| |
| |
| |
Touraine in de Fransche geschiedenis,
door Ir J.H. Plantenga.
II.
HET is niet mogelijk zeven kasteelen werkelijk goed te zien in twee opeenvolgende dagen. Men verwart dan de geschiedenis, de indrukken vervagen en de belangstelling verslapt. Daarom zijn we dan ook eerst een paar dagen in Tours gebleven, hebben er in de naaste omgeving gewandeld, in St. Avertin geroeid en gezwommen en langs de heuvels heerlijk geluierd, tot vier dagen nà onze eerste tocht een tweede ons naar 't Westen bracht, langs Villandry, Azay-le-Rideau, Langeais en Luynes.
Tours zelve, een provincieplaats met een levendig straatverkeer - het is een centrum voor de toeristen van midden-Frankrijk - vertoont twee gemakkelijk te onderscheiden bloeiperioden, namelijk het begin der 16e en het einde der 18e eeuw, doch ook voor dien was de stad lang niet zonder beteekenis en een profusie van beroemde namen is aan haar geschiedenis verbonden. Uit de zeer vroege tijden van het Christendom zijn het St. Martin, de Heilige van Tours, en St. Grégoire; later, in het begin der 9e eeuw, is Alcuïnius, de geleerde raadsman van Karel den Grooten, er abt van het Martinusklooster. Dan, na de 15e eeuw, zijn het kunstenaars en geleerden, die luister aan den naam van Touraine's hoofdstad verleenen. Jehan Fouquet, de hofschilder van Karel VII, woont er een tijd; Michel Colombe heeft er zijn groote atelier naast dat van de broeders Juste; Ronsard en Rabelais verblijven er; Abraham Bosse, Plantijn, Descartes, Honoré de Balzac zijn er geboren.
Tours is lang een plaats geweest met een zuiver bewaard Middeleeuwsch karakter. Nauwe, bochtige straatjes verbonden de onregelmatige pleinen en marktplaatsen, totdat in de eeuw van het classicisme de stad hetzelfde lot onderging als Orléans en Nancy. De prefect der provincie Du Cluzel zette het mes er in, en een groot regelmatig stratenplan kwam tot een begin van uitvoering; een voorbeeld, dat door Haussmann onder het tweede keizerrijk in Parijs op zoo groote schaal zou worden nagevolgd. Critiek op het werk van Du Cluzel is natuurlijk niet uit gebleven. Wie een uitsluitend beminnaar is van romantische hoekjes zal het steeds blijven betreuren, dat zooveel verloren ging, wie voor groote lijnen voelt, zal genieten van dit stadsplan, dat, al bleef het gedeeltelijk ook onuitgevoerd, toch de Rue Nationale deed ontstaan, met eenerzijds het ruim opgevatte halfrond van de Place du Palais de Justice, en anderzijds
| |
| |
de Place Choiseuil met de vier afsluitende hoekpavilloens, de Loirebrug, en aan weerszijden van de ingang der hoofdstraat de Bibliotheek en de Académie-des-Beaux-Arts.
Wat de gebouwen betreft, aan de oudste tijden herinneren de Tour du Trésor en de Tour Charlemagne, beiden met de Basilique St. Martin - welke in de 20e eeuw geheel vernieuwd is - in het middeleeuwsche stadsgedeelte. De eigenlijke hoofdkerk van Tours, de kathedraal St. Gatien - in de 12e eeuw begonnen, in het tijdperk der late Gothiek voortgezet - wachtte eenige eeuwen op beëindiging. Eerst in de 16e eeuw werden de torens voltooid, die al zijn zij geheel afwijkend van het Gothische type, toch een prachtig geheel met de rest vormen.
Dit is de tijd - 't begin der 16e eeuw - van Touraine's grootsten bloei. Lodewijk XI en z'n opvolgers hadden de stad zeer begunstigd, handel en huisindustrie kwamen tot grooten bloei; zoo was er een oeconomisch gunstige bodem geschapen voor het stekje Italiaansche Renaissance, dat naar hier werd overgeplant; spoedig tierde het welig. Met groot assimilatievermogen hebben de inheemsche kunstenaars van Touraine de nieuwe kunst aanvaard en ateliers ontstonden, waarin Italianen, door de Fransche vorsten van hun veroveringstochten meegebracht, werken naast, en de leermeesters waren van, de Fransche artisans.
