| |
| |
| |
Jaap Gidding,
door Ro van Oven.
JAAP Gidding, de Rotterdamsche decorateur en glasschilder is niet de man, die als baanbreker voorgaat naar een vernieuwde toekomst; zonder aarzeling rangschikt hij zich onder degenen, die ernaar streven een reeds verdwijnende traditie te vervolgen. Hij immers, geboren aestheticus, kan niet anders dan zijn eigen voltooiing en vervollediging zoeken in het l'art pour l'art principe, dat te München jaren achtereen leiding gaf aan de Duitsche kunstnijverheid. Hij, individualist in ieder zijner uitingsvormen, acht het aesthetisch begrip het hoogste, begint daarom zijn aandacht te geven aan de schoonheidsverwezelijking: de practijk, waar ethische en sociale belangen bij een hieraan antipodische opvatting hun rol spelen, komt bij Gidding pas in de tweede plaats. Hij behoort dus in geenen deele tot hen, die de Engelsche herleving der kunstnijverheid als leermeesteres aanvaardden, de Engelsche opvatting volgden, welke de kunstnijverheid beschouwde als een ethische, een sociale aangelegenheid en dus in de eerste plaats werkt voor de maatschappij, de schoonheid dienstbaar maakt aan de practijk.
Want hoever zijn we nog verwijderd van die ideale wereldorde, waar schoonheid en practijk vanzelfsprekend twee volkomen evenwichtige waarden vertegenwoordigen, elkaar aanvullend, elkaar opvoerend tot één harmonisch verbond. Gidding zelf is een der eersten, die zal erkennen zich om die komende harmonie nog volstrekt niet te bekommeren. Hij is juist in ieder opzicht van deze maatschappij de reflex. Gidding heeft de adoratie van den schilder voor de heerlijkheid der gloeiende en teedere verven, soms nauwelijks getemperd door de gematigde eigenschappen van den decorateur. Immers deze is eerst teekenaar en vindt nog steeds van de Velde's uitspraak: ‘Die Linie ist eine Kraft’ een der meest fundamenteele waarheden. Jaap Gidding, wien het fatum niet naar het vrije schildersbedrijf, maar naar het in laatste instantie practische kunstambacht dreef, toont in het etsen van eternietplaten, hoe ook hij ten slotte deze waarheid aanvaardt. Het blijft echter een verstandelijke aanvaarding, zijn eigen innerlijk gevoel verzet zich nog vaak, zooals bij verschillende glas-in-lood ramen, bij enkele decoratieve paneelen blijkt, waar de lijn zwakker van allure is dan de kleur, door hem met forschheid gehanteerd. Deze kunstenaar ontkomt niet steeds aan Duitschen invloed, welke zijn kleur soms te fel, zijn teekening soms wat te gewild maakt. Zijn eigen wezen is echter, door de neiging van iederen Hollander tot gematigdheid, van een evenwichtige verfijning, welke behoedt voor al te groote uitbundigheid.
| |
| |
Gidding houdt zich bezig met vele onderdeelen der nijverheidskunst. Hij werkt in glas-in-lood, in eterniet, ontwerpt tapijten, meubelbekleedingen, behangsels en siert als decoratieschilder menig interieur. Van deze veelzijdigheid toont het restaurant ‘La Réserve’ te Amsterdam in de inrichting, bijna geheel door Gidding verzorgd, samenhangende voorbeelden. En hier laat de kunstenaar zien, hoe hij nimmer de bestemming van de ruimte uit het oog verliest. Het restaurant, de groote eetzaal, de feestzaal, een kleiner zaaltje voor intieme feestjes hebben alle haar eigen open en besloten karakter, ieder naar zijn eigen aard. Het ruime restaurant werd rondom beschilderd met een fries, dat door het fijne molgrijze fond, met zwartgouden motief (hoorn van overvloed) gesierd, verlevendigd door een enkelen oranje-toets van verspreide vogels en bloembladeren, een stille, ‘cosy’ stemming evoceert. Schemerlampen staan rondom en verzorgen het mondaine restaurant-interieur, gestoffeerd met de streepstoffen en het zeebodemmotief van Van der Sluys, met een gedempte fluisterstemming.
