| |
| |
| |
Kenmerken van het barocco in Rome,
door dr. J.A.F. Orbaan.
Het Barocco, die lange reeks van jaren, die van het einde der Renaissance zich tot de herleving van den strikt klassieken smaak in Winckelmann's dagen uitstrekt, is voor den historicus, die naar inwendige geschiedenis speurt, nog een onbekend gewest.
Niet zonder moeite brengt men zich aan het verstand, dat het niet-moderne Rome zooals wij het nu zien, een voortbrengsel van het Barocco, zelfs van den aanvang van het versmade Barocco is.
Deze overweging heeft slechts bij uitzondering aan de studie van de eeuwen nà de Renaissance gebaat.
Hoofdzakelijk heeft men de bronnen aangeboord om zich van de lotgevallen van het oude Rome, door het lange braakliggende tijdperk heen, te vergewissen. Als men dan aan de buitenwereld vertellen kan, hoe onder Sixtus V het Septizonium neergehaald werd, vindt men een gretig gehoor, dat zelfs in een zekere opwinding verkeert, wanneer men van denzelfden paus het plan vermeldt om het Colosseum voor een of andere fabriek in te richten. Het verlangen naar treffende tegenstellingen heeft nu eenmaal ook een tot in het verre verleden terug werkende kracht! En er is staat op te maken, dat de belangstelling meteen verflauwt, als het gesprek zou komen op de diepere beweeggronden, de ver-Christening van heidensche oudheden, die zulk wandalisme zou billijken in den grooten paus der tweede Renaissance.
Het voortbestaan van het oude Rome, door de eeuwen heen, nà dat Rafael het commissariaat der antiquiteiten bekleed had, kon voornamelijk de aandacht der studeerenden winnen, omdat het tevens een voortdurend verlies door verwoesting en slijting beteekende. De reconstructie van de klassieke oudheid had van noode al de splinters te verzamelen, die de omgevende menschengeslachten en lengte van tijd, van de eens gaaf-schoone voorbeelden van bouwkunst weggenaagd hebben. Elke opvolgende toestand van wijziging of verval der oudheden moest voor oogen gebracht worden om met de grootst mogelijke zekerheid het lijnenspel van den ongedeerd oorspronkelijken toestand van elk monument wezenlijk te maken. Zoodra de oudheidkenners zich daarvan voldoende overtuigd hadden, was het uur aangebroken voor een menigte kleinere kunstenaars van het Barocco om aan een bijna beklonken vergetelheid ontrukt te worden, alleen omdat ze in hunne schetsboeken of prenten op een paar bladen Romeinsche ruïnes geconterfeit hadden. Dupérac, Sadeler met zijn droog prentenboek van Rome, een onsmakelijk etser als Giovannino Alò, de magere plaatjes van Giovanni Maggi kregen op deze wijze beteekenis en bekendheid. Zoo veel betere kunstenaars, als onze Poelenburg met zijn schetsboek in de verzameling der Uffizj en de groote teekenaar Stefano della Bella verschijnen ons in de nieuwe gestalte van notarissen van het verval van het oude Rome.
Dit alles heeft het groote voordeel, dat men nu iemand, die wel iets van het Barocco in Rome zou willen weten, met meer kennis van zaken naar de groote pronkzaal van de Vaticaansche bibliotheek kan brengen, hem de fresco's en de lunetten boven de vensters kan aanwijzen, een paar aanknoopingspunten geven, en dan het daar voor oogen gevoerde Rome op hem laten inwerken.
Om de voor het uiterlijk van de stad Rome zoo ongemeen belangrijke periode van het Barocco, die met den regeeringstijd van Sixtus V samenvalt, te verstaan, dient men zich eerst eene voorstelling te maken van het samenvattend denkbeeld, dat aan de versie- | |
| |
ring van deze zaal tot grondslag geweest is.
wandschildering van salviati in het palazzo farnese te rome, met de portretten van paus paulus iii, kardinaal caetani en martin luther, frans i en karel v.
De paus, die in zijn arme dagen als Franciscaner monnik vermocht eene kleine eigen boekerij samen te stellen, zooals men kan zien in zijne eigenhandige notities in de Chigi bibliotheek te Rome bewaard, achtte het zijn eerste groote zorg, toen hij eenmaal den hoogsten zetel ingenomen had, de reeds toen rijke verzameling handschriften der eerste Vaticana veilig en waardig onder dak te brengen.
In de voorkamer, die naar de groote zaal leidde, in de zaal zelf en in de aansluitende vertrekken die tegelijk ingericht werden, heeft Sixtus V ons een stichtelijke les in het wezen van het Barocco nagelaten.
