| |
| |
| |
Amiens,
door Huib Luns.
Le Moyen-âge mit de la vie partout, il eut le culte de la vie.
Aug. Rodin.
KUNT u ons de reliekschrijn van St. Firmin laten zien?’
‘Neen mijnheer, dat gaat niet, daar zoudt u heel bijzondere aanbevelingen voor moeten hebben!’
‘Il faudrait au moins montrer la croix et la crosse.... Wij zijn er niet op ingericht, wij hebben geen ruimte beschikbaar voor onze kerkschat, het zou de moeite waarschijnlijk niet loonen. Amiens is de minst bezochte Cathedraal. Wij hebben nog niet de helft der bezoekers van Bourges. Zoo even na 1886, toen is er nog al veel bezoek geweest, dat hing samen met Ruskin's boek “de bijbel van Amiens” en toen heeft menigeen willen komen genieten van het superbe ensemble van onze decoratieve sculptuur.’
En de koster der Cathedraal, een wezenlijke ‘érudit’, die doet denken aan zijn bijna beroemden collega in Chartres, vertelde met nauwelijks verholen spijt van de mindere belangstelling die de groote religieuse monumenten van Noord-Frankrijk in de latere jaren trekken. ‘....On ne fait plus les Cathédrales, on fait les châteaux de la Loire.’ Waaraan wij wel wat haastig.... ‘Et on a tort’ toevoegden. Het ware misschien vriendelijker geweest op te merken, dat men het eene kan doen zonder het andere te laten.
De minst bezochte Cathedraal! En toch, Viollet-le-Duc heeft het zoo juist gezegd: ‘La Cathédrale d'Amiens c'est l'église ogivale par excellence’.
Inderdaad nergens spreekt de krasse empirische ingenieurskunst overtuigender dan in Amiens. Nergens werd het vraagstuk der Gothische constructie zóó gesteld en met zoo'n meesterschap opgelost: 8000 M2, 145 M. lengte; het wonderlijke schip 42 meter van den vloer tot den sluitstukken der gewelven, bijna tweemaal zoo hoog als de St. Jan te 's Hertogenbosch.
Geen middeneeuwsch gewelf was ooit zoo wijd uitgespannen, noch zoo hoog verheven. Hooger dan Rheims en met dunnere pijlers dan Chartres en geen muren meer, geen doode plekken in die architectuur. Het wonderlijk evenwicht der krachten is bereikt met de denkbaar kleinste hoeveelheid materie, zonder dat de constructeur in de gevaarlijke droomerij van den bouwmeester van Beauvais verviel.
En wij, die in dagen van vermoeienis in één stuk van 's Hertogenbosch ons naar de picardische Kerk lieten brengen, wat stonden wij toen weer plots voor een werk waarin als in geen anderen tijd en in geen andere kunst de spanning van den rusteloozen westerschen geest tot uiting kwam.
| |
| |
Wat straalt uit zoo'n Middeneeuwsch wonder toch een energie, wat een geweldige spanning zit er in zoo'n bouw. Wat een ontembaar leven bruist uit alle zijden ons toe! Alles trilt! Rust in elken vorm ontberen deze werken volkomen, en tenslotte konden alleen wij rusteloos werkende zenuw-gespannen westerlingen zoo'n kunst scheppen.
In zoo'n bouwwerk staat niets stil, de bogen dragen trillend de overhuiving, de belichting is wisselend als die van den dag, en de sprekende spanning der zuivere constructiedeelen wordt nog aangevuld door de levende, uiterst beweeglijke beeldhouwkunst, waar God met zijn Heiligen staat te praten, engelen zingen en musiceeren, het vulgus schreeuwt en duivelen gillen; hoogstens houdt ‘een rijtje doode koningen’ wat rust en stilte.
Maar vooral in de spanning der constructiedeelen herkennen en voelen wij westerlingen de spanning onzer zenuwen mede. Maar voor zoo'n werk, in zoo'n wentelende wereld, in dat interieur van energiek strevende lijnen en vormen, onder dat dak van gewelven strak gespannen overbogen die op het uiterste zijn geslagen, kunnen wij ons den afkeer begrijpen van den Oosterling voor de bogen. ‘Zij slapen nooit’ zegt hij met minachting.
