Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 31
(1921)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
Over den stijl van Dr. A. Kuyper,
| |
[pagina 23]
| |
De voorbeelden bieden zich in rijke verscheidenheid aan in de rijke verscheidenheid zijner werken. Het voorwoord tot zijn meditatiën voor jonggehuwden, getiteld: ‘Als gij in Uw huis zit’ vangt aan met het gestelde: ‘Het huisgezin is de wondere schepping Gods, waaruit geheel ons menschelijk saâmleven zich vanzelf ontplooid heeft.’ En dan volgt onmiddellijk: ‘Vergelijkt ge dan ook (curs. v. ons) den volkstoestand onder Israël met dien in Rome en Griekenland, dan springt niets u zoo fier in het oog, als de veel hooger plaats der eere, die het huisgezin in Israëls volksleven inneemt.’ Die woorden ‘dan ook’ verraden het essentieele stijl-element bij dezen schrijver. Een niet-Calvinist, zeggen wij bijvoorbeeld een scepticus-vrijdenker, zou kunnen twijfelen aan de schoonheid en heiligheid van het huisgezin en iemand van een bepaalde historische richting aan de beteekenis van het huisgezin als kiem der maatschappijlijke ontwikkeling. Maar Dr. Kuypers stijl laat hier den twijfel zoo weinig toe, dat hij onmiddellijk gaat concludeeren, en het object zijner verzekerdheid breedere illustratie geven. Een ander voorbeeld uit de ‘Rede bij de opening van het Sociaal Congres op 9 November 1891 gehouden’. Op blz. 14 vraagt de schrijver naar aanleiding van de sociale wantoestanden: ‘Is het nu denkbaar, M.H., dat de Christelijke Religie, toen ze de wereld inging, tegen zoo misdadigen stand van zaken geen positie zou hebben ingenomen? Gij weet toch, (curs. van ons) hoe, in nog erger mate dan thans, soortgelijke sociale toestanden, als nu het huidig Europa en Amerika in spanning houden, destijds den naderenden val propheteerden van het Romeinsche Keizerrijk, en hoe een echt Aziatisch despotisme, schier in alle wingewesten van het Romeinsche rijk, een stelsel van uitzuiging en uitmergeling deden heerschen, waartegen helden van het woord, als Cicero, vaak vruchteloos hun stem verhieven. Ook toen het evenwicht der standen verbroken’...... enz. In ‘gij weet toch,’ in ‘ook toen’ dezelfde stijl-eigenaardigheid. Het als vastgesteld bekend achten. - Onze citaten zijn willekeurig. Wilden wij dit stijl-element nader aan andere voorbeelden illustreeren, wij zouden meer ruimte eischen dan ons is toegemeten. Het is ook ons hier niet te doen om te bewijzen, maar alleen om te kenschetsen. Het axiomatische van Kuypers stijl past zeldzaam gaaf bij zijn systematisch-didaktisch karakter. Er is een bijna wiskundige klaarheid in de betoog-constructie en de constructie van Kuypers stijl is immer betoogend. Nimmer verlaat hij de intellectualistische bouw-orde, nimmer laat hij zich meedeinen op zijn vervoering, nimmer is hij lyrisch-exclamatief. Dr. Kuyper schrijft in zijn ‘Dagen van goede boodschap’ een verhandeling over het lied der Kerstengelen, die zingen: ‘Eere zij God in de hoogste hemelen, vrede op aarde en in de menschen een welbehagen.’ Het thema is, dat de engelen, in tegenstelling tot de menschen, aanvangen met God te eeren, dat datgene, waar wij op het Kerstfeest het laatste mee aankomen, | |
[pagina 24]
| |
bij hen is het eerst. Niet een verheerlijking der van God gezonden hoogere wezens, neen de engelen overwegen en betoogen: ‘Ze hadden zich afgevraagd hoe hun heilige, heerlijke, hoog gerechtigde God dan zulke goddeloozen zou kunnen rechtvaardigen.’ En zoo, wordt raisonneerend, verder betoogd. Nu heeft ook het axiomatische een bizonderen invloed op Kuypers betoogtrant. Hij kan door dat axiomatische een stellig, kort betoog geven. Kuypers stijl is gesaccadeerd, soms lapidair. Er heerscht bij Kuyper immer een spel van vraag en antwoord, hij vindt zijn kracht immer in sprekende tegenstellingen. Zijn uitweidingen zijn immer bevestigingen en klimaxen, nooit amendementen of voorbehouden, en treedt het voorbehoud een enkele maal op, dan wordt het aanstonds vernietigd. Op blz. 112 van ‘Ons Program,’ waar de schrijver over de Grondwet spreekt, vinden wij bv. de volgende passage: ‘Wel erkennen we dankbaar, dat de uitnemende eigenschappen van onzen eersten Koning veel van het hieruit (uit partij-tirannie) ontspruitend kwaad aanvankelijk temperden; maar evenmin mag toch verzwegen, dat ook bij dezen Koning, tegenover het onmiskenbaar vele goede, niet weinig bedenkelijks in het regeeringsbeleid overstond’;...... enz. Het axiomatische, het uitgaan van niet voor bestrijding vatbaar geachte zekerheden is bij Kuyper altijd het middel om het bestredene te vernietigen. De verwerping is in dezen stijl een gevolg van het als volstrekt rechtvaardig of volstrekt logisch aangenomene, gelijk o.m. uit het hierboven gegeven citaat kan blijken.
