Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 26
(1916)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 275]
| |
Volendam als ‘sketching-ground’,
| |
[pagina 276]
| |
oude volendammer. teekening van willy sluiter. (uit entos-boek van de firma blikman en sartorius).
| |
[pagina 277]
| |
en Amerika ‘to do Volendam’ zooals zij zeggen. Weinig tijd wordt hun gelaten, want er moet geluncht worden en de booten gaan op tijd en de man met de gegaloneerde pet maant in drie talen tot voortmaken en zoo heb ik mij vaak verwonderd over deze manier van reizen. Dag in dag uit heb ik hetzelfde spel gadegeslagen, ik spreek nu van vóór den tijd dat de wereldbrand woedde en er nog aan ‘oorlog’ niet gedacht werd, want heel het vreemdelingverkeer werd begrijpelijkerwijze daardoor in ééns stopgezet. Zoo komt daar dan de massamensch lunchen; zit aan zee in de heerlijke ruime waranda's van het Hôtel Spaander en deze menschen zien niets, zij voelen niets en begrijpen niets van het Volendammer volk doch heel hun denken gaat uit naar hun biefstuk met gebakken aardappelen en hun glaasje wijn of sodawater en de prentbriefkaarten die toch vòoral geschreven moeten worden, welke later als de zwerm gasten weer verdwenen is, door een der talrijke dochters van den Heer Spaander bij honderdtallen tegelijk naar het postkantoor van Tante Brechtje gebracht worden. Het zijn dan ook menschen van één dag, de daagjesmenschen in Volendam; de dames koopen echte Volendammer mutsen om zich mee te sieren: ik heb er gezien die met den hoed in de hand en de kanten muts op naar Amsterdam terug gingen en de heeren wagen een oogje aan de talrijke knappe meisjes en vooral ook er moet ‘gekiekt’ worden. Dit is een eerste vereischte nog meer haast dan het ‘handjes wasschen’ in het Hôtel Spaander’....
* * *
volendamsch meisje. studie van hans von bartels.
Zij volgden de talrijke schilders, die Volendam als ‘sketching-ground’ ontdekten. Sedert tal van jaren komen van heinde en verre de kunstenaren en ‘would-be’ artisten in Volendam en dit is geen wonder want het pittoreske volk en bedrijf schenkt rijkelijk stof tot werken. Zoo heeft zich hier in den loop der tijden een kunstenaars-kring gevormd, waarvan het reeds genoemde Hôtel Spaander het middenpunt is. Zij brachten met zich, die schilders en schilderessen een geest van ‘volleven’, uitbundige vroolijkheid en grappenmakerij, welke de wanden deed daveren van jolijt en luid gelach en welke met zich voerde de sfeer der Parijsche ateliers en Parijsche academies, want hier vond men elkaar wêer, de luidjes van Julian en Colarossie, van ‘the London Sketch Club’ en Amerikaansche ‘art Clubs and Societies of Art’ en het kosmopolitische kunstleven vierde | |
[pagina 278]
| |
hoogtij in dit kleine dorpje van ons lieve vaderland.
de werf te volendam, ets van w.o.j. nieuwenkamp.
Ik heb dit in Laren ook meegemaakt, doch in mindere mate en het was slechts kort, want al spoedig werd Laren bedorven. Ik heb altijd het gevoel gehad dat van Parijs uit de waarlijk schoone plekken van ons land werden gesignaleerd. In de Parijsche ateliers waar ik werkte kende men Laren om zoo te zeggen op een prik en van Parijs uit ging ook, en dit weet ik heel zeker, het bericht rond dat Laren verknoeid was. Het engelsch pension is verloopen en in Laren, waar vroeger drommen vreemde artisten kwamen, is in de laatste jaren een vreemdeling de ‘rara-avis’.
kunstenaarsgroep te volendam. sluiter, mlle cassiers, cassiers, benedito, hanicotte, jungmann, mme cassiers.
Doch keeren wij tot Volendam terug. Zal ik u verhalen van de verkleedpartijen en de bals in de groote eetzaal van het Hôtel waarbij met de geringste middelen het grootst mogelijk effekt bereikt werd en van de dame die een heer bleek te zijn en de heer die een dame was?.... Of ook van den dikken duitscher die het spelletje niet kende van het dubbeltje op het voorhoofd en den trechter tusschen den broeksband en van het koude stortbad dat er volgde?... of ook van de wonderlijke biljartpartijen, waarbij ten slotte geen pommerans meer op de stokken en geen bal meer op het biljart te vinden was?.... Ik kan u zeggen, dat na het harde en vele | |
[pagina 279]
| |
werken overdag de avonden vroolijk waren als nooit te voren.
huizen aan den dijk. teekening door otto van tussenbroek.
* * *
‘leur mer’. naar een schilderij van hanicotte.
