Verdwenen is echter alles wat aan roem en glorie van weleer doet denken, verdwenen zijn met zoovele andere merkwaardige gebouwen een viertal adelijke huizingen, waaronder wel als de voornaamste gerekend kan worden het kasteel Van den Houte, waarvan een gedeelte der voormalige slotgracht, het eenigste wat van dit slot is overgebleven, op mijn plaatje voorkomt. Pieter Nuijts zegt o.a. van dit kasteel, dat het ‘bereijkende zoodanige ouderdom, Dat Van Desselffs geboorte geen geheugenisse of aantekeninge nagelaten immers niet te vinden is; staet in 't Zuijd Oosten agter de Kerk in 't midden van een Zeer Weijden borggragt, uijt het water opgemetselt, beset met vier aansienelijke Thoorens, Waarvan Den Vierkanten Voorsten Wel de hoogte Van de kerk Thooren Voormaals bereijkt heeft.’
Het toeval voerde mij naar deze voormalige slotgracht en ditzelfde toeval deed mij ook het schilderachtige kijkje op een deel van Etten ontdekken, een kijkje, dat ik hier in de verste verte niet verwacht had en waarvan hier de afbeelding bijgaat. Wat hier wel bijzonder tot haar recht komt en werkelijk prettig aandoet, is de eigenaardige bekroning, waarvan men den overigens nagenoeg in Gothischen stijl opgetrokken baksteenen toren voorzien heeft. Hoe geheel in strijd is zij met den reeds jaren en jaren bestaanden smaak om, trachtend weliswaar in stijl te blijven, de torens in den regel slechts van spitse, als naalden omhoog priemende toppen te voorzien, maar ook, hoe veel eleganter, hoe veel soepeler van lijn is zij.
Oud is deze toren niet, hij werd in het jaar 1771 door de gemeente gebouwd, aan wie hij nog altijd behoort. Om der merkwaardigheid wille volgt hieronder een en ander wat ik omtrent toren en kerk vond opgeteekend.
Oorspronkelijk stond te Etten een kleine Romaansche kapel, die in het jaar 1261 tot kerk werd verheven. Het was een toentertijd zoogenaamde halve kerk en zij stond onder de kerk van Gilze. In 1316 werd zij van Gilze gescheiden en tot pastoriekerk verheven. Zij werd nu vervangen door een kleine driebeukige kerk, terwijl de oude Romaansche toren, die intusschen al eens vergroot was, in stand bleef. Later, waarschijnlijk tegen het einde der 15e eeuw, werd dit kerkje weer vervangen door een grootere driebeukige kerk en uit een gedeelte van het middenschip van deze kerk is de tegenwoordige Ned. Hervormde kerk onstaan. In het jaar 1584 vernielde een brand het grootste gedeelte van de kerk en gedurende zeer langen tijd heeft men zich toen tevreden moeten stellen met het middenschip, dat van nieuwe zijmuren en een dak werd voorzien, terwijl de rest van het gebouw een bouwval bleef. Zoo bleef de toestand ongeveer tot het jaar 1732 toen de oude Romaansche toren instortte en het nog overgebleven gedeelte van de eertijds zoo groote kerk nagenoeg geheel vernielde. Alleen de drie choren bleven over. Tegen het middenchoor werd in 1771 de hiervoor genoemde toren gebouwd en dit choor vormt nu de Hervormde kerk, terwijl in het jaar 1821 de beide zijchoren afgebroken zijn.
Voor meerdere bijzonderheden wordt overigens verwezen naar het hiervoor reeds genoemde werk van Dr. J. Kalf.
Etten, Juli 1917.