Na de reis,
dialoog.
Door Karel Wasch.
ZOMERAVOND in een tuinhuis op het land. Theetafel met schemerlamp. Een canapé. Een fauteuil.
Zij, op de canapé, achter theetafel. Hij terzijde, in den fauteuil. De hoorbare stilte van een plek ver buiten.
Zij (jonge vrouw, eenvoudig, haar in het midden gescheiden. Japon van fijnen snit, zonder raffinement. Ziet zwijgend voor zich neer, niet ontstemd, maar toch evenmin zonder meer in gedachten verdiept).
Hij: (jonge man, gladgeschoren, scherpe neus, treffend-gesneden kin, oogen donker, soms vol tintelglanzen. Achterover in den fauteuil, glimlachlicht om den mond, namijmerend. Een vogel fluit. Hij luistert, wacht tot de stilte hen weer omstroomt). Wat ben je stil geworden. Haast betrokken.
Zij: (even opziend, zonder affectatie) Ik ben gewoon.
Hij: (luchtig) Gelukkig niet... Wat is er? Niet meer blij om mijn terugkomst? Gisteravond vloog je om mijn hals, je heele gezicht was één verrukking, je huilde zonder het zelf te weten. Het was haast tè... En nu doe je zoo stug.
Zij: (rustig, zonder zelfbeklag) Ik krijg soms het gevoel, of je niet terug bent. Of je verder van mij af leeft, dan toen je in Parijs was.
Hij: Maar dat is toch geen conclusie, omdat ik nu en dan wat in gedachten verdiept zit. Zoo'n stad laat je maar niet ineens los. En juist hier, in de rust, kan ik alle indrukken verwerken, die daar op me zijn aangestormd.
Zij: Dat begrijp ik wel. Maar waarom hield je vanmiddag plotseling met vertellen op?
Hij: Vanmiddag? Plotseling? Ik zal wat moe geweest zijn...... En hèb ik je dan niet heel wat gezegd? Vannacht zaten wij om halfvier nog te praten. Vanmorgen ben ik direct wéér begonnen. Je zou toch niet willen, dat ik mijn indrukken van dag tot dag als een film voor je afdraaide? O, ik kan het. En ik ben er toe in staat als je...... Gekheid natuurlijk...... Je weet niet, hoe ik geniet van de stilte hier.
Zij: Of in stilte zit terug te verlangen naar de Ville Lumière, de boulevards, de parken, de schouwburgen, héél de schittering van het mondaine leven.
Hij: O. Het heeft mij goed gedaan. Die erkenning geef ik je direct. Het was een onderdompeling voor me, een geestelijk bad.
Wij waren door den oorlog wat erg verprovinciaald. Ik heb weer eens een ander tempo van leven leeren kennen. Hier is alles zwaar, degelijk, berekend, ernstig. Hier ben ik een persoonlijkheid, iemand van gewicht. Dat drukt op den duur. En die druk verloor ik daar absoluut. Ik was een van de velen,