‘L'église ogivale par excellence’ niet alleen omdat zij meer dan welke andere groote Cathedraal den indruk geeft onder eenen greep te zijn ontstaan, maar omdat inderdaad de groote deelen van den bouw uit één tijd zijn. In 16 jaren was het langschip en de gevel tot boven het groote roosvenster voltooid. Tien jaren ligt het werk stil, ten gevolge van binnenlandsche troebelen, buitenlandsche oorlogen en de kruistocht van den heiligen Lodewijk, maar in 1265 is de kerk in zijn voornaamste deelen voltooid.
In 1218 was de oude Cathedraal, waar niets van over is en heel weinig van bekend, door brand geheel vernield. De aangrenzende bisdommen Laon, Noyon, Arras en Senlis hadden prachtige kerken. Evrard de Fouilloij, bisschop van Amiens, zou weldra een kerk bouwen die ze alle zou overtreffen. De stichter der groote Cathedraal was een groote persoonlijkheid, de aartsbisschop van Rheims was zijn verwante, ook de Sénéchal van Champagne was van zijne familie; de pausen Innocentius III en Honorius III stelden hem hoog. Nu slaapt hij in brons als een der schoonste reliefs ter wereld in zijn kerk ‘De wijsheid van het Parthenon straalt uit dit bas-relief’, zegt Rodin.
Zijn grafschrift is niet minder schoon:
‘Hij die zijn volk liet weiden, die de grondvesten van dit bouwwerk heeft gelegd, dien de wake over de stad werd gegeven, Evrard, wiens roem welriekend was als geurende balsem, rust hier. Godvreezend man, was hij de steun der weduwen. Met woord en gave stond hij allen bij. Voor de zachtmoedigen een lam, voor de trotschen een leeuw, was hij voor de hoovaardigen als een vijl’.
| |
| |
Ook zijn directe opvolger, Geoffroy d'Eu, die het hooge schip der wijdsche kerk voltooide, ligt er begraven en zijn epitaaf eindigt:
‘Homme illustre d'Eu, door wien de Cathedraal van Amiens zich ten hemel heft, wees zelf hoog in de hemelen verheven. Amen.’
Evrard de Fouilloij vond allen steun; het hoofd van zijn kapittel was Jean van Abbeville, theologisch doctor van Parijs, de eerste Universiteit dier dagen, voordat hij patriarch werd van Constantinopel, Kardinaal en vertrouweling van Gregorius IX. De burgerij was rijk geworden in de ‘draperie’ door handel op Engeland en Vlaanderen, en vooral de handelaren in ‘guède’ (de meest gezochte blauwe kleurstof dier dagen), gesteund door de provinciale aristocratie, waren gereed en bereid tot groote schenkingen, terwijl Philippe Auguste en later de H. Lodewijk hun gunsten niet onthielden.
Er bestaat een oude Charter, waarin met verheven bewoordingen wordt gesproken van den wil van geestelijke en wereldlijke overheden, van edelman en burger om een bouwwerk te stichten dat alle bestaande overtreft. Dit stuk doet in vele opzichten denken aan de resolutie waarin de Gemeenteraad van Florence besluit tot stichting van haar Cathedraal, en waarvan Busken Huet zoo gelukkig zegt dat zoo'n hoogdravende taal ten slotte niet belachelijk is, maar ‘veeleer grootsch en aan het oude Athene of het oude Rome herinnert’. Maar ook in Amiens waar ‘de groote ziel, die gevormd wordt door de ziel van alle burgers vereenigd wordt tot één zelfden wil’, daar was een groot man noodig om vorm te geven aan de veerkracht, zelfbewustheid en fierheid van de burgers van de hoofdstad van Picardië, waar de welvaart een macht was geworden die de kunsten kon doen opbloeien.
Robert de Luzarches wordt de Maître de l'Oeuvre van de Cathedraal.