Het Barocco houdt van stichtelijkheid en leest gaarne met veel geleerdheid de les, een fondamenteel punt, dat men dadelijk in het oog vatte. Het komt mij voor, dat al degenen, die naar den nieuwsten smaak in kunst- en beschavingsgeschiedenis wel aan het Barocco willen, het hier - in de zalen der Vaticaansche bibliotheek - beter kunnen zien, dan wanneer zij de gewone wijze van studie: het lezen van een paar bronnen en het museumbezoek, volgen.
Juist omdat zoo veel tegen een rationeele wijze van studie en opvoeding, op sedert lang platgetreden wegen misdreven wordt, mag ik er wel even tegen opkomen en wat beters voorslaan.
Voor een belangrijk tijdperk van het Barocco, omstreeks 1600, bezitten wij een bron, die uitstekend is, op voorwaarde dat men dat boek, van Giovanni Baglione, op de ware wijze te gebruiken weet. Gewoonlijk dient Baglione als vulsel in den tekst en als bewijsplaats in de aanmerkingen voor kunsthistorische bijdragen, die overigens op vlijtig museum-bezoek in Italië en het buitenland berusten. Dit geschiedt zonder kritiek, zonder zelfs te bedenken dat deze Baglione eigenlijk zelf meer een middelmatige was, die
| |
| |
zich tot heraut van de academische richting had opgewerkt; en zonder de zoo noodige topografische kennis van het Rome, dat hij beschrijft. Vervolgens is het enkel afloopen van musea bij lange niet voldoende; men moet daar eenig oordeel des onderscheids aan verbinden, kan zich bijvoorbeeld een voorsprong op de alledaagschheid verschaffen, wanneer men eens nagaat, hoe in de eerste helft van de zeventiende eeuw een Romeinsche kunstverzameling was ingericht, hetgeen in het Casino der Villa Borghese doenlijk is. Dat geeft al dadelijk een beteren blik op de kunstontwikkeling van den tijd dan wanneer men zich met berichten over verspreide schilderijen tevreden stelt. Bovendien moet men zich wennen de grooten van het Barocco, Baglione incluis, ter vergelijking en in tegenstelling met anderen, die men van harte lief kan hebben, toch maar eens als de Meesters te beschouwen. In overeenstemming met die gedragslijn staat men er voor de schilderijen, fresco's, prenten te gaan opnemen, die toen ter tijd mooi gevonden werden. Dan komt iemand als Baglione uitstekend te pas, wanneer die bijvoorbeeld waarborgt, dat voor de Borghese-kapel in Santa Maria Maggiore de ‘beste schilders’ van den tijd uitgezocht werden. Reeds heeft de kunstgeschiedenis van een vroeger tijdperk ons geleerd, dat Rubens het Casino di Pio IV in de tuinen van het Vaticaan gezien kan hebben, dat de fresco's van de Engelsburg tot de bezienwaardigheden behoorden en dat men het schilderwerk van Salviati in het palazzo Farnese en van Pirro Ligorio in San Giovanni Decollato hoort te kennen, en Caprarola.
tooneelmatig fresco van pirro ligorio, in san giovanni decollato in rome, met portr. van tijdgenooten. photo ministerie van onderwijs en schoone kunsten, rome.
| |
| |
Daarmee kunnen wij nu ons voordeel doen bij de beschouwing van den pronk der Vaticaansche bibliotheek.
Hier was een paus van onvergelijkelijke groote geestkracht zich bewust, dat hij met het noodwendig verbreken van de harmonie in het reuzen-binnenhof van Bramante een goede daad ten bate van de Vaticaansche bibliotheek verrichtte. En hier vervolgde hij zijn logischen gedachtengang, toen het vraagstuk van de in- en uitwendige versiering - deze laatste van minder beteekenis, met de nog in de groote lijnen te herkennen graffito's - aan de orde kwam.
sixtus v ontvangt zijnen bouwmeester domenico fontana, die hem het plan voor het nieuwe gebouw der vaticaansche bibliotheek aanbiedt; uit: j.a.f. orbaan, sixtine rome. constable en co. london - new york 1911.
