Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 30
(1920)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 233]
| |
cornelis kiliaan. naar een schilderij toegeschreven aan pieter van der borcht.
| |
Cornelis Kiliaan, door Maurits Sabbe.Voor eenige weken werd te Antwerpen de 400ste verjaring van Christoffel Plantijn's geboorte plechtig gevierd. Geleerden, kunstenaars, boekdrukkers en boekenvrienden uit het land en uit den vreemde hadden zich daar vereenigd om het leven en het werk te herdenken van den eenvoudigen, maar geniaal aangelegden drukkersgast, die zich in 1549 in de groote handelsstad kwam vestigen en daar niet alleen de grootste zestiendeeuwsche drukker en uitgever van Europa werd, maar tevens van zijn huis het middelpunt wist te maken van het wetenschappeijke leven, dat in het Antwerpen dier dagen zoo krachtig bloeide. Bij die feestgelegenheid werd echter niet vergeten, dat zoo Plantijn het hoofd en den stuwkracht was van de zoo beroemde drukkerij en uitgeverij, hij daar getrouwe en talentvolle medewerkers vond, die er met hun werk, hun geleerdheid en hun kunst toe bijdroegen om op zijn ondernemingen glans te werpen, en wier namen dus met den zijne in een en dezelfden krans van vereering mogen gevlochten worden. De nederigste, doch niet de minst ver- | |
[pagina 234]
| |
dienstelijke van al die helpers van den koninklijken aartsdrukker was Cornelis Kiliaan van Duffel, die na zijn studietijd aan de Leuvensche Hoogeschool, om zijn degelijke kennis der oude en der nieuwe talen door Plantijn werd aangeworven en gedurende een halve eeuw in de beroemde drukkerij de proeven las voor de boeken van anderen, - een arbeid waarbij veel oplettendheid, scherpzinnigheid en geduld maar al te zeer in de schaduw bleven. Plantijn werd geroemd om de nauwkeurigheid van zijn uitgaven, maar de eer daarvan komt toe aan zijn proeflezers, waaronder Kiliaan een der verkleefdste en der knapste was. De gemeente Duffel had in 1882 een standbeeld voor Kiliaan opgericht. Gedurende den oorlogsstorm, die in 1914 over het Brabantsche dorp woedde, werd dit gedenkteeken vernield. Het geweld dat daar niets ontzag, spaarde ook dat beeld niet. Maar niet zoodra begon Duffel uit haar puin te verrijzen, niet zoodra ging men er weer aan 't bouwen om in de eerste levensbehoeften te voorzien, of de drang deed zich gevoelen om ook weer een zichtbare en duurzame getuigenis van vereering voor Kiliaan op te richten. Op 29 Aug. ll. werd onder grooten toeloop van volk het nieuwe gedenkteeken onthuld, een borstbeeld door de Duffelschen beeldhouwer Constant Jacobs. Vlamingen uit alle hoeken des lands waren dien dag te Duffel, niet om in Kiliaan Plantijn's proeflezer te herdenken, maar wel den man, die niettegenstaande zijn lastige, tijdroovende dagtaak, nog middel vond om aan onze moedertaal een gedenkteeken op te richten waarvan wij de waarde niet hoog genoeg kunnen schatten. Kiliaan is de samensteller van het grootste en degelijkste Vlaamsche woordenboek, waarin wij het spiegelbeeld terug vinden van onze taal in de 16e eeuw. Zijn werk als taalkundige begon Kiliaan op last van Plantijn, die, alhoewel Franschman van geboorte, bij zijn aankomst te Antwerpen al dadelijk gevoeld had hoe noodig het was de taal van zijn aangenomen vaderland te kennen, en allengerhand zoo van die taal ging houden, dat hij verklaarde door de uitgave van een groot woordenboek ‘de rijkdommen te willen bekend maken van die taal, die men tot dan toe altijd voor arm had gehouden’.Ga naar voetnoot*) Kiliaan hielp Plantijn eerst bij het samenstellen van een viertalig Latijnsch, Grieksch, Vlaamsch en Fransch woordenboek, het Dictionarium tetraglotton, uitgegeven in 1562; daarna werkte hij ook mede aan Plantijn's