Het huis van Balzac,
door Johannes Tielrooy.
Tous les lieux illustrés par de grands événements historiques ou par le séjour d'un grand homme sont passionnants pour le rêveur.
Paul Souday.
Le Temps, 22-XII-1919.
‘Honoré de Balzac, 1799-1850. Een Fransch romanschrijver. Voornaamste werken Eugénie Grandet, Le Père Goriot....’ Zoo spreekt een beknopt biografisch woordenboek, of zoo zou het kunnen spreken.
Maar Honoré de Balzac is meer dan kan worden meegedeeld met zulke korte, zulke koude, zulke zakelijke woorden. Hij is de schepper van den nieuwen roman. Hij het eerst, onder de romanciers, heeft diep beseft, dat de hartstocht der liefde niet de eenig sterke is die den mensch-in-samenleving drijft; hij 't eerst zag, dat de moderne maatschappij van iederen wensch, van iedere menschelijke behoefte hevige passies maakt; dat zij ieder streven, ieder zacht verlangen door haar woeling en haar volheid vertienvoudigt, tot er een niets vreezende, gewetenlooze, onverzettelijke, woeste wil, tot er een hartstocht uit is gegroeid.
Het spel dier hartstochten zag hij gebeuren in de wereld om hem heen, en het greep hem aan. Maar toch waren ze voor hem nog niet sterk genoeg. Niet steeds zijn de bewegingen der werkelijke wereld breed en onverbrokkeld, niet steeds volkomen voltooid, niet altijd aangrijpend dramatisch. Wat Balzac waarnam, vergrootte, verdiepte, completeerde hij onwillekeurig. Zoo kwam het dat hij zich een eigen wereld schiep, een wereld met machtiger wezens, met wilder passies, met ongelooflijke peripetieën - een wereld die de reeds zoo intens levende wereld van zijn tijd nog overtrof in hevigheid en dramatiek; een nieuwe wereld die niet meer de werkelijke was, maar die niettemin - en dit is het geheim van Balzac - veel waarder schijnt dan de ware....
In die nieuwe, in zijn wereld leefde Balzac; uit die wereld deelde hij berichten omtrent huwelijken, sterfgevallen en benoemingen mee aan zijn vrienden. Als iemand hem te lang verveeld had met gesprekken over de zaken van den Franschen staat of het jongste geluk zijner bekenden, dan zeide Balzac: ‘vooruit, laten we 't nu eens over iets ernstigers hebben’. En dan sprak hij over Eugénie Grandet, over Vautrin, over Rastignac. Dat waren lieden