Decoratieve ontwerpen van L. Zwiers.
De heer L. Zwiers, die ons bekend was als schrijver van technische werken, van wien wij meubelen in ‘Het Binnenhuis’ gezien hebben, ontpopt zich thans plotseling als een ornament-ontwerper van ongewone gave. Zijn werk heeft niets van die geknutselde schematische versieringen, die men tegenwoordig ‘ornament’ pleegt te noemen, en doet veeleer denken aan de fantasieën der Chineezen, Perzen, Hindoes, of, om wat dichter bij huis te blijven, aan die van Colenbrander Er zit een weelderigheid in zijn motieven, die eigenlijk on-Hollandsch is en de nuchterheid van dezen tijd gelukkig mist.
Eenige jaren geleden deed Berlage ons ornament-ontwerpen zien, gebazeerd op de diervormen die Häckel onder het microscoop ontdekt had. Het waren straaldiertjes met kogelrond lijf en uitstekende sprieten, of polypachtige wezens met lange vangsnoeren, bewoners van een onbekende wereld, en ook Zwiers' verbeeldingen lijken mij hieraan verwant, terwijl zijn omzwervingen in onzen archipel hem ongetwijfeld menigen vondst bezorgden. Nu eens zijn het lianen met afhangende, kronkelende luchtwortels, dan weer zwierige vogels of snelschietende tjitjaks; maar slechts ‘herinneringen’ hieraan, door de rijke verbeelding van den ontwerper tot schoone lijn- en kleursamenstellingen verwerkt.
En op 't eerste gezicht zijn het vooral de kleuraspecten die ons treffen, wat met het oog op 't doel waarvoor de ontwerpen gemaakt werden: behangsels, weefsels, bekleedingsstoffen, mij van zeer veel belang schijnt.
Meer nog dan de detailleering van 't patroon, zal hierbij de werking van de kleur van het motief tegen die van den fond de waarde bepalen. Hoewel sterk en gedurfd, zijn Zwiers' combinatiën meestal zeer gelukkig, hij zet paars op groen, een zwart met goud op licht oranje, een blauw en goud op rose, hij probeert en zoekt, laat de mogelijkheid zien van een behangpatroon bij verschillende kleurgroepeeringen en het is bijna altijd smaakvol en harmonieus. En bezien wij na het algemeen aspect de motieven van naderbij, dan zien wij een rijkdom van lijn, een speling van contouren die wij eerst niet bespeurden, die de werking van 't geheel ook geen oogenblik verstoorden, maar nu als een extra genoegen ons kunnen bekoren. Dit lijkt mij ook de juiste voorwaarde voor versieringen van geweven stoffen, behangsels, bespanningen en dergelijken: zij moeten allereerst als geheel aangenaam aandoen, daarbij een rustigen achtergrond vormen voor schilderijen, die men in zijn kamer wenscht op te hangen, en ten slotte van patroon zóó zijn, dat het ook bij nader bezien te apprecieeren valt. Met belangstelling zie ik de uitvoering van menig ontwerp te gemoet. Een ontwerp op papier, hoe goed ook, is slechts een hulpmiddel, de schittering van den weefdraad, die speling van licht en schaduw, de herhaling tot eenige meters lengte van 't patroon, dit al verhoogt de werking en hiernaar zijn wij verlangend.
R.W.P. Jr.