Een eerste bewijs van dien nieuwen Italiaanschen invloed zien we in den gevel van het Hotel Gouin, dat voor Tours is, wat het beroemde Hotel Pincé is voor Angers. Nog onsymmetrisch, middeleeuwsch van plattegrond en opbouw, de vensters met Gothische profielen en wimbergen, heeft men het nieuwe uitsluitend weten toe te passen als decoratieve versiering. Aan enkele gepanelleerde pilasters, aan een paar kapiteelen en aan wat arabesk steensnijwerk wordt het nieuwe gedemonstreerd.
Ook de kloostergang van St. Martin werd in Renaissancestijl herbouwd en op de markt verrees het pompje van de gebroeders François, neven van Michel Colombe, die, in samenwerking met Italianen, de graftombe in de St. Gatien maakte voor de vroeggestorven kindertjes van Karel VIII en Anne de Bretagne.
Wanneer eindelijk, ten tijde van Lodewijk XIII, het bisschopshuis gebouwd wordt, heeft men de oude traditie losgelaten en de Italiaansche bedoelingen vrijwel zonder voorbehoud aanvaard. Dit bisschopshuis ligt, met de 18e eeuwsche uitbreiding daarnaast (thans tot een geheel verbouwd als gemeentemuseum) evenwijdig aan de langsas der kathedraal in een rustig parkje.
Het is daar heerlijk zitten; vreemdelingen komen er bijna niet. Het beste middel om te ontkomen aan het toch altijd min of meer onvermijdelijke gevoel van gejaagdheid, wanneer men reist van de eene plaats naar de andere, is wel, in een stadje, waar men wat langer vertoeft,
| |
| |
één plekje te hebben, dat men geregeld weer opzoekt. Dat vonden we in het Le-Nôtre parkje van Tours. Daar hebben we 's middags altijd zitten lezen, we keerden er dagelijks terug en maakten er onze aanteekeningen en verdere reisplannen. Zoo is die tuin met de beschaduwde lanen, de prachtig onderhouden gazons en de bloeiende bloemenranden, met in de verte het blanke huis voor ons een herinnering van rustig-opgewekte uren geworden.
't Was weer een heerlijke zonnige dag, toen we voor de tweede maal Tours verlieten, om den tocht te maken in de richting Azay-le-Rideau en Villandry. Gedurende de rit door dit westelijk gedeelte van Touraine - al even rijk aan natuurschoon als de oostelijke helft - langs de heuvels, over de rivieren, door de bosschen, hadden we maar één gedachte: c'est ‘le Paradou.’ En ik heb toen m'n oordeel over ‘La faute de l'abbé Mouret’ herzien. Wat erg sprookjesachtig was mij die tuin met dien langen muur voorgekomen, dat verlaten huis, waarin Serge en Albine een onderkomen vinden, en die bloemen- en plantenpracht. Maar het is geen onwaar of verfraaid gegeven, tientallen van tuinen hebben we gezien zooals Zola ze beschrijft. Kilometers lange muren, oud, half verbrokkeld metselwerk, en een haast overmatige weelde van boomen, kruiden en bloemen.
In de zonnige, van waterdamp bezwangerde atmosfeer, groeit en bloeit alles dooréén, dikke trossen gloedroode bloemen werken zich door de spleten der muren en vullen de lucht met zwoele geuren, duizenden insecten zoemen er en hagedisjes koesteren zich op bemoste, zonnige plekken. Geen overdreven romantiek, geen sprookje is le Paradou, maar een stuk waarachtige natuur, zooals het te vinden is in Touraine met heel z'n overweldigende vruchtbaarheid.
Azay-le-Rideau - omstreeks 1520 gebouwd - is een van die kleinere Fransche buitenverblijven, waaraan men later terugdenkt als aan een fijn ivoorsnijwerkje. Blank lag het in de zon, de gevels en dakkapellen met fragiel steensnijwerk versierd; rondom de diepe schaduwen der eeuwenoude boomen. Zoowel van het kasteeltje, als van het park ging iets liefelijks en vriendelijks uit. Het is niet grootsch, niet uitgesproken van karakter, maar... het charmeert. De stoerheid der militaire architectuur heeft het lang niet meer, de rustige monumentale lijn der latere bouwwerken uit de Lodewijken-periode bezit het nog niet. Het heeft aan zich het irrationeele, dat iedere overgangsperiode kenmerkt, op de hoeken de vorm der oude verdedigingstorens (ook Chambord heeft die nog) terwijl zoo'n kasteeltje voor verdediging natuurlijk absoluut onbruikbaar was. Diezelfde torens hebben als kantwerk zoo fijn,
| |
| |
gesneden dakvensters, een eerlijke erkenning feitelijk, dat het met dat verdedigingsgebaar zoo ernstig niet gemeend was. Niet lang daarna werd dan ook dit motief losgelaten; toen men 25 jaar later Villandry bouwde, werd het een lustverblijf zonder meer; met z'n open binnenplaats, waaromheen de schaduwgevende arkaden, heeft het voor goed de oude feodale herinneringen laten varen.