Sixtus V had uit den tijd, toen hij als kardinaal in een eenvoudige woning in 't hart van Rome leefde, en bezig was zijn eigen villa aan te leggen, een man, die toen nog als een gewone werkkracht in het bouwvak gold meegebracht. Weinig vermoedde die Domenico Fontana, dat zijn naam op het voetstuk van de zuil van Marcus Aurelius zou verschijnen en hij zelf in Rome een van die dynastieën van bouw-ondernemers stichten, die de vergelijking met de San Gallo's en della Porta's zou kunnen doorstaan. In Rome maakte men er den pausen een verwijt van, dat zij eenvoudige werklui tot hunne bijzondere bouwmeesters verhieven en trachtte daaruit vele misslagen, die zouden begaan zijn, te verklaren. Misschien sijpelt echter ook daar wat van de leerstellingen der heerschende kunst-academie door, die in geen vak van kunst ondernemingsgeest toelieten. De fouten, die de pauselijke bouwmeesters - en waar alleen een Michelangelo zich boven kon verheffen - begingen, lagen in het gewoonte geworden gebruik, dat de bouwmeester ook aannemer was, die dan weer aan andere kunstfirma's het schilderwerk uitbesteedde. De bouwmeester, die met groote sommen gelds en leveringen van grondstoffen te doen had, liep veel grootere gevaren dan de schilder-aannemers. Domenico Fontana zelf zou, wegens financieele verwikkelingen, kort na den dood van Sixtus V de wijk naar Napels moeten nemen. Op het oogenblik, dat hij met zijn pauselijken meester, en waarschijnlijk in het bijzijn van eenige kardinalen, het plan voor de versiering der Bibliotheek overlegde, trad hij juist in zijn schitterende loopbaan. Hij had in den paus, nadat hij de zware proef van de oprichting van den obelisk op het plein voor Sint Pieter doorstaan had, den willigsten Maecenas gevonden, die een architect van het Barocco zich maar wenschen kon.
Naar den geest van den tijd moest de kunst stichten en onderrichten, zooals dat in beginsel, maar op veel hooger artistiek
| |
| |
plan, in de Stanze en de Sixtijnsche kapel aangeduid en, ineens veel meer gelijkvloers, in de kaarten-galerij en in de hoogste rij der Loggie, onder Gregorius XIII voortgezet was.
het middeleeuwsche paleis van sint jan in lateranen; wandschildering der vatikaansche bibliotheek.
De conceptie van den tooi, zooals die daar voor de Bibliotheek niet meer uit het genie van Rafael of Michelangelo voortsproot, maar de vruchten van redeneering zou moeten aanbrengen, was toch sterk constructief.
Zij zou moeten bevatten: het nut van de wetenschap aangetoond in voorbeelden van de beroemde bibliotheken aan een van de lange zijden, en er tegenover: de aanwending van boekenschatten op de voornaamste concilies. Een of meer geleerde kardinalen zouden er wel voor zorgen, dat die voorstellingen, die ons nu volkomen koud laten, op de hoogte van de kennis des tijds uitvielen Als bijwerk: op de groote zuilen de verschillende lettersoorten, en in de plafonds rijkelijk toespelingen op de emblemen en de eigenschappen van den regeerenden paus. Fontana, die ons een eigen boek over zijne werkzaamheid als architect - van groote waarde voor de kennis van die periode van het Barocco - naliet, en de tijdgenooten Rocca en Pansa beschrijven die groote muurvlakken in alle bizonderheden. Wij moeten er vooral kennis van nemen, omdat het een geest aanduidt, die zich ook in ongeveer denzelfden tijd uitsprak in de inwendige decoratie van het paleis bij Sint Jan in Lateranen en die voor vele toekomstige jaren de wet zou voorschrijven in kerkelijke kunst. In het kort is het: een progamma, tot in bizonderheden door zaakkundige geleerden uitgewerkt en den kunstenaar met steeds meer bindende kracht voorgelegd, als Vasari het reeds had moeten aannemen voor het Palazzo Vecchio in Florence, Zuccaro in Caprarola, en waaraan in het einde van de zestiende eeuw Carracci niet aan zou ontgaan in het Palazzo Farnese.
De voorkamer van de groote zaal van de Bibliotheek, die tot voor een paar jaren door deuren uit den tijd van Urbanus VIII toegang verleende, werd - een overblijfsel van middeleeuwschen smaak - in de zoldering met de figuren der Sibyllen uitgedoscht. De uitspraken der Sybillen konden immers met eenigen goeden wil onder de wetenschap der theologie gebracht worden en dat billijkte dan hare aanwezigheid op den drempel der Bibliotheek. In het ornament zijn paneelen vervat, die het maken van het boek voorstellen, met de papierfabricage, letterzetterij, tot het verslinden der noviteit door weetlustige Italianen in een bosschaadje gezeten.
