| |
| |
| |
Met een schetsboek door Londen,
door Jan Poortenaar.
II. Parken, pleinen, straten.
HET geboomte is de schoonheid der Londensche parken, aan de straten geven de huizen slechts bij uitzondering waarde; het is de atmosfeer, de blauwe nevel die ze tot iets eenigs maakt.
De boomen zijn geweldig, hoog en wijd uitgegroeid. En de liefde voor het geboomte spreekt niet alleen uit de parken. Waar ergens gebouwd wordt zal men bestaande boomen niet kappen, maar zorgvuldig omtimmeren, en op tal van plaatsen zijn tuinmuren om ze heen gemetseld, schuttingen maken een omweg voor ze en in afdaken wordt ruimte voor hun stammen uitgespaard. Hoe ‘oud’ zoo'n boom in de oogen van een Hollandschen timmerman ook wezen mag, hier is hij door zijn ouderdom eerbiedwaardig. En mochten wijde vertakkingen den stam uiteen dreigen te scheuren, dan is er altijd een helpende hand die ze met palen onderschraagt of met zware kettingen bijeen houdt. De huizen, neen, in de meeste gevallen zijn zij het zeker niet waard dat er een boom aan opgeofferd wordt. Althans in de binnenstad niet. Opgetrokken van ijzer en beton, worden ze jaar in, jaar uit onveranderlijk bekleed met imitatie-renaissance, korinthische, composietzuilen en pilasters, behangen met dikke trossen fruit. Ook de als Edammer kaas zoo ronde engelkoppen trachten te vergeefsch den leugen hunner structuur te verbergen. Trouwens, alleen aan de voorzijde wordt die door aangeplakte zuilen-architectuur gecamoufleerd. En hoe dwaas zien al die gebouwen er uit als ze ook op zij gezien kunnen worden! Dan lijken het punten, gesneden uit een reuzentaart: aan de kant die naar buiten is gekeerd vol met er op gekleefd koekebakkers-ornament.
Maar de natuur heeft voor de atmosfeer gezorgd, de blauwige, dunne sluier van de Theems ligt over heel de stad en niet alleen voor het oog doet zij de engelkoppen en bloemfestoenen van steen vervagen - zij doet ook de materie spoedig verweren. Die sluier wijzigt de kleuren, de lichten, de donkerten. Wolkschaduwen toovert ze om tot wonderen van geheimzinnigen schemer en een zonsondergang van een Theemsbrug af gezien kan een paarsrooden lichtgloed en een groen-blauwe schaduwkleur hebben als nergens anders. Maar Londen dringt zijn schoonheid niet op, die ligt zelfs niet open; de stad wil een langer verblijf dan een vluchtig bezoek eer zij haar kostbaarheden toont, en met grauwe winters stelt zij uw verknochtheid op de proef. Toch is Londen des winters het meest zich zelf.
| |
| |
Parijs noodt den flaneur tot een zitje aan een der boulevards, een wandeling door park of winkelstraat, een dolce far-niente. Londen heeft daarvoor noch tijd, noch ruimte. Het werkt in haast zijn dagtaak af, en sluit zich 's avonds de city, dan leeft wel de theaterbuurt op, maar het leeft dan niet op straat, juist dan niet.
Slechts 't snorren van auto's is er, wat dames en heeren, correct in evening dress. Maar ge blijft er buiten staan, ge komt er niet ‘in’ zooals te Parijs; de stroom vloeit langs u heen zonder u aan te raken. Zelfs kunt ge het va-et-vient nergens eens op uw gemak gadeslaan, ge staat altijd iets of iemand in den weg. En na afloop puffen de taxi's en auto's rond, en blaast de heete adem van de tube de honderden in het gelaat die weer in het haastige Londensche tempo naar de buitenwijken worden teruggevoerd.
Voor hem, die Londen van uit Holland nader komt en niet de rivier tot aan Tower Bridge opvaart, maar met een trein door het ‘East End’ naar een der groote city-stations wordt gevoerd, is Londen een eindeloos schoorsteenveld. De straten zijn daar slechts nauwe sloppen, en hoog en laag steken de schoorsteenen in de lucht, de rechte en de scheefhoekige en uit alle stijgt traag de vuile steenkoolrook waaruit het roet gestadig neervalt, bij mist de stad hullend in een donker grauw.