Het is niet doenlijk in dit kort bestek alle namen te noemen van hen, die in Volendam woonden en werkten en er hunne penaten hebben opgeslagen. Onder hen zijn het vooral Hanicotte; Hans von Bartels †; Paul Rieth; Cassiers; Benedito; Charlèt; Bartlett †; Jungmann; Phil May † en Tom Browne †; Paul Rink † en Willy Sluiter, die Volendam bekend gemaakt hebben en wier werken alom verspreid zijn ter getuigenis van de schoonheid van dit echt Hollandsche visschersdorp. Tevens werkten hier ook om slechts enkele namen te noemen: de franschen: Paul Signac; Wery; Possin; Staquet; de duitschers: Hans Hermann; Kallmorgen; Althaus; Emil Orlik; Noster; Georg Hering; de Hongaren: Iszak Perlmutter; Ferd. Schmützer; Max Pollak; de Belgen: Melchers en Maurice Sijs; de Engelschen en Amerikanen: Leo Cheney; Gibson; Robinson; Castlie Keth; Colin Campbell Cooper en ten slotte de Hollanders: Evert Pieters; Veldheer; Nieuwenkamp; Cramer; Huidekoper; Tjipke Visser e.a. Van enkelen dezer wil ik in het kort iets zeggen. Het zou mij te ver voeren van elk een volledige biographie te geven, ik doe dus slechts een greep en reken dan vooral den franschman Hanicotte als een der oudste getrouwen. Hij heeft jaren | |
[pagina 280]
| |
lang in Volendam gearbeid en er zijn beste dingen gemaakt. Hij huwde met een der dochters van den heer Spaander, de gastheer van half Europa zooals zij onlangs lazen, en zijn werk heeft in Parijs eene uitnemende reputatie; Hans von Bartels was mede een der buitenlanders in wier werk Volendam leefde. In 1893 kwam hij er voor de eerste maal ‘und diese Binnen wasserwelt hat ihm, dem auf die Höhe seines Mutes und Frohgefühles gelangten Künstlerabermals eine vielseitige Anzahl von Neuanregungen gegeben’ zoo lezen wij in een künstler monographie door Ed. Heyck.
de haven van volendam. teekening van otto van tussenbroek.
Cassiers is de ten onzent ook op het gebied der affiche-kunst overbekende Belgische schilder; Phil May en Tom Browne de jong gestorven engelsche zwart en wit kunstenaren, wier werk eerst wereld-vermaardheid verkreeg.
paalwoningen te volendam. teekening van otto van tussenbroek.
Paul Rink (zie Elsevier's Maandschrift, Jaargang XI, deel 21, blz. 83) onze landgenoot, geboren te Vechel in 1862 en overleden te Edam in 1903 heeft op zeer eigene wijze zijn naam verbonden aan Volendam evenals Willy Sluiter, die er thans nog telken jare heen reist | |
[pagina 281]
| |
oude volendammer. door otto van tussenbroek.
| |
[pagina 282]
| |
om er nieuwe indrukken op te doen. Sluiter's beste werken ontstonden, naast die in Katwijk gemaakt, vooral in dit Zuiderzeedorp en hij is er een graag geziene figuur. Ferdinand Schmützer behoort tot de grootste etsers der wereld, ook zijn leerling Max Pollak, een jonge Prager is op weg naar roem. Colin Campbell Cooper is de Amerikaan, die, na veel in Holland te hebben geschilderd tot bekendheíd kwam om zijn schilderijen van de New-Yorksche ‘Sky-Scrapers’.
oude visscher, teekening van nico jungmann.
Zij allen hebben in meer of mindere mate het Volendammer schoon begrepen en vertolkt. In de eerste plaats de schoonheid van het volk zelve: het visschersvolk en het bedrijf; de typen van het dorp en in de tweede plaats de schoonheid van het dorp met de paalwoningen; de haven; de ‘botters’ en ‘kwakken’ (een groot model ‘botter’ heet ‘kwak’). Voor figuurstukken en landschappen of zeegezichten was hier steeds stof tot werken, overvloedig. De allerliefste kinders in hun Volendammer pakjes als poppen, de meisjes en knapen, visschersvrouwen en visschers in den dop en de Volendammer jongens en meiden, mannen en moeders en ouderen van dagen, zij allen zijn gaarne model en de ‘teekenaar’ is bij hen thuis. Het Volendammer volk is, dat zal ieder die het waarlijk kent, gaarne getuigen: ruw maar zeer goedhartig. Is genegenheid eenmaal gewonnen dan is zij ook durend en het is een volk van trouwe kameraadschappelijkheid. In vele opzichten grof en ruw maar fijn in hun genegenheid en fijn in de hulp die zij elkander in moeilijke uren bieden. Is het trouwens niet fijn uitgedrukt van den Volendammer die op een briefkaart bericht: ‘als dat mijn vrouwtje weder een zoontje overwonnen heeft’? Er kan verdeeldheid heerschen, er kan wrijving zijn soms op den dijk, maar het volk is één. Twisten worden vrij spoedig bijgelegd en tot vechten, tot slaan komt het zelden. En van de eenheid van dit visschersvolkje was ik getuige toen een knaapje in de haven viel en verdronk. Er was een spanning, een trilling in heel het dorp op het oogenblik toen het ventje werd opgehaald. ‘Zou het nog leven?’ en in stille afwachting stond heel de bevolking op den dijk en voor het kleine huisje aan de haven, waarbinnen wij bezig waren tevergeefs den kleinen jongen tot het leven terug te roepen. | |
[pagina 283]
| |
Het was om nooit te vergeten: het bleeke natte ventje op den vloer en de stoere donkere mannen in het schamele vertrek, groot staande in kring tegen het licht en toeziende hoe wij in telkens herhalende beweging de kunstmatige ademhaling toepasten. Totdat de dokter kwam die den dood van 't ventje vaststelde. Daar buiten stond het volk en wachtte....
modderman, teekening van j.g. veldheer.