Naast verzekerdheid, stelligheid en een meer concreet-wiskunstige, architecturale dan metaphysische betoogtrant - er is geen praeciseering noodig, omdat van de praeciese overtuiging wordt uitgegaan - vinden wij als krachten van Kuypers stijl: activiteit, het archaisme, de populariteit, de klimax, het beeld, de beknoptheid die niet alleen met des schrijvers lapidaire stelligheid, maar meer nog met zijn activisme samenhangt. Kuypers ontroering komt in de klimax tot haar recht. Deze vlijmscherpe intellectualist is niet een on-ontroerde, maar hij heeft zijn ontroering immer in de hand. Nooit verliest hij zich in zijn stijl, nooit verlaat hij den bodem zijner werkelijkheid. De klimax sluit op zijn axioma. Hij bezigt, schijnt het, soms het axioma òm de klimax. Op blz. 110 van ‘Ons Program’ vindt ge de volgende passage: ‘We zijn geen voorstanders van een Grondwet, in absoluten zin. Bij natiën, die zeer laag staan, is ze ondenkbaar. Zelfs nu zou ze in Rusland nog een hors d'oeuvre zijn. En Turkije heeft, door in zijn stervensure nog een grondwet in te voeren zich tot een spot gemaakt voor gansch Europa.’ Dit zijn nu allemaal stellingen, die ge onvoorwaardelijk moet aan- | |
[pagina XI]
| |
h.j. haverman.
studie voor een portret van dr. a. kuyper. | |
[pagina XII]
| |
h.j. haverman.
studie voor een portret van dr. a. kuyper. | |
[pagina 25]
| |
vaarden. En in de zekerheid van Uw aanvaarding, vervolgt de schrijver: ‘Ja, sterker nog, dient erkend, dat er volken zijn, die wel een geoctroyeerd charter, maar geen grondwet dragen kunnen.’ Van dergelijke tournures wemelt het werk van Dr. Kuyper. Er ligt de volgende psychologie in. ‘De eerste stelling is onaantastbaar, en natuurlijk zijt ge het dan over de volgende met mij eens.’ Zoo bindt hij door zijn suggestieve verzekerdheid en dwingt U om met hem op te stijgen naar de volgende trap. Maar deze werking van klimaxen en, daarmee verbonden, van tegenstellingen is niet alleen onderbewuste stijl-bedoeling. Ze is een onmiddellijke werking van Kuypers natuur. Wanneer hij zijne aandoeningen of verontwaardigingen nauwlijks bedwingen kan, verschijnt niet, gelijk bij anderen, lyrische gëexalteerdheid, de schrijver bewaart zijn korte, saamgedrongen rhythmiek. Niet in het rhytme maar in beelden en klimaxen komt de stijging der geestdrift uit. Uit de ‘Meiboom in de kap’ citeeren wij het volgende fragment: ‘Maar juist van dit ouderrecht willen deze nieuw-modische cultuuurkweekers van verre niets weten. Hun wijst een heidensch wijsgeer als Plato het spoor. Voor rekening van den Staat en niet van den Vader komt, zoo ge hem als gids kiest, het kind te liggen. Aan de meesters, die zij zullen kiezen en aanstellen, hebt ook gij alzoo de opvoeding van uw kind toe te vertrouwen. In naam der vrijheid zoo ge wilt, doch naar eigen koopmansaard, zullen ze eerst de openbare school in 't goud zetten, voor die school u de tiende penning afvorderen, om dan, als uw geld op en uw beurs ledig is u spottend toe te roepen: Bouw voorts nu zelf uw eigen scholen, Gij zijt immers vrij.’ De jacht der gedachten toomt hier den stijl in, maar versterkt den inhoud der uiting. De inhoud van het gezegde wordt voortdurend heviger en voller, maar blijft samengeknepen in de vuist van den stijl. Hier doet de klimax alles, en projecteert onmiddellijk het denkleven. Eerst is het onderwijs-systeem der liberalen gericht naar een heidensch wijsgeer. Dàn komt niet de wijsgeer, maar de onpersoonlijke Staat, dàn niet meer de onpersoonlijke Staat, maar de dwingelandij van den vijand. En evenzoo de dalende klimax: schijn-vrijheid, koopmansaard, verzadiging van het vijandelijk instituut, berooving van het eigen, verguizing. Tegenstelling en climax geven aan dezen stijl zijn gespierde vitaliteit, maar hij is beeldend als geen andere. Hoe ver ligt deze beelding van het modern impressionisme. Het beeld is hier nooit waarnemingsbeeld of resultaat van verdiepte waarneming, gelijk bij het impressionisme der tachtigers. Het is altijd gedachte-beeld. Het beeld treedt hier op als vergelijkings object voor de primair-aanwezige gedachte. En dan wordt nauwkeurig de logische ontwikkeling van dat gedachtebeeld voltooid. De schrijver ziet zijn ideeën, hij ziet ze verstoffelijkt in zijn geest. Hij is | |
[pagina 26]
| |
zoo overtuigd van de daadwerkelijke kracht der begrippen, dat ze onmiddellijk worden gematerializeerd. En evenals des schrijvers geest is zijne beelding buitengewoon actief. Zijn voorstellingen bespringen u, ze komen dreigend op u af, ge verkeert in een door intellectueele phantasie geschapen nieuwe wereld, waarin ge door tastbare angsten en zekerheden zijt omringd. Wij citeeren nog eenmaal uit: ‘Als ge in uw huis zit.’ Over de verhouding tusschen het lichaam en de zonde schrijft Dr. Kuyper daar o.m. op blz. 164: ‘Als iemand gechloroformiseerd is, kan er, zoolang die verdooving duurt, niet ééne zonde door hem uitgericht. En als iemand van zichzelf ligt evenmin. Maar is het lichaam wakker en werkzaam, zoodat de zintuigen waarnemen, en de ziel door onze beweeg-zenuwen de beschikking over ons lichaam heeft, dan staat de poorte open, en rijdt de booze zonde uit’ (curs. van ons).Ga naar voetnoot*) De stijl-activiteit is hier bereikt zonder één enkel exotisme, door de eenvoudigste rangschikking van woorden. Maar let op: Er staat niet: Indien ge wakker zijt en uw lichaam is werkzaam en ge neemt waar.’ Neen: door de zinsconstructie wordt het lichaam, worden de zintuigen, actieve persoonlijkheden en zoo is ook de zonde geen vage abstractie, maar een concreet monster: ‘De booze zonde rijdt uit.’ - Iets verder spreekt de schrijver over den toorn en karakteriseert den toornige door de taal die over zijn lippen komt, het slangengesis dat uit zijn keel opgiechelt, en deze laatste uitdrukking heeft bij Kuyper niets belachelijks, of bedekt-ironisch. Waarom niet? Omdat ze één is met de algemeene actieve beelding van zijn stijl. Maar ook omdat tot Kuypers stijlmiddelen het archaïsme behoort. In tegenstelling tot het neologisme van het modern impressionisme zoekt Kuypers stijl uit het vlak-academische zijn weg naar het archaïsme. Nieuwe woordvorming uit de schat der historie. Dit archaïsme past wonderwel bij de kortheid van zijn stijl, bij zijn actief verbeelden, bij zijn kernwoorden, die, vaak geheel natuurlijk gevormd, door hunne plaats in een bepaald verband hun werking verrichten. Bij dezen innerlijk hevig-levende trekt zich de geestes-werkzaamheid samen in één enkel beeld. Een enkel moment, één enkel afdoend woord. Het archaïsme heeft een wereld van mogelijkheden. Het combineert stijl-bedoelingen. Het kan tegelijkertijd plechtig en ironisch zijn. En het geeft Dr. Kuyper het bindmiddel voor zijn rhythmiek. Een zoo korte, gedrongen mannelijke stijl zoekt naar zijn vrouwelijk complement, zonder zijn eigenheid te verloochenen. De archaïstische e uitgang, waar de modernen Kuyper zoo om hebben bëironizeerd, hulpe trooste is niet anders dan een natuurlijke verzachting van zijn rhythme die hij in zijn archaïsme verdedigen kon als aan een stijl-element dat de kracht van zijn woord niet aantastte. Maar ook blijkt wederom uit dezen | |