Wij moeten hier, behalve de zeer duidelijke aansluiting aan de wandversiering, die volgt in de groote zaal, eene erkenning van
| |
| |
de waarde van het behulpzame beroep en ook eene waardeering van veel techniek in zien, die beide tot den tijd behooren. Bij uitzondering valt er, als hier, de eer aan te beurt in de fresco-kunst - misschien wel van Paulus Bril - vereeuwigd te worden. Zoodra wij echter tot de prenten van den tijd komen, vooral van Noord- en Zuidnederlandsche kunstenaars, die toen Italië bezochten of er woonden, springt de waarde die men aan beroep en techniek gaf naar voren: Stradanus, de Galle's, de Sadelers, zelfs Sprangher voeren ons de Uitvindingen, de Beroepen, de Werkplaatsen voor oogen. In schilderkunst heeft men toch uit denzelfden tijd het onlangs weder opgebouwde studeer-vertrek van Francesco de' Medici, den alchimist, in het Palazzo Vecchio. Stradanus had daar zijn aandeel met een paar paneelen, die tot nog toe uit het verband gerukt, in een kleinere kunstverzameling in Florence bewaard werden. Dezelfde Jan van den Straet geeft ons in zijne reeks ‘Uitvindingen’ kostelijke kijkjes op de technische zijde van de beschavingsgeschiedenis in de tweede helft van de zestiende eeuw.
Dadelijk bij het binnentreden van de eigenlijke bibliotheek-zaal vindt men rechts - waarschijnlijk door den toen beroemden portretschilder Scipione di Gaeta - in een groep vereenigd: den paus met een paar in de Bibliotheek geinteresseerde kardinalen, zijn neefje Michele Peretti - den magister elegantiarum van de toekomst - in volle wapenrusting als page, waar audientie verleend wordt aan Domenico Fontana, getooid met de gouden keten (belooning voor het oprichten van den obelisk), die nu het plan van het bibliotheekgebouw voorlegt, terwijl op den achtergrond eenige beambten - die nog steeds den bescheiden naam: scriptores voeren, terwijl hun namen in de wetenschappelijke wereld wijd en zijd beroemd zijn - vreedzaam toezien.
Dit schilderij heeft een ouderen tegenhanger, thans in de Vaticaansche pinakotheek, door Melozzo van Forlì, hoe een andere Sixtus, de Vierde van dien naam, den bibliothecaris Platina, den geschiedschrijver der pausen, ontvangt. Men kan zich niet ontveinzen, dat de belangen van de bibliotheek er meer dan die van de kunst in den tijd van een eeuw op waren vooruitgegaan!
Nog andere aanknoopingspunten, behalve goede zorgen voor de verzameling boeken en handschriften van het Vaticaan, zijn tusschen Sixtus IV en Sixtus V aan te wijzen. Elk van beiden geldt voor dèn paus, die in het stadsbeeld van Rome groote wijzigingen heeft aangebracht, met het doortrekken van nieuwe straten en het oprichten van belangrijke gebouwen. Sixtus V vulde de versiering van de Vaticaansche bibliotheek, die geheel nieuw door hem gebouwd was, aan met een cyclus van voorstellingen van de gedaanteverwisselingen, die hij de Eeuwige Stad deed ondergaan. Indien zijn naamgenoot eene dergelijke opdracht had laten uitvoeren zouden wij zonder twijfel beter kennis dragen van den overgang van het Rome der Middeleeuwen tot de Renaissance-stad.
Het verdient in Italië, vooral in Rome en in de onmiddellijke omgeving van het Vaticaan, waar de overlevering zulk een voorname rol speelt, altijd aanbeveling na te gaan of voor een verschijnsel van kunst- of beschavingsgeschiedenis niet een vroeger voorbeeld te vinden is, dat op den bijna altijd naspeurbaren leefregel der continuïteit duidt.
Inderdaad is in het Vaticaan, uit het pontificaat dat aan de korte, maar uiterst vruchtbare regeering van Sixtus V voorafgaat, eenigermate een voorbeeld aan te wijzen.
Gregorius XIII, wiens naam vooral ook aan onze tijdrekening verbonden is, had al op verschillende plaatsen in het groote paleis wandschilderingen van meer praktische, dan artistieke waarde laten aanbrengen. In de oude sterrewacht met den aardigen naam: ‘Torre de' Venti’ herinner ik mij jaren geleden, toen die ruimten nog niet door het Archief waren in beslag genomen, wandschilderingen gezien te hebben,
| |
| |
die mij deden denken aan werk van een van de gebroeders Bril - waarschijnlijk Mattheus - en gezichten op Rome voorstelden, terwijl andere betrekking hadden op de in die plaats beoefende wetenschap.
het overbrengen van den obelisk; op den achtergrond, van links naar rechts, de nieuwe sint pieters kerk, met de hijschtoestellen voor den bouw van de koepel; de oude basiliek in hare geheele uitgestrektheid met den klokketoren, en er boven de nieuwe vleugel van het vaticaan, tegenwoordige residentie des pausen, in aanbouw; wandschildering der vaticaansche bibliotheek.