Zoo spoedig geschiedde de herbouw der city na den grooten brand van 1666, dat vele straten hun middeleeuwsche breedte behielden. Hier en daar werd later met veel moeite en fabelachtige kosten verbreeding bewerkstelligd. Maar ook dan blijven de straten louter verkeerswegen en hoe men ook met plantsoenen en parkjes tracht er een vriendelijke atmosfeer te scheppen, de smook van millioenen ‘fire-places’, de open steenkoolhaarden, en duizenden fabrieksvuren, zoowel als het steeds groeiende verkeer, zij blijven overheerschen en Londen tot een stad van ‘business’, van zaken doen, stempelen.
Meer grootsteedsch aanzien heeft het nieuw aangelegde Embankment langs de Theems. Daar staat de Egyptische obelisk, die in de oogen der negentiende eeuw een stad tot wereldstad verhief, ‘Cleopatra's Needle’, geflankeerd door twee bronzen sphinxen, die liggen te wachten tot er eindelijk eens iemand in het stadsbestuur komt met genoeg smaak om ze weg te nemen. Het paleis des konings, Buckingham Palace, is als alle nieuwe paleizen: de breedste straataanleg kan den schijn niet redden; paleizenstijl kon het democratische Engeland der laatste eeuwen niet meer voortbrengen.
In vrijwel de geheele binnenstad zijn het de met boomen beplante square's en kerkhoftuintjes die de ware rustpunten vormen. En buiten de city heeft zich het doorzicht der vroede vaderen getoond. Daar is haast geen dorp dat door het groeiende Londen is opgeslokt of het had een meent,
| |
| |
een ‘common,’ die in zijn aanvankelijken staat gelaten, saaie park-paden mist en voor de omgeving nog de verfrisschende kracht heeft van natuurlijken groei. Zoo heeft men in het noorden de bloemenhof van Golders Green en de heide, Hampstead Heath met de Parliament Hill Fields; in het zuiden Richmond Park, waar de herten vrij rondloopen, Wimbledon Common. In de groote parken, als Hyde Park en Kensington Gardens, grazen onbewaakt de kudden schapen, en de tamme eekhoorns, die Regent's Park bevolken, zijn een verrassing voor oud en jong. Nu en dan ziet ge ze op de tuinmuren en boomen in de straten der omgeving.
De bloemen, die in de groote parken worden verzorgd, leveren een overschot op. Die planten worden jaarlijks uitgedeeld aan de gretig daarvoor opkomende armere bevolking; al wie maar komen wil krijgt zijn deel. Een file van een paar honderd mannen, vrouwen en kinderen, en dan gaan de begonia's, fuchsia's, margrieten en andere van hand tot hand en vroolijken de kale straten op in bakken bij de vensters van verdieping en verdieping.
In Hyde Park is des Zondags een pantoffelparade; ‘Rotten Row,’ de oude ‘Route du Roi’ is de rijweg voor vurige volbloedpaarden met minder vurige berijders, en vooraan bij de Marble Arch kunt ge dan een ieder die op religieus gebied wat te beweren heeft van wal hooren steken. Bij voorkeur brengen die self-made predikers hun eigen spreekgestoelte mee, een stoel, een bank, een wagentje of iets dergelijks. De hoed houdt zoo'n moderne hageprediker daarbij in de hand; voor zijn toehoorders schijnt dat niet noodzakelijk te zijn.
Buurten als Mayfair hebben te allen tijde een deftig aanzien gehad, daar woonden sedert jaren de oude geslachten. Nog dragen vele hekken bij de deur de hooge hangers voor de lantaarns der achttiende eeuw en de dompers waarin de fakkeldragers hun toortsen doofden, wanneer zij ‘my lady’ in haar draagstoel met flambouwen huiswaarts brachten.
Hier en daar in de stad een vergeten oud winkeltje, nog niet opgemerkt en opgeslokt door den allesverslindenden Moloch. Vlak bij Piccadilly Circus is het hierbij (bl. LXVI) afgebeelde oude tabakswinkeltje; het zou mij niet verwonderen als er nòg Engelschen van den ouden stempel - met bakkebaarden, monocle, grijzen hoogehoed en ruitjesbroek met slobkousen - af en toe een beetje snuif kwamen koopen en over het weer kwamen kouten, over rijpaarden of politiek. Maar iets als deze tobacconists, ‘Purveyors to the Kings of Hanover and Belgium’, het is een uitzondering en evenzeer een anachronisme als zijn opschrift.
