik ben er schier van overtuigd dat het u bij zal blijven, evenals de herinnering aan dat kleine palmhouten beeldje mij niet losliet. | |
[pagina XXXIII]
| |
a. termote.
grafbeeld.
a. termote.
smart.
a. termote.
trijntje.
a. termote.
grietje (blauwe hardsteen). | |
[pagina XXXIV]
| |
a. termote.
berusting.
a. termote.
oude_geert.
a. termote.
tuinbeeld.
a. termote.
h.j. calkoen. |