Uitbundiger werd de feestzaal, al bleef de alles-beheerschende innerlijke rust ook hier in het breed-gedecoreerd fries bewaard. Over de aarde, waar een felgroene hagedis en een parmantige haan van blakend oranje gelijk het schijnsel van een feestelijke lampion symbolen der wereld zijn, welft zich de hemel, waar het oranje zich herhaalt in een vogel, stijgend naar de sterren. Gouden regen laat zijn trossen neertintelen, een breede amethysten baan voert van de aarde omhoog. En, hoewel naderend het naturalisme, is deze compositie van bijzondere decoratieve werking. De vlakken werden gevuld zonder overlading, de motieven herhaald zonder eentonig te worden. Het is Gidding's kracht, dat zijn friezen nooit de eenvormigheid der schablone vertoonen. Toen ik zijn atelier te Rotterdam bezocht, werd daar gewerkt aan een fries, bestemd voor het Restaurant National te Arnhem, een pauwenmotief, felgroen, afgewisseld met oranje vruchten, dat door dezelfde kwaliteiten zich onderscheidt. Hetzelfde pauwenmotief keert weer in het kleine feestzaaltje van ‘La Réserve’, maar hier gematigd door zwart en goud, gelijk behoort bij een zoo huiselijk intérieur. Overal ook werden de ramen gesierd met ornamentaal glas-in-lood, waarin, bij de strakkere hanteering van het materiaal, alle kleurenvreugde zich weder manifesteert.
Het is nog pas drie jaar geleden, dat Gidding zich op de glasschilderkunst ging toeleggen. Wel had hij reeds als jongen van veertien, vijftien jaar op het atelier van Kerling in den Haag gewerkt, zoodat hij de techniek reeds vroeg veroverde. Toch was tot Kerling het ware inzicht in zijn eigen kunst nog niet doorgedrongen: hij zocht, na een jaar bij Schouten te Delft te hebben gewerkt, zijn kracht in nabootsing der historische stijlen, geheel volgens de werkwijze der Renaissancisten, zooals deze zich in de kerk te Gouda in de glazen van de gebroeders Crabeth vertoont.
| |
| |
Gidding daarentegen hanteert het materiaal als alle moderne glasschilders, gelijk de werkers uit het Romaansch-Gotische tijdvak, past dus zoo sober mogelijk andere dan grisaille verven toe, vermijdt liefst de emailleverf (niet alzoo bij symbolische voorstellingen van Scheepvaart en Handel, indertijd bij Van der Sluys geëxposeerd) en gebruikt zijn looden contours als de natuurlijke, door de teekening geëischte omlijning. Zelfs verwezenlijkt hij zijn ontwerpen in enkel glasmozaïek, wat dezen kunstenaar van gecompliceerder, min eenvoudige natuur brengt tot het weinig sobere opalescentglas, een Amerikaansche uitvinding, waarover ik straks nader zal handelen.
De teekening echter kunnen we alleen waardeeren, indien we haar strikt houden binnen de grenzen van deze kapitalistische periode, wat niet beteekent, dat ze op zichzelf niet schoon is, doch als reflex van een vergaan tijdperk ook het merk van decadentie vertoont en derhalve in zichzelf tot steriliteit is veroordeeld. De toegepaste techniek staat dus op een hooger peil dan b.v. de kunst der Renaissance, het ontwerp echter vertoont alle tekortkomingen, waardoor ook die kunst wordt gekenmerkt, vooral in haar uitloopers, waarvan Gidding zelfs nog één der laatste vertegenwoordigers kan worden genoemd.
Gidding werd geheel opgevoed in de meer uiterlijke en zinnelijke schoonheid der Renaissance en het vergeestelijkte der Gothiek bleef hem nog verborgen. Deze invloed is het, die nu nog in zijn ramen te voorschijn komt, nadat hij zich had aangesloten bij de hernieuwing door Lauweriks en Der Kinderen geïnaugureerd. Een vierjarig verblijf te München bracht hem bovendien de inzichten der moderne Duitsche kunstenaars bij, van wie hij vooral den glasschilder Becker, die te Tempelburg woont, vereerde en...... onbewust navolgde.