Gedurig afbreken en opbouwen lijkt wel het kenmerk der Londensche straten, 't is een eeuwig veranderen. Daar worden groote fabrieken en opslagplaatsen afgebroken en nog slechts een paar schoorsteenen staan er te midden van puinhoopen; ginds rijzen de stellages voor nieuwe
| |
| |
jan poortenaar.
westminster-abby (ets).
jan poortenaar.
huizen in mayfair.
| |
| |
jan poortenaar.
restaurant in soho.
jan poortenaar.
een oud winkeltje.
| |
| |
gebouwen torenhoog in de lucht, en de groote kranen hijschen met een zwaai de logge brokken steen voor warenhuis of kantoor-complex naar boven; in Kingsway, Regentstreet en alle groote straten van het ‘shopping centre’ ziet ge het iederen dag.
Verder oostwaarts dan het West-End ligt ‘Soho’, met een wel eigen cachet. Het soho-geroep der jagers tot hun honden gaf deze buurt haar naam. Maar geen jachtgebied, een vreemdelingenkwartier is het nu, vol van Fransche en Italiaansche restauranttjes. Daar hebben de mannen de zwarte snorren van het Zuiden, romantisch gekruld; daar zijn de kleine stalletjes met visch, kant, eetwaren, kleurig aardewerk en lappen, en een beredderigheid is er om dat alles heen die in 't verdere Londen geen weerklank vindt.
Verder city-waarts komt ge in het nerveuze Holborn, dat u in de richting van St. Paul's voert en wat meer naar de Theems toe loopt de niet minder actieve Fleet street. Daar wordt voor dag- en weekbladen haastig gedrukt wat even haastig weer vergeten wordt. Daar werken de breinen der redacteuren die pakkende of opvallende opschriften hebben te bedenken voor de affiches waarmede straks de straatventers de editie zullen hebben aan te prijzen, en een goed, raak opschrift beteekent den verkoop van tienduizende exemplaren. Dan hollen de sjofele krantenjongens er alle buurten mee rond, en de hautaine zwarte kellner van een Soho-restaurant verwaardigt zich eens aan de deur te komen om de ‘four o'clock Star’ te koopen, met ‘all the winners’ van de wedrennen, met de détails van moorden of beroovingen, en verdere zenuwschokkende berichten.
En in de zijstraten van Fleet street huizen de nevenbedrijven, de klimplanten. De opkoopers van oud papier - bij karrevrachten worden de minder geslaagde edities der kranten weggereden. De ‘press-agents’, die artikelen tegen betaling schrijven, en tegen betaling die artikelen in de dagbladen plaatsen.... of vergeten te plaatsen, die foto's van tingeltangel-sterren maken, ‘aan boord van het stoomschip zoo-en-zoo, going on tour’ - tingeltangel-sterren, die nooit op een schip, nooit op een tournée waren; maar in de foto-ateliers van de press-agents heeft men vele accessoires en beschikt men over alle middelen ‘pour épater le bourgeois’. Ook ‘literary agents’ vindt ge hier. Dat zijn de firma's die, dikwijls met tientallen personeel, uw artikelen aan den man brengen, 't zij dat ze handelen over puddingen, over politiek, sport of faits divers van den dag. Want loods in deze papierzee is een apart vak geworden. Gij kunt wellicht een pakkend, een ‘snappy’ stukje schrijven, maar zij weten waar ieders geschrijf de beste kansen heeft, in wiens kraam het te pas komt, en geld brengt en 't plezier ‘de se voir imprimé’.
Weer meer oostwaarts: de ‘Bank of England’, het hart der city. De ‘Bank-crossing’, een warnet van straten, elk met twee rijen van opeen- | |
| |
gehoopte vrachtwagens, motorbussen, karren, die zich daar kruisen. En de agenten, de bobbies, ontwarren er telkens den chaos van het verkeer. Verder is alles bank- en kantoorgebouw wat ge ziet. Daarachter komen, langs de rivier, Thamesstreet en Lower Thamesstreet, waar de doorgang ook herhaaldelijk gestremd is door de balen, kisten, vaten en zakken, die in ontelbare aantallen van den rivierkant komen.
Overal in de city verheffen zich de slanke torens der city ‘churches’, meest door Wren en zijn leerlingen gebouwd na den brand, die zelf door Wren's ‘Monument’ wordt herdacht. Maar behalve de straten en stegen met hun gebouwen, trekken dikwijls hun namen de aandacht. Op het onverwachtst staat ge plotseling voor de ‘William and Mary Yard’, die onze Koning-Stadhouder voor de herinnering oproept. Vlak bij de Bank of England zijn ‘Cornhill’ en ‘Poultry’ - wel lang geleden is het, dat dáár korenheuvels en pluimveemarkten waren. ‘Leather Lane’ duidt een beroep aan, als ‘Cloth Fair’, dat in de middeleeuwen een brandpunt was van den handel in Vlaamsche en Italiaansche weefsels; ‘Blackfrairs’, ‘Whitefriars’ aan de oude monnikken ontleend, ‘Paternoster Row’. Maar wie de schoone wilde geweest mag zijn die haar naam schonk aan ‘La Belle Sauvage Yard’, nu midden in de drukte van Ludgate circus? En vanwaar de naam ‘Haunch of Venison Yard’ - Bout van Wildbraad - vlak naast de fashionable Bondstreet, ‘where Royalty goes shopping’?