Van denzelfden paus en ook in de lijn der exacte wetenschappen is de lange Galerij der Geografische Kaarten, sedert eenige jaren weer gewoon toegankelijk. Andere kaarten aan den wand geschilderd vindt men nog, wanneer men er toevallig komt, op den weg naar de vertrekken der hooge Vaticaansche administraties, in een gedeelte van het paleis, dat vroeger ‘Bologna’ heette - naar een kaart van de geboortestad van Gregorius XIII, nog op den wand - in de derde rij der ‘Loggie’, tot voor kort de ingang tot de Pinakotheek. Het gebruik van dergelijke kaarten voor de in Italië zoo belangrijke bezigheid der conversatie vond ik eens duidelijk aangetoond in de beschrijving van een reis door een anderen, lateren paus, wiens regeering nog gedeeltelijk tot het Cinquecento behoort. Clemens VIII bezoekt het lustslot van Caprarola, waar een heele wand van een der voorname zalen door een wereldkaart in beslag genomen wordt. De reisbeschrijver wijst daar op het nut van zulke kaarten bij de hand te hebben en wij kunnen er staat op maken, dat het gebruik, vooral van de meer gedetailleerde wandkaarten in het Vaticaan, zich nog heel wat verder uitstrekte, dan juist tot gesprekken over ontdekkingsreizigers bijvoorbeeld, en gereede hulpmiddelen waren voor de veldtochten der tegen-reformatie en de bezwaarlijke Christelijke kolonisatie door de zendelingen ondernomen. Bij de herhaalde bezoeken van
| |
| |
Moscovitiesche, Persische en Japansche gezanten, omstreeks 1600, zullen dezen met belangstelling hebben gadegeslagen wat de aardrijkskunde toen van hunne verre gewesten had kunnen vastleggen.
praalgraf van pius v, in santa maria maggiore, rome.
In dezelfde derde rij der Loggie is ook een aantal tafereelen, die het overbrengen van de relieken van Gregorius den Groote, in het pontificaat van zijnen naamgenoot, voorstellen. Zij worden aan Antonio Tempesta toegeschreven, meer bekend als graveur en maker van een groote perspectievische kaart van Rome. Het is jammer, dat die fresco's nog niet in reproductie bestaan; niet dat zij groote waarde voor de geschiedenis der eigenlijke monumenten hebben, maar hun typisch Romeinsch karakter en pakkende voorstellingen van het straatleven uit dien tijd, zouden ze van waarde maken voor een ieder die zich de moeite geeft aan een beredeneerde omschrijving van wat eigenlijk Romeinsch is mede te werken.
Die bescheiden poging de herinnering te bewaren aan een enkele gebeurtenis van openbaar belang in eens pausen regeering, dat stukje kroniek in de eigen omgeving afgemaald, wast in de groote zaal van Sixtus' V Vaticaansche bibliotheek uit tot eenen historischen cyclus nopens een toen nog niet ten volle uitgevoerd programma van stad-hervorming.
Het is alsof men naast de enkele straat - de via Gregoriana - en de paar gebouwen - als het Collegio Romano - die van den onmiddellijken voorganger van Sixtus V zijn, zich rekenschap geve van het groote nieuwe stadsplan van dezen laatste en de vele monumenten met de emblemen van zijn pauselijk wapen gekenmerkt. Er is trouwens in die versiering van de bibliotheekzaal, als een inhoudsopgave bij een boek, een gezicht op Rome in vogelvlucht, waarin het aandeel van Sixtus V aan den ombouw van Rome met groote duidelijkheid, zij het dan ook met eenige overdrijving, is voorgesteld.
| |
| |
Kenteekenend voor het Barocco, dat zich ook hier weer als tweede Renaissance in tegenstelling met de andere voordoet, is het heele grootsche plan van Sixtus V met het doel alles op de eischen van den eeredienst te richten. Als een proefneming zou men eene afbeelding van de zoo juist genoemde kaart, naast een exemplaar van een al vroeger in gravure en klein formaat verschenen kaart van Rome met de voornaamste plaatsen van den eeredienst kunnen leggen, als het voor den aanvang van het Christendom in Rome op het stuk van heidensche en Christelijke heiligdommen gedaan is.
Vooreerst voelde Sixtus V zich aangetrokken tot een groote daad - meer wegens de technische moeilijkheden dan anderszins beroemd geworden - op slag den obelisk naast de Sint Pieterskerk, een overblijfsel van het Neroniaansche circus, midden op het plein te planten. In de pronkzaal van de Bibliotheek had men voor dat veelomvattend tafereel geen voldoende plaats en het werd naar een van de achtervertrekken verschoven, waar men nu den obelisk op reis naar zijn nieuwe standplaats kan zien.
praalgraf van sixtus v, in santa maria maggiore, rome.