In den namiddag zijn we naar Langeais gereden, en daar hebben we weer van die heerlijke uren doorgebracht als in Chartres en in Chenonceaux. Oogenblikken van emotie, doordat de geschiedenis er zich zoo levendig openbaart, oogenblikken van devotie door de pracht der Middeleeuwsche kunst. Zware, donker geworden moer- en kinderbalken vormen de plafonds, de vloeren zijn op alle verdiepingen met glazuurtegels belegd in prachtige, sobere patronen. Maar wat wel in hoofdzaak de stemming aan de zalen geeft, dat zijn de buitengewoon mooie gobelins. Prachtige weefwerken uit Vlaanderen en Noord-Frankrijk bedekken de muren zaal aan zaal. Verreweg de mooisten zijn van vóór den tijd der zwaar allegorische en historische Renaissance-tafreelen. In groote vlakken, waarbij de teekening sterk op den achtergrond treedt (bladornament is het, half naturalistisch, half gestyleerd met enkele vogels en vruchten), van onbeschrijfelijk gevoelige kleuren, diep blauw met groengrijze tinten, geven ze wijding aan de ruimten en maken het bezoek tot een hooggestemd kunstgenot. Van zulke interieurs vermogen reproducties in de verste verte geen indruk te geven. Het uitwendige laat zich fotografisch beter vastleggen. Midden in het dorp, aan den weg, die van Angers over Saumur naar Tours loopt, werkt zich het kasteel uit het huisjesgekrioel omhoog. Een zware, massieve ophaalbrug geeft toegang tot de slotpoort, en daar doorheen komt men in de prachtig aangelegde tuinen, waarin zich eenzaam een ruïne verheft; één van de vele donjons, die Fulco, de zwarte hertog van Anjou in deze landstreken bouwde. Ook het kasteel zelve, al bergt het zulke prachtige schatten, is zuiver militaire architectuur. In 1464 werd het gebouwd op last van den vroeger genoemden wreeden en vreesachtigen koning Lodewijk XI. Door z'n massale hoektorens, z'n geweldige muren, z'n ommegang onder het kapoverstek, waaruit men schieten kon, of kokende olie en steenen neersmijten op de vijanden, die de
muren met stormladders waagden te beklimmen, vormt het een scherp contrast met het fijne Azay-le-Rideau. Hier was het nog ernst. Lodewijk XI en zijn leenmannen, daar was nog een soliede vesting bij noodig. Sociaal zoowel als aesthetisch gaan alle overgangen zoo langzaam. Tien- en honderdtallen van jaren zijn voor een algeheele verandering noodig, en zoo min als op het feodalisme in-eens de tijd volgde van nationaal koningschap en burgelijke financieele en commercieele verhoudingen, zoomin werd het oude vestingkasteel plotseling door het lustverblijf vervangen. Bouwde
| |
| |
west-ingang van de kathedraal st. gatiën.
tours. hotel gouin. stijl françois i, begin 16e eeuw.
tours. oude aartsbisschopshuis. stijl lod. xiii, met toren van de kathedraal.
| |
| |
het kasteel villandry.
het kasteel azay le rideau.
het dorpje langeais met kasteeltoren.
het kasteel langeais.
| |
| |
het dorpje en het kasteel luynes.
het kasteel luynes.
romeinsch aquaduct.
| |
| |
| |
| |
Lodewijk XI Langeais om z'n leenmannen in toom te houden, Richelieu wierp nog, bijkans twee eeuwen later, de weerspannige de Bassompierre in de Bastille. Toen nòg, onder Lodewijk XIII, was de macht van den ouden leenadel niet geknakt en werd het absolute koningschap bedreigd door het streven der vroegere leenmangeslachten naar hun verloren zelfstandigheid.