Men hoort vaak wat kinderlijk en oppervlakkig beweren dat die middeneeuwsche wonderen door eene communiteit werden gebouwd; dat de menigte, ‘aan het bouwen sloeg’. Dit is natuurlijk onzin. Zeker, wij kennen maar zeer weinig namen van bouwmeesters, wat echter in het geheel niet wil zeggen, dat ze er niet waren. Integendeel, wij moeten aannemen dat zij niet alleen de stuwende krachten geweest zijn, maar dat zij met wel héél sterke handen de teugels voerden.
Nu vallen wij, uit den aard van onze bezigheden, niet in de eerste plaats in de termen om verrast te worden bij den hernieuwden aanblik eener fransche Cathedraal, maar nergens verrassender en duidelijker spreekt eene persoonlijkheid uit het werk dan wel hier in het machtige schip dezer kerk.
Wat 'n koelen, gedisciplineerden geest moet deze ‘Meester van de wercke’ hebben bezeten, met wat wetenschappelijke zuiverheid maakte hij zijne berekeningen, hoe machtig beheerschte hij maat en getal, met welke
| |
[pagina LXXVII]
[p. LXXVII] | |
huib luns.
kathedraal van amiens (krijtteekening).
huib luns.
interieur kathedraal van amiens.
| |
[pagina LXXVIII]
[p. LXXVIII] | |
huib luns.
sculptuur aan de kathedraal van amiens.
huib luns.
sculptuur aan de kathedraal van amiens.
| |
| |
zenuwkracht stuwde hij zijn pijlers omhoog - hoe krachtig-karaktervol droeg hij de verpletterende verantwoordelijkheid voor zóó stoute constructies!
Waren de bouwmeesters mindere persoonlijkheden omdat wij hunne namen niet kennen?
Omdat wij die namen niet gevonden hebben geschreven in archiefstukken of gebeiteld in den steen?
Ga zitten, of beter loop rond onder de gewelven van Amiens, en denk een oogenblik aan den organisator van zoo'n bouwbedrijf, aan den geest, die hier ontwierp, aan het karakter dat hier het bevel voerde, aan den diplomaat die hier besprekingen hield, aan den tyran die hier gebood!
Als een vlammende haard van kracht straalt de energie uit de conceptie.
‘On ne fait plus les Cathédrales’! - tenslotte misschien begrijpelijk, voor zwakke zielen een té sterke drank. Voor de meesten onzer eene te schokkende confrontatie.
Over de eerste verrassing heen: Waar zullen wij beginnen? Och, val maar ergens in. Er is geen begin, werp je maar in dien stroom van bruisend leven. Wilt ge het ensemble van den grootschen gevel eerst bewonderen? Goed; anders maar zonder systeem naar een detail dat je begeestert. Maar vooral neem je schetsboek en werk.... en stap voor stap benadert ge het geheel.
Zoo in je werk krijg je vooreerst het geduld en door het geduld de energie, die je weer de jeugd geeft met haar begeesterende aandacht voor het geringste detail. Want hier zooals in de natuur geldt het: In parvis multum revelatur. Door het kleine wordt ons het groote geopenbaard. Wij zijn geneigd te zeggen, die kleine bas-reliefs in de viergloop, die in oneindige herhaling, telkens in een paar figuurtjes, de deugden en zonden, de groote en de kleine profeten, de voorafbeeldingen van de Madonna, de teekens van den dierenriem of de werken der maanden verbeelden, zijn in de eerste plaats geschikt om iets te openbaren van het leven dat het eerste en laatste kenmerk dezer sculptuur is. Zeker, de kracht van het ensemble zit ten deele in de meesterlijk ontworpen en krachtig volgehouden iconografische symboliek. Hoogst zelden werd een iconografisch program beter en klaarder in elkander gezet, en logischer en grootscher ontworpen en ontwikkeld, dit heeft het zelfs vóór op Rheims, hoewel erkend dient dat de aan Phidias herinnerende schoonheid van de beste beelden van Rheims hier niet werd bereikt. Maar als gedisciplineerde samenklank tusschen architectuur en sculptuur vindt Amiens haar meerdere niet. Wij herhalen, dat van deze Cathedraal kan gezegd worden dat zelden een iconografisch programma zóo breed en wijd uit werd ontplooid. De geheele bouw rust, is als opgetrokken, op de schouders van profeten en apostelen, waartusschen naar het beeld van
| |
| |
Paulus in zijn brief aan de Ephesen, Christus als ‘de hoeksteen’ werd ingevoegd. De apostelen rijgen zich aaneen in het inspringende gelid van het portaalprofiel, terwijl de profeten de conterforten schragen als mysterieuse zieners aan den boeg van het mystieke schip....