Op zich zelf ware dit neerlaten, overbrengen en wederoprichten van de reusachtige steenen naald - het denkbeeld was, zooals wij kunnen weten, reeds onder Gregorius XIII opgekomen - een proefstuk van durf, naar behooren door duizenden stadgenooten en vreemden aangestaard en door buitenlandsche gezanten in Rome aan hunne lastgevers overgebriefd. Bij Sixtus V was het een nummer van een programma, dat nog binnen zijne regeering en laatste levensjaren tot volledige uitvoering kwam. Drie andere obelisken werden opgericht: bij Sint Jan in Lateranen, Santa Maria Maggiore en op de piazza del Popolo, alle aan het einde van belangrijke straten of op het punt waar ver- | |
| |
scheidene straten samenkwamen. Maar dat was in het programma haast meer bijzaak of toeval. Ter tijde werd als het voornaamste vooropgesteld, dat elk van deze heidensche overblijfselen als voetstuk aan het kruis dienstbaar gemaakt werd en in de annalen van de Ceremoniemeesters in het Vaticaansche archief vindt men alle bizonderheden van den ritus van exorcisme en wijding, die toen plaats greep. Interessant is ook, dat de menschen toen nog, of reeds, geplaagd werden door het geheimenis van de hieroglyphen. Fontana beeldt nauwkeurig het onbekend en niet te ontsluieren schrift af en zegt er bij zulks te doen voor hen, die het zouden willen ontcijferen; en een ander tijdgenoot van Sixtus V: Mercati, een grondlegger van de museumkunde, schreef toen zelfs een boek over obelisken, dat echter geen greintje verklaring van de in graniet gegrifde teksten brengen kon.
relief aan het praalgraf van sixtus v, voorstellende de kroning van dezen paus, op de trappen, die naar de voorhal der oude basiliek leidden.
photo anderson.
In denzelfden geest, en ook met ceremonieën, worden twee aanzienlijk grootere voetstukken gewonnen: de Trajanus- en de Marcus Aurelius-zuil, voetstukken van de beelden der Apostelen Pieter en Paulus. Op de Trajanus-zuil werd het beeld eerst van klei, voor een proefneming, opgericht, een bezonnen denkbeeld aan het Barocco, dat in het begin van de zeventiende eeuw met een van de figuren bovenop de porticus van de nieuwe Sint Pieterskerk ook toegepast zou worden.
Die obelisken en zuilen vormen elk het middenstuk en het eigenlijke onderwerp van een aantal der lunetten in de Vaticaansche bibliotheek. Elk van deze voorstellingen bevat eene menigte bizonderheden van belang voor de topografen van Rome, voor archaeologen, en bovendien zijn er groepen en kleine scènes uit 't toen malige straatleven in afgebeeld, die ze aan elk die Rome lief heeft, dierbaar moeten maken. Veel van het ‘verdwenen Rome’ vindt men er gemakkelijk en opmerkelijk getrouw aan de waarheid, voorzoover die aan andere bronnen te toetsen is, terug. Zelfs voorgoed verloren kunstwerken, als de met voorstellingen beschilderde gevels van sinds lang gesloopte huizen, zijn hier te herkennen.
Hoogelijk is die nauwkeurigheid te waardeeren in een van de fresco's, dat een onder Sixtus V neergehaald monument van de bouwkunst der Middeleeuwen: het paleis van Sint Jan in Lateranen, betreft. Op zich zelf is het een bewijs van historischen zin, wellicht met eenigen rouw vermengd. Hoe dit ook zij, voor het paleis, zooals Sixtus V het nog vond, is een heel fresco afgestaan, om de herinnering daaraan te bewaren, zoo- | |
| |
als Paulus V het later in de krypt van Sint Pieter, op minder grootsche schaal echter, voor de oude basiliek zou doen.
Toch kan het in onze oogen niet verontschuldigen, dat de Middeleeuwen daar moesten wijken voor het uiterst nuchtere utiliteits-gebouw van het Barocco zooals het ook, zonder eenige poging om het te vergoelijken, in de buurt is afgebeeld. Van den beginne was het, waarschijnlijk door malaria, gedoemd onbewoond te blijven.
relief aan het praalgraf van sixtus v, door den zuidnederlander gillis van den vliete; voorstellende de franciscaner didacus in de oude basiliek van sint pieter.
photo anderson.
Van Sixtus V, en van de eerste periode van het Barocco door Pius V ingeleid, is een voorbereiden van de toekomst een in het oog loopende richting; vroeg of laat moest deze voorbereiding leiden tot eene grondige afrekening met de Middeleeuwen, als een van de naaste opvolgers van Sixtus V, de Aldobrandinipaus Clemens VIII een einde zou maken aan de macht van de feodale heeren binnen Rome, in het voorbeeld der Cenci's wereldbekend.