[pagina 27]
| |
vaak voorkomenden vorm van archaïsme zijn eigenaardige verzekerdheid. Hoe staat het archaïsme in dienst van zijne bedoelingen! Ge moet opmerken hoe Kuyper in zijn Tractaat over den Sabbath (blz. 7) van Zondagsruste spreekt wanneer hij de Zondagsheiliging van het Calvinisme bedoelt, maar van Zondagsrust, waar hij het begrip aanduidt als een algemeen sociaal programpunt. Wel verre van aanstellerij te zijn, brengt hier het archaïsme een nuance van begrips-bepaling. Van het archaïstische naar het populaire van Kuypers stijl is maar één stap. Het archaïsme vond hij gemakkelijk omdat hij dacht vóór en dóór de gemeenschap, waar die archaïsmen levend zijn. Ze leven in den kring, voor welken de oude statenbijbel dagelijksch brood is. Maar Kuyper vertoont in zijn proza overal herinneringen aan de gemeenzaamheid en het materializeerend taal-eigen, die in die kringen aanwezig zijn. Vaak herhaalt hij de voorzetsels als: Uit den diensthuize uitgeleid, in het lichaam ingedragen, - op verschillende plaatsen in Kuypers werk ontmoeten wij uitdrukkingen als: het hangt alles aan de vraag.’ Het grammaticaal niet immer zuiver, maar artistiek altijd onovertroffen beeld, dat de allerkleinste détails van Kuypers werk kleur en leven geeft, staat vlak naast de eigenaardige, kernachtige volksbeelding, het komt er uit voort, maar past zich aan aan schrijvers mentaliteit, en wordt door hem verheven tot een persoonlijke en zelfstandige waarde. Schitterend beeldt Kuyper waar hij één zelfde voorstelling nuanceert. Nooit is de structuur, nooit is de logica onzuiver. Op blz. 5 van zijn E Voto Dordraceno schrijft hij o.m.: Op het spiegelvlak van ons bewustzijn gaat zich telkens meer afspiegelen (het tweemaal ‘spiegelen’ geeft hier als archaistisch getinte formatie bizondere bekoring). Eerst heeft hij het gehad over iets dat zich op het zilvervlak van het bewustzijn neerschrijft. Nuancen op één zelfde grondbeeld. Wij eindigen onze beschouwingen bij een karaktertrek, die met de allereerst aangegeven karaktertrek nauw samenhangt. Kuyper is aprioristisch stellig, maar die stelligheid verstrakt zich vaak tot iets als een bevel. Lees den aanvang van het achtste hoofdstuk van ‘Ons Program.’ ‘We aanvaarden de Grondwet, maar om die te herzien. We aanvaarden ze, èn wijl deze grondwet ons beter dunkt dan haar voorgangster, èn wijl het geheel harer bepalingen voor ons geen beletsel aanbiedt om haar te bezweren.’ Ge gevoelt: dit is een politieke catechismus. Men late alle oppositie na. Met deze bevelende stelligheid hangen alle stijl-eigenaardigheden samen, die ten onrechte wijl ze persoonlijk zijn, werden gesmaad. Zoo het weglaten van werkwoordsvormen, dat hoofdzakelijk geschiedt om de kernachtigheid van het rhythme te versterken. Dit rhythme luistert zéér nauw, en is zeer rhythmisch. Een grammaticaal zuivere Kuyper, zonder de germanismen die Charivarius gispt, ware een Kuyper die den adem aan zijn eigen stijl ontnam. |
|