Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 27(1917)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 126] [p. 126] Roma, door C. Huidekoper. I. De reize. Nu wijkt de Rijn. - Nu hooge Alpen vluchten. - Van 't Italiaansche meer het droomend blauw. - Milaan, in 't wijd-gestrekt latijnsch landouw. - Al wolken, zon, en warme windezuchten. In d'Appenijn het blinkwit van gehuchten; Nu glinstring, waar Carrara's steengehouw; Dán Loekka's torens deizen, muren grauw! Voort! Langs blauw loof door diafane luchten. Een faun mij met de lange tocht verzoen', O wonder, reizend over stalen staven! Naar Roma, d'Eeuwge, roept het, om te voên Met schoonheid, jeugd, met zingestreel te laven 't Onsterflijk Leven. Stil! Een drang voldoen: Een groene twijg op Keats' en Shelley's graven. [pagina 127] [p. 127] II. Piazza Farnese. In duisternis, waar leeft in 't stille stijgen Van 't donkere gemuurt' Farneses steen, Lekt van de bekkens licht fonteingeween; Doet Brigida's gebed die moe zijn neigen. 't Electrisch kunstlicht, vreugdeloos, met d'eigen Verlatenheid van oud en dood verleen, Trilt - rustloos schijnsel - langs paleizen heen: Geen stemgerucht kan dezen dood bedreigen. Der menschen tijd is kort. - Doch muren treuren, En vorm droomt van geslachten geniaal, Van hoogtij, feesten, vreugd in honderd kleuren. Van Agnolo's Genie spreekt - heerlijk maal! - In stilte nu van 't avondlijk gebeuren Farneses kroonlijst woordelooze taal. [pagina 128] [p. 128] III. Villa Borghese. Niet waard zij 't denken aan 't geschraapte goud, Dat Pausen heiligt, bij des Volks verbloên, Wie zwerft in Paul Borgheses weidsch plantsoen: Hij 's oogenbliks geluk voor passend houd'! Want boven 's pijnbooms heffen, overoud, Zweeft in 't azuur en over 't eeuwig groen De zomerwolk. De hitte van den noen Doordringt zelfs schaduw van des steeneiks hout. De krekel zingt 't onschoon zoo stemmend lied, 't Welk eindloos duurt, tot haar de dood betrapp'. Nog trekt, in snel gedragen wagen, niet De weelde 't fiere paard met steigerstap; Maar zich in Piazza-Siena's lichtverschiet Vermeidt, en in de luwte, jongelingschap. [pagina 129] [p. 129] IV. Mons Palatinus. Na heerlijk grootsch vergromde donderdagen Der wolken heir om heilig Rome beidt. Als huurlingtros na fel bevochten strijd. In tragisch grijz' en esmeralde lagen, Schijnt 't blauwend Voskisch bergland hen te schragen. En over Montsorract een schijnsel glijdt En over de Campagna. - En de tijd Wordt tijdloos nu, door dag noch plaats gedragen. De pijnboom groent en staat alom te wacht. Geluiden zweven. - In de ruimte hangen Van Hadriaan en Flaviers de klacht, Van telgen van 't ópbruisende verlangen. Het altijd levend Roma klaagzingt zacht d' Onsterfelijken Mensch onzegbre zangen. Vorige Volgende