Aan de opruiming van het verleden bood een nieuw element in de beschavingsgeschiedenis van Rome weerstand: de Christelijke archaeologie, onder Sixtus V in opkomst, als nader aangetoond zal worden.
Merkwaardigerwijze staat het ons vrij van de snelle antwikkeling van deze nieuwe wetenschap, die zooveel bijdroeg tot het behoud van Rome, in alle bizonderheden kennis te nemen, terwijl omtrent de stuwkracht van geldelijken voorspoed, die achter de steeds stijgende weelde van het Barocco sedert het begin van Sixtus' V regeering stond slechts karige verklaring voorhanden is, hoofdzakelijk neerkomende op de ‘Monti’, staatsbanken met onroerend goed als grondkapitaal, reeds door Hübner in zijn voortreffelijk boek: ‘Sixte Quint’ behandeld. Met het jaar 1585, toen Sixtus V de tiara aannam, begint eene reeks openbare werken, die onnoemelijk groote sommen verslonden hebben; onder dezen paus nog: de nieuwe kapel van Santa Maria Maggiore, de koepel van de Sint Pieterskerk en het voornaamste werk van eenen nieuwen vleugel van het Vaticaan en het brengen van een groote waterleiding naar Rome; onder Clemens VIII, wiens regeering tot 1605 duurt: het herstel der oude kerken van Rome, gedeeltelijk ter wille van het Jubeljaar 1600, dat zelf aanzienlijke kosten voor den H. Stoel meebracht, de voortzetting van de onder Sixtus V begonnen inrichting van het Quirinaal als zomerverblijf der pausen, het uitbreiden van Sint Pieter met een nieuwe kapel: de Clementina; onder Paulus V: het neerhalen van het- | |
| |
geen nog stond van de oude basiliek daar en het bouwen van het schip en den voorgevel van de eindelijk voltooide nieuwe Sint Pieterskerk.
Een grondiger studie van het tijdperk van bijna een halve eeuw om 1600 in Rome toont duidelijk, haast voorbeeldig aan een zeer sterk element in de gansche geschiedenis van Rome: de continuïteit, het bewust voortbouwen op de grondslagen.
relief van het praalgraf van sixtus v; voorstellende zijne werken van barmhartigheid; links de voor schulden gegijzelden ontslagen; rechts het gesticht voor de bedelaars; in het midden een optocht van met bruidschatten begiftigde jongedochters; daarachter het vaandel van de società del gonfalone, die christenslaven terugkocht of inruilde; de onder sixtus v gebouwde koepel van sint pieter; de door hem beveiligde kust van den kerkelijken staat, met wachttoren en pauselijke galeien.
photo anderson.
Wij kunnen zelfs zoover gaan te zeggen, dat de onregelmatige, hortendegang van de ontwikkelingsgeschiedenis van Rome een onjuiste voorstelling was, geheel te wijten aan onvoldoende kennis, zelfs met den bouw van de nieuwe Sint Pieterskerk. Frey's studies, Lanciani's Geschiedenis der Opgravingen in Rome - onlangs met het vierde deel tot in de eerste jaren van de zeventiende eeuw gekomen - zijn nu daar om ons te overtuigen, indien het wezen van het pauselijk gezag en de innige verknochtheid van de pausen zelf met Rome ons niet reeds aan het twijfelen gebracht hadden, of eene reeks onregelmatige sprongen afgewisseld door onverklaarbare halten de geschiedenis van de Stad der Steden in een tijdperk zonder groote staatkundige bewegingen zou kunnen zijn.
Waar echter de middelen vandaan kwamen, is, met uitzondering van den bouw van de Sint Pieterskerk, die van overal uit den Orbis Catholicus bijdragen in geld mag ontvangen hebben, nog een open vraag. Indien een weltoegerust vorscher van staathuishoudkundige geschiedenis zich aan de taak van die studie wil zetten, vindt hij in de archieven van Rome een buitengewoon rijke stof. Van het geheele tijdperk 1585-1621 liggen de keurig bijgehouden boeken omtrent het algemeen beheer der middelen van den Kerkelijken Staat en de rekeningen van de meeste
| |
| |
bouwwerken, in dien tijd gemaakt of voltooid, op zijne belangstelling te wachten. Wellicht zal de deskundige dan eene verklaring kunnen geven aan het den oningewijde opvallende feit, dat met de stijgende weelde van bouwwerken en van herleven in Rome de afzonderlijke posten: salarissen en dergelijke, geen gelijken tred houden.