Zeker hier zit ten deele de kracht, maar wat was er van het beste theologische plan terecht gekomen zonder de trillend levende handen der werklieden? Alles leeft, alles beweegt, het dringt zich niet op, het roept ons niet; het wacht ons op. Tot den kunstgevoelige of kunstenaar die komen wil, spreekt dit beeldwerk echter ‘woorden des eeuwigen levens’.
Men leert ons dat deze beeldhouwwerken op de plaats van opstelling zelve werden gemaakt, wat overigens lang niet altijd waar is, maar waar is zéker, dat deze sculptuur op de plaats zelf moet worden gezien door onze eigen oogen, en vooral niet door de lens van het fotografietoestel. Het is opvallend, hoe slecht in het algemeen die Gothische beeldhouwwerken gefotografeerd worden. In plaats van zich onder de portalen op te stellen, wordt doorgaans getracht de opname van verre af te nemen, waardoor naar een projectieopstelling wordt gestreefd, die met alle dieptewerking tevens het leven aan de sculptuur ontneemt. Het relief, of het ‘ronde bosse’ wordt platgeslagen, waardoor plannen en verkortingen verdwijnen ten koste van het essentieele van alle beeldhouwkunst. Door het schuiven der plans, bij beschouwing van dichtbij, waarop de beeldhouwwerken der portalen berekend zijn, komt er beweging in de materie, ontstaat er een transfiguratie van den steen en langzaam, maar met nadruk, komt er leven in deze beelden als in verschijningen. De heiligen, de helden, zetten hunne gesprekken voort, buigen de hoofden naar elkander toe, wijzen ten hemel, duiden de teksten der heilige boeken. Hoe dichterbij wij komen hoe sterker het effect van draaiende armen en neigende hoofden. Maar willen wij zien hoe het gedaan is, dan vinden wij niets bijzonders....: het leven zelf. Wie durft voor dit werken den dwazen term van styleeren gebruiken? Wat moet het een schouwspel zijn geweest toen dat alles beschilderd en verguld was. Op de draperie van de ‘Vierge dorée’ zit nog wat goud, op de ranken achter haar, op de ‘linteau’ zijn sporen van groene vegen, maar toch, de polychromie kan de intensiteit van den levensindruk hebben versterkt, het ademende dezer sculptuur is bereikt door het breede schuwende licht over de juist afgewogen plans, of het flitsende lichtpunt op het korte energieke gebaar.
Wat een weelde in de wereld van deze portaal-sculptuur, ‘porte de St. Firmin’ ‘porte du Sauveur’, ‘porte de la Mère de Dieu’; de beelden terug te vinden die wij van onze jeugd af hebben gekend. De ‘Beau Dieu’, St. Firmin, de prelaat vol nobele distinctie, en de Maria aan den voorgevel, regeerende vorstin vóór zij aan het Zuider Transsept de triomfeerende moeder werd in de gulden Maagd.