Maar alle wegen zijn zoo overvol, dat het gaan in Londens straten een kunst wordt, al is het nu niet meer om de crinolines, die Gay destijds zijn ‘Trivia: or, the Art of Walking in the Streets of London’ deden schrijven. En dat de hoepelrokkenperiode een vermakelijke tijd geweest moet zijn, daar kan hij niet meer aan twijfelen, die in Shaftesbury Avenue, midden tusschen de theaters, de oude prenten ziet van acteurs uit die dagen: Romeo in kuitebroek en strikschoenen, poederpruik met een staartje; Juliet in crinoline; King Lear in een hermelijnen mantel en steek, die hem sprekend op Lodewijk XVI doen lijken. En de ontevredenen met hedendaagsche toestanden kunnen er op het onverwachtst uit zien, dat het niet alleen onze tijd is die zijn gebreken heeft. Op het onverwachtst, want wie, die in het hart van de Londensche theaterbuurt wijze levenslessen verwacht? Die tijd is in Londen al een paar honderd jaar voorbij; 't amusement viert er nu hoogtij. Een enkel theater, als ‘The Old Vic’ in Zuid-Londen speelt nog Shakespeare, maar hier is alles operette, revue en balletdanserij. En de foto's van de potsierlijkste maskeradepakken met menschen er in hangen bij dozijnen aan de portieken en vestibules, de ‘sterren’, afgoden van de millioenen vertier-zoekende employés der wereldstad, zien in effigie van de aanplakbiljetten op u neer. Daar is ‘The Pearl-Girl’, hier de held van de musical-comedy ‘Oh, I say!’ of ‘Step this way’ of een andere zouteloosheid.
| |
| |
Maar zonder reclame zouden de Londensche straten geen Londensche straten zijn. Snedige opschriften, liefst op rijm (dan blijven ze beter in de herinnering van het publiek hangen), ze zijn er zonder tal.
Bovenaan, uit artistiek oogpunt, staat de Underground, waarvoor dikwijls uitstekende affiches worden gedrukt.
Rijmen kan ze ook:
En dan verdringen zich puddingpoeders, scheerzeep, Dr. Barnardo's Homes voor vondelingen, lucifers en bijbelteksten voor uw oog in trein of omnibus. Want voor de laatste zorgt de ‘London Tramcar an Omnibus Scripture Text Mission,’ zoodat ge tusschen schoencrème en electrische lampen ontwaart: ‘For in such an hour, as ye think not, the Son of Man cometh’. Ja, wèl in ‘such an hour, as ye think not’! En dan glijden uw oogen langs een reuzen-tabakspijp, waaruit een wolk langzaam opstijgt en midden daarin ziet ge een juffrouw met een gezicht als op een zeep- of bonbondoos. Wat heeft die met de pijp te maken? Het antwoord op uw vraag staat er bij, en ge zoudt niet in Engeland zijn als het niet sentimenteel was:
Such beautiful phantoms you only see
When smoking a pipe of B.D.V.
Behoef ik u nog te zeggen dat de laatste drie letters op z'n Engelsch uitgesproken rijmen met de eerste regel, en het merk zijn van een soort tabak?
En als ge beu zijt van den hocus-pocus en lawaaierigheid die nu eenmaal iedere wereldstad eigen is, ga dan naar Kew Gardens. Daar bloeien de boomen, de veldbloemen zonder tal. En in de kassen hangen veelkleurige orchideeën, uren kunt ge door het hout en over grasvelden dwalen te midden van inheemsch en exotisch gewas. Eindelijk stuit ge dan op de Theems, waarachter vlakke, boomrijke landerijen zich uitstrekken. De grootste glorie is de bloei van rhododendron en azalea in paradijsachtigen overdaad. En van de bescheiden kleine bloeiers vindt ge eindelooze verscheidenheid in het hofjes-achtig afgesloten, stille gedeelte, dat ‘the rock-garden’ heet: een sprookje.
|
|