Er is toch een gedeeltelijke verklaring voor de weelde van bouwkunst, die in de Sixtijnsche kapel van Santa Maria Maggiore, voor het eerst na den gedegen rijkdom der Renaissance, aan den dag treedt. Gedeeltelijk was de bouwende paus Sixtus V rijk, omdat hij het kapitaal der Oudheid op nieuwe rente uitzette.
relief van het praalgraf van sixtus v, door den zuidnederlander nicolaas van arras, voorstellende de rechtvaardigheid, als voornamelijk met het uitroeien van roovers der campagna romana uitgeoefend; rechts nog eens de vaticaansche obelisk; op den achtergrond de bogen der sixtijnsche waterleiding.
photo anderson.
Met verrassende duidelijkheid is door een van de grootmeesters der Romeinsche topographie, den senator en professor Rodolfo Lanciani, aangetoond, welk haast onbeperkt gebruik Domenico Fontana gemaakt heeft van de antieke bouwwerken, de Middeleeuwen inbegrepen. Het vermoeden lag voor de hand, dat de behoefte aan bouwen versieringsmateriaal invloed gehad zou hebben, op het vonnis, dat men toen aan het Septizonium Augusti voltrok. Toch schijnt, naar de jongste onderzoekingen, de zwakke toestand van het decoratief bouwwerk eens aan een hoek van den Palatijn tegenover de Via Appia, waar die in de stad uitmondde, het sloopen gewettigd te hebben.
De spolia opima van het Patriarchaat van Sint Jan in Lateranen en van het Septizonium dienden dus voor de inwendige versiering van de kapel, die Sixtus, als een schijn van de reliek der H. Kribbe en als zijn eigen mausoleum en dat van zijn voorganger Pius V aan de eene zijde van de basiliek deed bouwen: piëteit voor den paus, dien hij hoogelijk vereerde en het bewust zijn van zijn eigen beteekenis brachten hem tot het besluit bij de kerk van Santa Maria Maggiore, in de onmiddellijke nabijheid van zijn eigen landgoed: de villa Montalto, de
| |
| |
eerste kapel aan te bouwen. Toen in het begin van de zeventiende eeuw Paulus V het tegenstuk leverde met de Borghese-kapel aan de andere zijde, werden weer de voornaamste kunstenaars van den tijd opgeroepen om daaraan mede te werken o.a. de vader van Bernini. De kostbare steensoorten vond men niet meer in steengroeven der Oudheid, maar moest ze van over heel Italië betrekken.
Sixtus V wijdde - in zijn eigen kapel - zijn eigen grafmonument in, een pontificale daad in den geest van den buitengemeen energieken man, dien hij zich ook in staatkunde toonde.
Het monument zelf is eene geslaagde poging om de kunst aan de geschiedschrijving in marmer dienstbaar te maken.
relief van het praalgraf van sixtus v, door den zuidnederlander gillis van den vliete, voorstellende de vrede tusschen keizer rudolf en sigismund van polen gesloten door den pauselijken legaat (in het midden) kardinaal ippolito aldobrandini, later paus clemens viii. op den achtergrond: de legaat rijdt in gezelschap van het college der kardinalen naar het nieuwe paleis van sint jan in lateranen, waar hij in een concistorie verslag van zijne afgeloopen zending gaat doen.
photo anderson.
Het grafteeken van Pius V, in denzelfden tijd gemaakt, werd nog meer in het symbolische gehouden. In de paneelen om de zittende figuur van Sixtus V is het geschiedenis van den dag - waaraan zelfs, als Gregorovius deed uitkomen, de afgehouwen hoofden der bandieten niet ontbreken - en een keurige bloemlezing uit de biografie van Sixtus V. Eene vergelijking met de in denzelfden stijl uitgevoerde monumenten, in de Borghese-kapel, van Clemens VIII en Paulus V, toonen, dat de onmiddellijke opvolgers van Sixtus V zijn grootsch programma van stad-hervorming niet evenaren kunnen. Hetzelfde geldt, voor de vergelijking van Paulus V met Sixtus V, voor de wanden, die de Borghese-paus in een deel van de lange vlucht van vertrekken der Vaticaansche bibliotheek met voorstellingen van daden zijner regeering liet versieren.
Het pontificaat van Sixtus V, zeer karakteristiek in elk opzicht, draagt ook in deze geschiedkundige fresco's kenmerken, die noch voor noch na de spanne van die vijf jaren, voor het Barocco kunnen gelden. Het schijnt alsof alleen in een tijdperk van zulke ingrijpende veranderingen, als Sixtus V in het wezen van Rome wrocht, een daarmede overeenstemmend monumentale herinnering in fresco's moest samengaan.
(Slot volgt).
|
|