Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 33
(1923)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 234]
| |
Sharaku,
| |
[pagina 235]
| |
ondanks hun geslachtswapens en den koninklijken tooi, waarin zij ten tooneele verschenen, een volkje van vogelvrijverklaarden, gelijk staande met verachte bedelaars. Door de toevoeging To̅shu̅sai gaf hij te kennen, zich als No̅-speler ver verheven te weten boven de acteurs, die hij uitbeeldde, en dat hij geenszins wilde, met de personen van zijn prentkunst op één lijn te worden gesteld. Tevens drukte hij daardoor uit, dat hij als dramaticus herleefde in zijn schilderijen: wat hij vroeger, dragend het No̅-masker, in de plastiek zijner lichaamsstanden en de gebaren zijner handen had uitgebeeld, creëerde To̅shu̅sai Sharaku thans in de menschfiguren zijner prenten. Hij werd zich bewust, wie hij was en wat hij kon. Hij wist zich den schilderenden tooneelspeler en den tooneelspelenden schilder, die met zijn kirara-prenten een nieuwe kunst aan Japan schonk, en met klare zelfkennis begreep, werk te geven, dat boven zijn vroegere houtsneden uitrees. Dat hij zich volstrekt niet alleen uitbeelder van tooneelspelersrollen voelde, maar ook vooral zijn krachten als schilder wilde versterken en zijn buitengewone gaven als kolorist ontwikkelen, toonde hij metterdaad door zijn experimenten met het mikapulver, die tot zijn uitvinding van de kirara-techniek leidden. Terwijl in het werk van Sharaku nog fermenten gistten uit het atelier van zijn voorgangers Shunsho̅ en Kiyonaga, is To̅shu̅sai met zijn Kirara-ye plots de Meester der meesters, die niet meer volgt, maar volgers ròept uit de phalanx der groote Japansche schilders. Hij is de penseelvoerende schilder-daimyo̅, die zonder vrees of blaam stout op zijn doel toetreedt en niet meer alleen den acteur van het volkstooneel portretteert in zijn rol, zooals vòòr 1790, maar tevens als mensch met de ordinaire gedachten en ploertige gelaatsuitdrukking van de plebejers, die Harunobu ‘steppenkerels’ schold, lomperds en kaffers, zonder distinctie en geestelijke beschaving. Deze karakterschepping was de stoute consequentie van Utamaro's principe van het naturalisme, zooals deze dat had geuit in zijn Insektenboek. Doch To̅shu̅sai Sharaku ging de oude schilderkunst niet, naar het poëtische woord van Sekiyen, te lijf ‘met de slanke voelhorens van den sprinkhaan’, doch met het dubbelsnijdend zwaard van het meedoogenlooze realisme, dat alleen getemperd werd door het wonder der kleuren zijner schoone prenten. Die stralende pracht verblindde voor een tijd het volk van Yedo. Pas langzaam drong het tot het bewustzijn der Japanners door, hoe fel in deze kunst de heilige tradities werden geattaqueerd en hoe striemend de, in het dagelijksch leven wel geminachte, maar als kunstenaars op het tooneel zeer geliefde tooneelspelers, werden gehoond. En die pijl trof niet alleen die komedianten, maar ook het hart van het volk zèlf. Voor het juist begrip van het omslaan der bewondering voor To̅shu̅sai's kirara-kunst in bloedhaat tegen den uitbeelder van het menschelijk | |
[pagina 236]
| |
