Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 26(1916)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 367] [p. 367] De vaart, door Hélène Swarth. I. De lenteboomen staan als knoppentuilen Geheven tegen 't bleeke hemelgeel. Geluidloos glijdt een zeil als bruin fluweel Langs groenen berm en donkre stammenzuilen. Een vogel fluit, met kinderzoet gekweel, Een ander antwoordt - 'k weet niet waar zij schuilen, Ik hoor ze alleen hun reine liedjes ruilen, Eer zij gaan slapen in het zwart struweel. Geen wind beweegt de knoppende olmentwijgen, Zij wachten zacht den zonkus van April. De blonde wilgen, op het kerkhof, neigen Hun teere deernis naar de zerken stil. Een stap verklinkt, de lentevogels zwijgen - En kuisch en koel sterft weg de levenswil. [pagina 368] [p. 368] II. Wijd strekken de olmen, langs den berm geschaard, Hun armen uit, waar vink en tjiftjaf kweelen. En klankloos glijdt de melkboot door 't fluweelen Azuren water van de kalme vaart. In roze en lila, blonde kindren spelen Met bal en hoepel, zoetjes en bedaard, Tot éen de bal plots ópvangt in zijn vaart En vogelzang vermengd wordt met krakeelen. Dan zijgt alom het zuiver zwijgen weer. Traag loopt de schipper 't bootje voort te boomen. Een gouden wolk doorzeilt de bruine boomen; De zon verguldt de kinderkopjes teer. Uit wazig weiland rijzen malve doomen, Zoo zacht en vroom als droomen van weleer. Vorige Volgende