Gidding bewaarde echter, bij al zijn aesthetica, bij al zijn opzien tot dezen leermeester genoeg van de soberheid van den Hollander, om niet al te zeer te verdolen in louter aesthetiek. En ook het voorbeeld van Thorn Prikker, wiens Katholieke overtuiging hem het dichtst den geest der middeleeuwen deed benaderen, heeft Gidding gewezen op de sobere, machtige schoonheid der Romaansch-Gotische kunst. Het eerste werk, in glas-in-lood, door hem voltooid, werd dan ook geïnspireerd door een antiek Fransch beeld, Christus, den Man der Smarten volledig verbeeldend. De invloed van Thorn Prikker is hier onmiskenbaar: dezelfde zware contours omlijnen amethyst-paars, diep-blauw, smaragd-groen en wit antiek glas, waarin slechts het gelaat en de hoofdbedekking met grisailleverven werden neergezet. Juist in die hoofdbedekking, weliswaar een klein detail in het geheel, maar daarom niet minder klaarblijkelijk, vinden we Gidding zelf terug, in de grillige teekening, welke later tot weelderige fantasiëen zal uitgroeien.
| |
| |
Na korten tijd echter waagde Gidding zich aan zelfstandige proefnemingen, waarin hij zijn wereldscher en grilliger aanleg kon uitleven. Eenige jaren geleden had n.l. een zekere Conteni een kortstondig, doch opzienbarend succes met de toepassing van kunstig, maar weinig kunstzinnig opalescentglas, waarbij de tinten in elkaar vloeien met ragfijne kleurdraden als marmer geaderd. Conteni gebruikte dit glas o.a. voor de natuurgetrouwe nabootsing van irissen, waardoor het decoratieve element volkomen werd vernietigd. Gidding werd door dit realisme zoozeer bekoord, dat hij in 1917, toen zijn picturale aanleg zijn decoratieve neigingen overwon, een naaktfiguurtje van dit glas vormde, wel heel teeder en liefelijk, maar geheel de intrinsieke eigenschappen van het glas, de doorzichtigheid en de brooze hardheid verwaarloozend. Hij zag echter in, dat dit opalescentglas het prachtig-doorzichtige antiekglas nooit kon vervangen: wel vond hij een oplossing, door het als mozaïek toe te passen. Maar hierdoor gaat een der voornaamste eigenschappen van het glas verloren, de doorzichtigheid, welke juist zulke wondere effecten van licht en gloed en glans doet tintelen en sprankelen. We zijn bij den decoratieven kunstenaar weergekeerd, die de muren van een vertrek beschildert, ze met eternietplaten versiert, behangsels en tapijten ontwerpt. Zoo plaatste Gidding in een door hem ingerichte kamer boven een dressoir een ondoorschijnend raam als muurfragment: rood-op-wit geplaqueerd buigt zich een vrouwenfiguur, even soupel van lijn als het naturalistische meisjesfiguurtje, maar sterker gestileerd. Rood geplaqueerd glas is beter en sterker te vervaardigen dan enkel rood glas, daar koper, als kleurmiddel voor rood gebruikt, slechts in uiterst geringe hoeveelheid kan worden aangebracht; bij meerdere toevoeging wordt het aanstonds zwart. Daardoor konden alleen uiterst dunne roode glasplaten worden vervaardigd: deze nu worden gelegd boven wit glas, waardoor het plaqueglas ontstaat. Dit
heeft bovendien het voordeel, dat gemakkelijk door etsen van de roode bovenlaag het onderliggende witte glas te voorschijn komt, zoodat zonder emailleverven een bepaalde kleurwerking wordt verkregen.
Deze werkwijze werd ook door Gidding toegepast in dit ondoorschijnende raam. Grillig en fantastisch is vooral het decoratieve element: rondom de vrouwenfiguur ontbloeien onwezenlijke bloemvormen, vlammen, golvende lijnen, van zachte, in alle tinten vervagende kleur. Vooral in zijn glas-in-lood hervinden we Gidding's meest eigene qualiteiten: hoe hij de lijn als een onvermijdelijke noodzakelijkheid aanvaardt, hoe bij hem de kleur zijn eigenlijk element is.