| |
| |
Maar tenslotte zijn deze beelden niet schooner en ook niet aangrijpender dan de acrobaten aan hunne voeten, die zich vastklampen aan de cul-de-lampe, die als sokkel dient voor de groote beelden. Zij maken daartoe de onmogelijkste bewegingen en de meest komische wrongen, echter zonder trivialiteit. Deze draagt met de grootste inspanning zijn last, gene, het hoofd op den elleboog., doet een dutje, gelaten in zijn lot. Een koning kijkt angstig naar het groote beeld dat hij torst, met de vraag op de lippen ‘blijf je daar nog lang staan’. Een dronkaard heft zijn bierpot omhoog, een vreetzak houdt ons den leegen etensnap onder den neus. Onder dat volkje zijn er wagenzieken, maar ook vromen, die ietwat schijnheilig hun gebedje lezen, terwijl 'n paar buurlui elkander bij de keel grijpen. 'n Enkele keer heeft de personage eene symbolische bedoeling; onder het glorieuse statue van den gemartelde wordt de martelende tyran met kroon en scepter verbeeld, maar meestentijds doen deze figuurtjes, van ouds ‘Marmousets’ geheeten, de meest interessante verhalen van het dagelijksch leven in de XIIIe eeuw, maar vooral ook van deze beeldjes moet gezegd worden: Elles suent la vie!
Dit slaat ook klemmend op het wonderlijk gestel der houten koorbanken, 't geen mede tot het schoonste behoort dat de late middeneeuwen hebben voortgebracht; 43 kanunnikken en 72 andere goddelijken konden zich nederzetten in dit meesterdak van meubel en beeldhouwkunst. De uiterst rijke tooi van dit flamboyant werk heeft van de vlaamsche werken dier dagen niet ‘la sévère pedanterie de l'exactitude’, terwijl hij ook mist het extravagante van den duitschen arbeid dier dagen.
Deze houtsculptuur is een wereld en alleen reeds een bezoek aan Amiens ten volle waard, en voor hen die ontroerd worden vooral door die werken, die in de geschiedenis der kunsten het anders-worden accentueeren is de studie van dit werk een verfijnd genot.
In de uitbundige en fantastische vormentaal der Gothiek klinken de lokkende tonen van ‘il dolce stil nuova’ reeds door, of beter het schouwspel is nog anders: niettegenstaande de vasthoudende kerkelijke kunstenaars uit Picardië weet de nieuwe stijl, die de omringende profane wereld reeds veroverde, door te dringen tot het koor der kerk, tot het heiligdom der kerkelijke kunst, waar deze kunstenaars in hun meesterschap, uit hout een weefsel sponnen, waarin de lotgevallen der menschen verhaald worden, plechtig en ernstig, maar ook boertig en luimig. 'n Technisch wonder dat, hoe meer en beter bekeken, steeds wonderlijker en onbegrijpelijker wordt, deze combinatie van de fijne schakeering van het mysterie en de levende kracht van het werkelijke....
Maar ook na de XVIe eeuw heeft de tijdgeest gesproken, door graftomben als die van Hémart de Denonville, en die van Guelain Lucas. Zij vertellen van het gratievolle geheel dat de kunstenaars toen wisten te maken,
| |
| |
al is de tijd der sterke begeestering, als die waaronder de portalen werden geschapen, verre.
Hebt ge gevoel voor de luchtige gratie van het smeedwerk der 18e eeuw, bezie dan die prachtige hekken in het intercolumnium van het koor. Alleen het ijzerwerk van de place Stanislas te Nancy is er mee te vergelijken.
En dan maar weer eens wandelen in de vroolijke, schilderachtige stad, langs de grachtjes van het oude Amiens, en de Cathedraal eens bekeken van den overkant van de Somme als zij hoog boven alles uitkomt. Het hooge bouwwerk, dat zoo ver van ons afstaat, maar zoo volop in het leven, zelfs als het schijnt zich te vervagen in den droom. Onze aarzelingen en vertwijfelingen, onze begeesteringen en ons heldendom, onze hartstochten en onze zinlijkheden worden door haar vertolkt, vinden wij in haar terug.
En blijvender en grootscher dan in welke poëzie ook, heeft de bouwmeester der middeneeuwen gesproken door vormen, die hij nooit zocht elders dan in de uitdrukking van het leven, volgens de eeuwige wetten van het schoone, terwijl hij bleek te weten dat het den kunstenaar alleen gelukt den droom te naderen met het meest volmaakte meesterschap van den arbeid.
| |
[pagina LXXIX]
[p. LXXIX] | |
huib luns.
amiens, oude huizen.
huib luns.
rue basse des tanneurs, amiens (krijtteekening).
|
|