In Langeais huwde Anne van Bretagne. We hebben de sporen van haar leven voortdurend en overal in Touraine weergevonden en zoo heeft de herinnering aan haar zich dieper in ons geheugen gegrift dan van menig ander. In Langeais verbond ze haar leven aan dat van Karel VIII, nà een tijd van ongeloofelijk geïntrigeer, die begon, toen zij, als kind van zeven jaar, met haar prachtig erfland Bretagne de hebzucht opwekte van de grootsten onder de grooten in Europa. Hendrik IV, koning van Engeland, wilde haar voor zijn zoon; de Duc de Rohan dong naar haar hand, terwijl Maximiliaan, keizer van Duitschland van zijn kant pogingen deed, en tenslotte een voorloopig huwelijkscontract wist door te zetten. Zijn dochter moest dan huwen met Karel VIII, met wien ze op haar derde jaar verloofd werd. Karel zag echter bij tijds het politieke gevaar in, dat schuilde in een huwelijk, waardoor een groot leen als Bretagne in 't bezit van den Roomschen koning zou komen. Zoo verbrak hij dan zijn verloving met de Habsburgsche prinses, deed het contract tusschen Anna en Maximiliaan ongeldig verklaren, en vroeg haar zelve ten huwelijk; zij weifelde lang, doch stemde ten laatste toe. Als zoovele regeerende vorsten zal zij gezwicht moeten zijn voor wat voor haar land het beste was; koningin van Frankrijk zijn was zeker voor haar land en haar onderdanen veiliger dan vorstin van Engeland of Duitschland, en zoo trad zij dan 16 December 1491 in het huwelijk met Karel VIII. Deze plechtigheid vond plaats in de groote zaal van het kasteel van Langeais.
In het vorige stuk bespraken we den dood van Karel VIII in 1498. Hun twee kindertjes waren hen reeds voorgegaan in den dood, zij rusten onder de prachttombe in de kathedraal van Tours. Een tweede herinnering aan Anne de Bretagne in Tours vonden we in de Bibliotheek, één van haar met prachtige miniaturen versierd ‘Livre d'heures’. Ten slotte zagen we later nog in St. Denis het groote praalgraf van haar en haar tweeden gemaal Lodewijk XII. Al is haar de glorie ten deel gevallen, tweemaal koningin van Frankrijk te zijn geweest en al heeft zij haar leven weten te vullen door haar liefde voor de kunst, persoonlijk leed is haar niet bespaard gebleven, en dat leest men op het smartelijk gelaat, zooals het gehouwen is door Jean Juste voor de Tombe van St. Denis.
De tocht langs de Loireoevers terug, in het late middaglicht, was een droom
| |
| |
gelijk. Zilver schitterde de breede, door geen scheepvaart verontruste stroom tusschen de groene oevers. Telkens en telkens weer de verrassing der eilandjes, met haar boomen en bloemen. Langs de wegen de rotswoningen, de heel oude buitenhuizen, de begroeide muren en de dorpjes - waaronder Cinq-Mars - met hun marktplaatsen, waarop onder ruime overdekkingen de vrouwtjes vlas zaten te kloppen. Luynes, met het oude verlaten kasteel hebben we nog even bezocht en de in de zon blakende trap gefotografeerd met de twee schuwe kleine dreumissen, die niet naar voren durfden komen en er toch zoo graag op wilden staan.
Ten slotte wachtte ons nog één historische bijzonderheid. Midden in de weilanden tusschen Luynes en Tours verheft zich het fragment van een Romeinsch aquaduct. Niet alleen op de hoogte van Amboise had Caesar zijn legerplaats, ook op de heuvels om Luynes huisden en werkten de legioenen.
Bij de zeven kasteelen in dit en het vorige artikel genoemd, hebben we het gelaten. Niet dat er niet nog meer zijn, ook Ussé is prachtig en Chinon is om z'n historische bijzonderheden belangrijk. Maar binnen een bepaald aantal dagen is een bepaalde ‘beschränkung’ noodzakelijk.
In den avond bracht ons de Bordeaux - Paris-expresse naar Blois. Een geweldig onweer barstte los toen we in den trein zaten. Grillig verlicht werd het landschap, donker het Loirewater, vreemd groen de weilanden. Langs de rivier rijdend zagen we aan den overkant schitterend, blank onwezenlijk als een vizioen, het kasteel van Amboise tegen de loodgrijze lucht. Dat was de laatste groet uit het land, dat de Vigny ‘de tuin van Frankrijk’ heeft genoemd.
|
|