mijn strakke gezicht, en zijn zachte handen hielden de mijne.
Toen zijn we vastomklemmend neergevallen op den divan, en hebben in smartelijke, vaste zoenen onze ellende geuit.
Achter zijn hoofd om heb ik mijn tranen weggeveegd, want hij mocht niet zien, dat ik schreide, hij mocht niet weten, dat het zóó erg was, waarom ik stil was geworden.
In vaste omklemming hebben we elkaar gezoend, gezoend.... en zijn zachte teedere woorden smolten al het harde in me weg. Het liefst had ik, zoo tegen hem aan, in tranen al mijn ellende laten vervloeien, maar hij mòcht het niet weten, hoe erg het was....
We hebben elkaar zoo vast, zoo vast gezoend, dicht tegen elkaar gedrukt.... Tot zijn zoenen en zijn woorden al het harde heftige versmolten hadden.
....En toen hebben we wijn gedronken, wijn, wijn.... en we hebben gelachen, en gekheid gemaakt en gepraat, alsof er niets daarvóór geweest was.
We hebben ouden Bourgogne-wijn gedronken, zware, zachte, die ons bedwelmde, onmerkbaar, die ons verdoofde en verdofte zonder dat we 't wisten.
We wisten niet, dat het door den wijn kwam, maar alles werd weer goed....
Alles is weer goed nu. En ik weet niet meer, wàt er precies gebeurd is in 't begin van den avond. Ik weet dit alleen, dat toen mijn lief weg ging van mij, ik hem noode liet gaan, en 't weer wist, weer héél zeker wist, dat hij mijn aller-allerliefste is, mijn liefste lief, en dat ik hem niet zou kùnnen missen, dat hij mij noodig is als 't leven zelf.
En ik denk nu, dat ik in 't begin van den avond misschien wat overspannen ben geweest, wat extra-nerveus, om mij zóó ellendig te voelen, over iets wat mijn lief zelfs niet ráden kon, over iets wat hij mij wel heel onbewust heeft aangedaan. Hij heeft het niet bedoeld, mij pijn te doen, want hoe lief was hij in zijn tastend, zijn voorzichtig raden, en in het vragen om vergeving voor wat ‘het’ niet was.
Ik moet wat overspannen zijn geweest, zeg ik tegen mezelf.
En verder wil ik niet denken; verder wil ik me niet gaan terugvoelen in wat er gebeurd is in het begin van den avond.... Als ik het eens terugvond....
Ik wil nu gaan slapen, zonder droomen, en aan niets, niets meer denken dan aan al het heel zachte en heel teedere van mijn liefste lief.
Ik wil nu gaan slapen, nog bedwelmd van wijn en van zoenen....