groot woordenboek, de Schat der Nederduytscher Spraken, verschenen in 1573. Maar intusschen had Kiliaan voor eigen rekening en naar eigen opvatting gearbeid, en in 1574, een jaar na Plantijn's laatste woordenboek, gaf hij een Vlaamsch-Latijnsch Dictionarium uit, dat wij aan hem gansch alleen te danken hebben. In 1588 bezorgde hij daar een tweede gewijzigde en vermeerderde uitgaaf van en in 1599 gaf hij aan zijn werk, dat opnieuw verscheen onder den titel van Etymologicum teutonicae linguae sive dictionarium teutonico latinum, een nog grootere uitbreiding en een vasten vorm, dien het voortaan zou behouden. Dat Etymologicum is het Standaardboek, waardoor Kiliaan's naam voor alle tijden met roem blijft omstraald. In overeenkomst met den geest van de Wedergeboorte der Oudheid ging de voorliefde van Plantijn en zijn omgeving van geleerden nog altijd nagenoeg uitsluitend naar de classieke talen, het Latijn, en het Grieksch, - maar langzamenhand was in het bedrijvige, rijke Antwerpen, waar Nederlanders uit alle gewesten elkander verdrongen naast vreemdelingen uit de meest verschillende oorden der wereld, het besef gegroeid, dat de landstaal, de levende taal van het eigen volk, | |
[pagina 235]
| |
een beter middel tot ontwikkeling en beschaving kon zijn dan de doode talen, waarvan de kennis tot een soort van geestelijke aristocratie beperkt bleef en wier uitsluitend gebruik belette dat de vruchten van studie en navorsching tot de diepere lagen van het volk doordrongen. Dat begrepen toen Ortelius, Dodoens, Simon Stevin, Van Mauden en anderen meer, die geleerde werken schreven in de eigen Vlaamsche taal. En de man, wiens beeld te Duffel oprijst, is voor de Vlamingen als het zinnebeeld van die toen wakker wordende liefde voor de volkstaal. Hij verzamelde haar schatten en stelde ze in zijn woordenboek in ieders bereik, hij zocht ze te verbeteren en te verrijken, en er een volmaakt werktuig der gedachte van te maken. Uit soortgelijke werken van zijn voorgangers heeft hij niet veel kunnen putten, ook aan de boekentaal ontleende hij maar het strikt noodige, maar des te meer schepte hij uit de rijke, immer vloeiende bronnen van de levende volkstaal, zijn eigen sappigkleurige Brabandsch, dat toen het gezaghebbendste dialekt der Nederlanden was. Na het West-Vlaamsch, de taal van Jacob van Maerlant, die in de eerste ontwikkeling van het algemeen Nederlandsch overheerschend was, werd het Brabandsch toonaangevend, evenals Antwerpen na Brugge het kloppende hart dezer gouwen was geworden. Het Brabandsch uit de glorieuze dagen van Antwerpens roem en den bloedigen worstelstrijd tegen Spanje vinden wij in Kiliaan's woordenboek. En toen in de 17e eeuw het Hollandsch dialekt het overwegend aandeel verkreeg in onze taalontwikkeling, en aldus op grondslag van West-Vlaamsch en Brabandsch het algemeen beschaafd Nederlandsch ontstond, heeft Kiliaan's woordenboek naast de geschriften van zoovele Nederlandsche letterkundigen uit de gouden eeuw, die Brabandsch bloed in de aderen hadden en hun Brabandsch taaleigen nooit verloochenden, machtig tot die vervorming onzer taal bijgedragen. De degelijkheid van Kiliaan's werk vervult de taalkundigen met eerbied. De nederige proeflezer was volkomen op de hoogte van de aangenomen taak. Nu nog is zijn Etymologicum de bron voor al degenen, die onze taal in haar zestiendeeuwsche vormen willen bestudeeren. Kiliaan zocht niet alleen een practisch boek te maken voor het dagelijksch gebruik, maar hij waagde pogingen op het gebied der woordafleiding, gaf de verschillende schakeeringen van de beteekenis der woorden en hun menigvuldige vormen in onze gewestspraken, en werd aldus een voorganger van de hedendaagsche Nederlandsche taalwetenschap. |
|