studie en zorg, die men niet onderschatten moet.
Zoo zijn dan nu een groot deel van de linoleum-vakken (de muur was te vochtig om er zoo op te schilderen) aangebracht, en ik kon, toen ik de kazerne mocht bezoeken, de krijgers uit den Spaanschen tijd bewonderen, en hun zelfgenoegzamer, veiliger, maar nog kranige nazaten, hoplieden van schutterij-vendels ‘met buiken als trommels’ zooals Busken Huet zegt, en de Gedeputeerden te velde, pronkerig, met allonge pruiken op het hoofd, en tengere hazewindhonden aan den voet, en de grenadiers die door de Pruisische Wilhelmina naar het voorbeeld van die in haar vaderland waren gestoken in stramme uniformen en hooge slobkousen. En in het ‘atelier’ van den ‘schilder der cantines’ zag ik de beloften voor meer interessants, voor de garde van Hollandsche jongelieden in Napoleon's leger, voor de vrijwilligers van 1830, en anderzijds voor de Batavieren in dierenhuiden, met de horens van de beesten ter meerdere verschrikking (en voorwaar om geen andere toespeling) op den kop. In het gedeelte, dat nog niet af is, vindt men dan nog de soldaten uit onzen eigen mobilisatietijd, waarbij de militaire wielrijder niet gemist wordt.
Het spreekt van zelf dat dit alles marcheert of loopt, ook de paarden die evenzeer verschillend en wisselend van aard en uiterlijk zijn als de mannen, en dat het den schilder geen geringe moeite heeft gekost, de beweging uit te drukken zonder onrustig te worden.
Voor de schermen, die hoog en naar boven smal toeloopend zijn, heeft de schilder fraaie oplossingen gevonden; de eene is een compositie van schilden, de provinciën die de contingenten voor deze kazerne leveren, voorstellende, de andere een kaart van Nederland.
Het geheele werk toont aan, hoe wel mogelijk het is, en hoe dankbaar, ook in dezen tijd de kunst wat meer in het dagelijksch leven te brengen dan gewoonlijk het geval is, en men mag de hoop koesteren dat het op velerlei wijs en bij velerlei gelegenheid navolging zal vinden.
Interessant is dit werk ook, omdat het zonder een verheerlijking van het onderwerp te zijn, en terwijl het den humor van het geval soms wel degelijk tot zijn recht laat komen, toch in een soort van objectiefvertellenden trant gehouden is, die ook bij andere gegevens toepassing zou kunnen vinden. De schilder is dan ook voor de studie van historische documenten niet teruggedeinsd en kwam welbeslagen ten ijs.
C.V.