Het opalescentglas blijft altijd Giddings genegenheid behouden; op een expositie bij v.d. Sluys in den Haag zag men het kakatoepaneel terug, als mozaïek boven een eterniet schoorsteenmantel gehanteerd, waar het opalescentglas een al te weidsche luxe bracht. Zelfs als ornament in buiten-
| |
| |
jaap gidding.
fries in restaurant national te arnhem.
jaap gidding.
tapijt in smirna weefsel.
| |
[pagina LXIII]
[p. LXIII] | |
gebrand glas (orchideën).
glas in lood raampje (visch).
jaap gidding.
tapijt in smirna-weefsel.
| |
| |
muren werd het door hem toegepast, o.a. bij een villa te Hillegersberg. Wel in tegenstelling dus met de moderne architectuur, welke een dusdanige versiering strijdig acht met de eerste beginselen der rationaliteit.
Toch streeft ook Gidding vaak naar eenvoud en deze bereikt hij het volkomenst in zijn eenvoudige decoratieve raampjes, zooals ze in het boven genoemde restaurant ‘La Réserve’ te Amsterdam, en in het gebouw der Deventer Glasmaatschappij aan de Parkstraat te 's-Gravenhage hunne toepassing vonden. In het laatste wisselen de decoratieve paneelen met figuurpaneelen, Kracht en Licht verbeeldend, gesymboliseerd door een Man met bliksem, door een naakte Vrouwenfiguur, de handen heffend naar de Zon. Hier heeft Gidding den eenvoud bereikt, geheel naar zijn aard: de vergeestelijking, welke hij, in een goedgecomponeerd ontwerp voor een Aanbidding, trachtte te bereiken, is hem vreemd en tot koele verstandelijkheid ontaard. Daarvoor is hij te veel van dèze wereld.
Ook aan soupeler materiaal wijdt Gidding zijn kunst. Zoo creëerde hij zijn handbedrukte velours, waarin hij een vaak bij hem weerkeerend motief, het hert, gaarne verwerkte. De gazelle vinden we ook in een ouder eternietpaneel, dat haast al te bedwongen, al te symmetrisch werd.
Misschien komt het door het materiaal, dat Gidding's aanleg bijzondere zelfbeheersching oplegt, ofschoon de kunstenaar het bijna boven iedere andere stof prefereert. De ruigte van asbest en cement, waarin het ontwerp wordt geëtst met bijtende zuren, dwingt van zelf tot verstrakking van compositie. En gemakkelijker dan elders vindt hij hier door lijnverhoudingen het evenwicht in de samenstelling, bijna steeds van een stellige rust. Eterniet heeft slechts één nadeel: het is een materiaal van inferieure kwaliteit en vooral in de oorlogsjaren werd 't zóó onzuiver gemaakt, dat in een minimum van tijd de vochtige uitslag alle ornament verdierf. Goud en zwart op grijs fond, altijd stil van tint, meestal met ornament, waarbij de leege ruimte het hoofdmoment vormt, zijn deze paneelen de consequente versiering van het huis, in beton gebouwd. Gidding aanvaardt nog niet de noodwendigheid van een onversierden gevel, waarbij ook het opalescentglas, zooals ik boven reeds meldde door hem een gewenschte en zeer passende factor wordt geacht.
Giddings eigenlijke aanleg, grillig, fantastisch, openbaart zich daarenboven op zijn best in de prachtige Smyrnatapijten, welke op verschillende kunstnijverheidtentoonstellingen, in de Rotonde te Haarlem en bij Van der Sluys in den Haag, met hun warme, gloeiende kleurenpracht vooral onze bewondering konden veroveren. Hier is iedere invloed van München verdwenen, opgelost in de zeer persoonlijke en zeer verfijnde visie van een Hollandsch sierkunstenaar, den eerlijken aanbidder van schoone stoffelijkheid: dan belijdt Gidding steeds in zijn werk overtuigend zijn levenskracht en levensvreugde.
|
|