karakter, is het dienstig bij vierentwintig portretten, die Kurth op één na alle kon reproduceeren, de aandacht te bepalen. Zij geven de borstbeelden van de acteurs, die het populaire drama Chu̅shingura ‘Schatkamer van getrouwe dienaars’ vertolkten, waarin Takeda Izumo (1688-1740) een historische werkelijkheid had omgeschapen in een liefdesdrama. In den onstuimigen sneeuwstormnacht van den 15 Dec. 1702 veroverden de zevenenveertig Ro̅nins - ridders, die hun leenheer hadden verloren - den burcht van den minister Kira, op wien zij den dood van hun Daimyo̅ wilden wreken. Toen zij hun bloedvijand eindelijk verborgen vonden door bijlichting van een lantaarn in een.... kolenschuur, stelden zij hem hoffelijk voor, zich te dooden door het harakiri, waar deze evenwel geenszins toe genegen bleek. De aanvoerder stond hem daarom welwillend bij en sloeg hem het hoofd af, waarmee de Ro̅nins naar het kerkhof van den tempel van Sengakuji bij Yedo togen, wijl aldaar hun meester lag begraven. Zelf daarna veroordeeld tot het Seppuku, onttrok zich geen hunner aan dien ridderdood. Naast hun gewroken heer kregen zij hun graf. Die plek is tot heden den Japanners gewijde grond en hun bloedige eeredaad werd door dichters en schilders veelmaals gehuldigd. Hoewel nu Izumo deze geschiedenis dichterlijk interpreteerde door beleedigde vrouweneer tot aanleiding der bloedwraak te maken en de handeling in vroeger tijd deed plaats vinden, zag ieder in het doorzichtig schema het bedoelde historische feit. Het drama raakte tot grooten roem en werd in Sharaku's dagen bij voorkeur ten tooneele gebracht. Vooral de afstammelingen der verheerlijkte helden voelden zich verguld met deze huldiging der Zevenenveertig. Van vereering der nationale heroën bij To̅shu̅sai Sharaku geen spoor! Toch werden zijn Ro̅nindramaprenten veel gekocht. Ju̅zaburo̅Ga naar voetnoot*) deed zàken en de schilder werd de man van den dag. Maar die kroon zou niet bloeien! Met uitzondering toch van So̅ju̅ro̅, dien hij verschoonde uit piëteit voor den door dezen acteur uitgebeelden persoon van den nobelen vorst Yenya, en Yaozo̅, welken tooneelspeler hij wel gezind was om diens beminlijk karakter, heeft To̅shu̅sai Yedo's vermaarde theaterkunstenaars als ‘tuig’ in zijn grimmig-kritische doorgronding van hun psyche gezien èn door zijn monumentale Lijnkunst verbeeld. ‘So sind die getreuen und standhaften Ro̅nin zu orgiastischen Amokläufern geworden....’ Voor dezen physiognomist, die op de gelaten der rolcreëerende acteurs weerspiegeld zag hun èigen giftige driften en slangekronkelige passies, was het tooneelspel niet meer dan.... komedie. Die heldenvertoonende komedianten een bende armzalige schooiers | |
[pagina LI]
| |
to̅shu̅sai sharaku: sanokawa ichimatsu als geisha.
to̅shu̅sai sharaku: kosagawa tsuneyo als tonase
kabukido̅ yenkyo̅ (= sharaku): nakayama tomisaburo̅ in vrouwenrol.
to̅shu̅sai sharaku: tomisaburo̅ in vrouwenrol.
| |
[pagina LII]
| |
kabukido̅ yenkyo̅ (= sharaku): ichikawa yaozo̅ als samurai.
| |
[pagina 237]
| |
met huilende dierlijke instincten en heete misdadigersneigingen! En de Ro̅nins, de gevierde Ridders der ongekreukte kloekmoedigheid en schrandere voorzichtigheid? Hij erkende niet de heroïek hunner zelfverloochening en trouw. Zijn groote waarheidskijk op het menschenhart, dat voor zijn Oog een samenknoopsel was van booze gedachten en gistte in kwaadsappigheid, maakte hem ongeschikt, om met den grooten hoop in zijn chauvinistische zelfgenoegzaamheid mede te doen: voor charmante bewondering van sterfelijke menschen en kniebuigende bewondering was Sharaku niet in de wieg gelegd! Met zijn universeelen Blik op het menschelijk bedrijf stond hij diametraal tegenover het conventioneele nationalisme van het volk der Sho̅guns, dat contra Sharaku den schijn verkoos bòven het wezen. De schitterende kirara-virtuoos werd gevierd, maar zoodra het Libellenvolk in huiverschrik terugdeinsde voor den tandenontblootenden grijns van To̅shu̅sai's pessimisme, was hij den Yedoërs een landsvijand geworden, die mòest verdelgd. Hij gaf, ja, portretten van tooneelspelers, die met name te noemen zijn, wijl iedere prent gemerkt werd met het