gang al tegemoet. In haar kamer bleef hij staan, strak toeziend hoe ze heur haar ordende voor het kleine, grillig gebogen spiegeltje.
‘Mais assieds toi donc, mon ami,’ zong Ester's stem, terwijl ze met gracieus gebaar een rechten hoogen stoel aan Dolf wees. Zelf liet ze zich achteloos op de kussens van de divan vallen.
Dolf deed een stap naar den stoel en lachte hoonend. ‘Dacht je dat ik op die stoel kon zitten, een rechtlijnige hooggerugde leeren stoel. Mijn God Ester, hoe komt dat ding hier. Vin je dat nu zoo de stoel, die bij mij past, hè?’
‘Ga zitten waar je wilt,’ zei ze achteloos, ‘maar blijf niet als een paal daar staan.
‘Waar ik wil?’ Dolf greep een paar kussens, gooide die op den grond en liet zich erop vallen, zijn arm steunend op de divan.
‘Wil je niet rooken, Dolf,’ zei Ester, achteruit schuivend.
‘Nee,’ antwoordde hij, zijn arm verder op de divan leggend.
‘Toe Dolf, doe nu niet zoo mal. Wees een gewoon mensch en stel je niet aan.’
‘Me aanstellen! Goeie God! Een gewoon mensch ben ik niet en dat word ik ook nooit. En jij bent 't heelemaal niet. Een buitengewoon mensch ben je, nee.... eigenlijk niet....’
‘O nee? Waarom niet,’ vroeg Ester hem tusschen haar halfgesloten oogleden door aanziend.
‘Omdat je heelemaal geen mensch bent..’
‘Wat ben ik dan, Dolf?’ naïef zag ze hem aan.
‘Een vrouw ben je, een gevaarlijke en instinctieve vrouw....’
‘O, is dat geen mensch?’
‘Nee, dat is een canalje, dat is een duivelin, dat is alles wat slecht en gemeen en verrukkelijk is, maar vooral verrukkelijk, zengend-verrukkelijk,’ hij omgreep haar pols en knelde die vast, ‘Ester.’
Ze hield haar oogen neergeslagen en antwoordde niet.
‘Ester, kijk me aan.’
Langzaam sloeg ze de vol-donkere oogen op - ‘ja, ik bèn een canalje, maar jij, jij bent een Mefisto, je bent.... precies als ik....’
‘Zoo!’ zei hij gerekt. ‘Maar jij provoceert me, jij dwingt me, zoo te zijn, door jouw hevig me zoo willen zien - jij hebt me getart, me uitgedaagd, jij hebt - het vuur weer aangestoken.... en je wéét het, je deed het bewust, het was een fijn-duivelsch spel dat je speelde.... je hebt me uit mijn kalme rust gehaald....’
‘Ik dacht, dat je rust haatte Dolf, jij de zoeker der emotie.’
‘Ja dat doe ik ook, maar ik haat jou nog meer, ja, ik haat jou, ik zou je kunnen wurgen met mijn handen om je verrukkelijke hals, die witte, witte hals, die me gek maakt,’ hij zette zijn nagels in het vleesch van haar pols, tot ze kreunde, -
‘Dolf! je doet me pijn.’
‘Jij mij nog veel meer. Ik ben weer gek, je hebt je doel bereikt, ik lig weer aan je voeten, je kunt weer met me doen wat je wilt, ik ben weer je slaaf, dat was de bedoeling nietwaar? en dan glimlachend, triomfeerend je zegeweg verder gaan, o, ik kèn je,....’
‘Dolf. Je weet, dat het niet waar is....’ Ze boog zich over hem heen en zag hem in de oogen. ‘Ik wist het niet, ik dacht dat alles in je voor mij was afgestompt, ik dacht, dat je mij nooit meer zou begeeren. Waarachtig Dolf, ik, ik....’
Ze verborg haar hoofd in de kussens. Hij trok haar overeind en duwde haar handen weg van haar gezicht. Eén moment bliksemden hun blikken in elkaar, toen sloten zijn lippen zich vast op haar mond.
Na een paar weken was de nieuwe relatie the topic of the day. ‘Och, die artiesten,’ zei men schouderophalend.