wapen van ieder hunner, als een ornament prijkend op den mantel. Arashi Ryu̅zo̅, Bando̅ Hikosaburo̅, Ichikawa Danju̅ro̅ V, Matsumoto Yonesaburo̅, Segawa Tomisaburo̅..... Maar meer, oneindig meer dan dat, zijn het de portretten van den hebzucht, zinnelijkheid, ijdelheid en dwaasheid, laster en ontrouw, van den tijgerachtigen roofdieraard en het gierkarakter dezer schouwburgkunstenaars. ‘So macht Kiji, seinem Teufelsnamen getreu, seinen Ro̅nin zum leibhaftigen Satan.... durch die Maske tragischen Entsetzens hindurch blickt ein ordinärer Kerl mit niedrigen und widrigen Instinkten’. ‘Die Figur des Yoichibei macht Ryu̅zo̅ zu einem erstklassigen Strolchideale, dem man nicht gern auf einsamen Gassen begegnet.... Die klassisch charakterisierte Schuft- und Intrigantenrolle des Ministers Ko̅ no Moronao, wie sie Danju̅ro̅ V gibt, zeigt zugleich die Habgier und die Lüsternheit des Darstellers..... Nakayama Tomisaburo̅ kann in seiner Damenrolle nicht unterdrücken, dass er selbst ein pfiffiger, ganz verschmitzter Halunke ist...’ Ondanks het geweldige realisme dezer psychologische portretkunst, die de meest krasse tegenstelling vormt met de elegante lijnverbeeldingen der nationale schildersschool en de in heilige rust verzonken Buddha's van de tempelschilderijen en beelden, was het succes dezer Ro̅nindramaprenten overweldigend. To̅shu̅sai en Ju̅zaburo̅ dankten dat aan de geheimzinnige schoonheid der kleuren. Beiden, uitgever en kunstenaar, schroomden, daardoor begoocheld, niet een jaar later, 1795, een nieuwe serie, die der Dubbele beeltenissen, in het licht te brengen. Dàt was het barsten van de bom, waarvan de schilder zelf de springstof had bereid en die niet Ju̅zaburo̅, maar hèm, Sharaku, trof. | |
[pagina 238]
| |
't Kwam onverwacht, in dat ongeluksjaar 1795, als bliksem bij helderen hemel. De kunstenaarswet van zijn gemoed had hij vervuld, hij kòn niet anders. Noodwendig mòesten op de Ro̅ninserie deze Dubbelkoppen volgen, maar even dwingend noodzakelijk moest daarna de Volkshaat tegen den volkshooner uitlaaien. ‘Sharaku verhöhnte nicht nur mehr die Komödianten, sondern ganze Volksklassen, Bonzen, Ärzte, Bediente, Kurtisanen, Hofdamen, was ihm die Stücke in den Wurf gaben. Er war keck genug, vergessen zu wollen, dass mancher jämmerlich Verhöhnte im Zuschauerraum sass!’ Ju̅zaburo̅ zag de bui opkomen.... en sloot verstandig zijn deur. Sharaku bleef buiten, alleen in het woedende weer.
Nog eenmaal waagde de Eenzame het, den ergernistoorn van het publiek te bezweren. Voor To̅shu̅sai Sharaku was geen lucht meer in Japan. Bij geen uitgever behoefde hij aan te kloppen. Onder den naam Kabukido̅ Yenkyo̅ gaf hij prenten uit zonder uitgevers- en verkoopsmerk! Zij zijn de schoonste, die hij schiep, de meest droeve Smartgelaten, die ooit Japan zag, die eenig kunstenaar ter wereld verbeeldde. De alleen met ‘Kabukido̅’ gesigneerde kop van Ishikawa Yaozo̅ als samurai is tot tranen toe ontroerend van tragiek: 't is, of uit deze in smart gebette oogen de verloren kunstenaar u aanstaart van uit de diepte zijner grondelooze wanhoop. Want daar is geen aangrijpender tragiek in de trekken van het Menschengelaat te verbeelden dan die van het verdeemoedigd Opstandige hart. De stilte rond dezen kop is verschrikkelijk: wijl de kreet van den Troostelooze zoo doordringend is. 't Heeft niet gebaat! Hij kon schuilen achter het Yenkyo̅masker, toch werd hij onmiddellijk herkend. Eén slechts kon in Japan zulke Gezichten scheppen.... Sharaku. Hij moest het zijn, hij wàs het! Hij.... de verdoemde.
In dat jaar is hij gestorven. Niemand weet waar, hòe! Waarom ook? Hij was eerloos.Ga naar voetnoot+ |
|