De ouders van het ventje woonden be- | |
[pagina 284]
| |
neden dijks en later zag ik van uit het venster van mijn atelier hoe een knappe jonge visscherman het lijkje droeg, dat in een sterk groen gekleurde deken was gewikkeld.
teekening van phil may in de graphic. ‘kroningsfeest te edam’.
Het groen van deze deken waarin de vormen van het lijkje te speuren waren tegen het donkere Volendammer pak van den drager; de wijze waarop hij vast maar met zekere wijding den lichten last droeg en voortschreed tusschen de rijen volks naar het huisje waar de moeder in treurnis wachtte en ook de wijze waarop bij het langs schrijden de mannen hun petten en mutsen afnamen en de vrouwen wier oogen vochtig glansden hun kruisje sloegen...... Het zal mij immer bijblijven. Vraag het elken Volendammer en hij zal u zeggen ‘ja wij staan elkander bij!’ En dit is wel een der schoonste trekken van dit volk waarvan ik u veel goeds zou kunnen verhalen....
krabbel van phil may.
* * *
Er is nog een moment dat ik wil trachten te omschrijven omdat ook dit zich onuitwischbaar in mijn herinnering heeft vastgezet. Een gebeuren van gansch anderen aard. Op een warmen zomeravond had ik mij verlaat bij een bezoek aan Edam. | |
[pagina 285]
| |
Langs het jaagpad gaande bereikte ik na een half uur gaans weer Volendam dat in het maanlicht te droomen lag. Het dichtslaan der klaphekken op mijn weg en nu en dan het schel gekwaak der eenden uit de talrijke broederijen in die buurt en mijn tred op het grindpad was het eenige geluid dat de avondstilte verstoorde.
op den dijk, naar schilderij van paul rink.
In Volendam was alles ter ruste en langs een der smalle straten gaande, die naar den dijk voeren, treft mij als ik boven ben plotseling een wonderlijk schouwspel. Heel de visschersvloot lag met volle zeilen ten anker voor de haven. Het schitterende maanlicht met zijn prachtige reflexen op het water, de roerlooze stilte alom; de beide havenhoofden met het roode en groene licht en de grillige lijnen der lantarens en staktsels en die zwerm van schepen daar op zee met de talrijke lichten dat was heel iets nieuws voor mij en onbegrijpelijk maar van een schoonheid onzegbaar.... Doch later werd het mij duidelijk gemaakt. Het had overdag geregend. Zaterdags komt heel de vloot binnen, maar daar het zeer warm was en volkomen windstil hingen de zeilen te drogen en durfde men niet voor vier uur 's morgens de haven binnengaan daar anders de visch aan boord zou sterven. Want, zoo men weet, heeft elke botter of kwak, een z.g. ‘beun’ aan boord ingebouwd waarin vrijelijk het zeewater blijft doorstroomen, het havenwater echter was dien dag te warm. Het was een geval dat hoogst zelden voorkomt, wat betreft het met volle zeilen in volmaakte windstilte wachten van de vloot. Veel heb ik gezien en op vele plekken van de schoone aarde ben ik geweest maar nimmer zag ik iets van zoo tooverachtige schoonheid. | |
[pagina 286]
| |
van tussenbroek en willy sluiter. naar teekening van willy sluiter.
Ook het z.g. ‘vluchten’ van de vloot bij dreigend weer is prachtig. Als dan heel de vloot komt opzeilen en vlak voor de haven elk schip beurtelings een ‘slag’ maakt en binnen vaart en ten slotte heel de haven vol komt te liggen zooals alleen op Zaterdag en Zondag het geval is, met dat feestelijke gevlag van al die wimpels aan de masten en de bedrijvigheid aan boord om later tegen den avond weer uit te zeilen en heel de zee bedekt is, zooverre men kan zien met visschersbooten, alle in dezelfde richting zeilend; ziet, dat zijn nu dingen die de daagjesmenschen nimmer zullen aanschouwen en ook niet de rijke ‘Globe-trotters’ want hun rijkdom van dollars is in het Rijk der Schoonheid geen gangbare munt. Zij zullen niet zien den ‘stijl’, die in sommige knappe jonge mannen en vrouwen is en ook niet kunnen waardeeren de waarlijke deftigheid van het zwarte ‘bestepak’ der mannen, stijlvol en evenwichtiger dan hun mooiste ‘smoking’ of ‘dress-suit’, want de broeklijn en ook de kleur die er in deze ‘pakken’ zít is van een gratie die zich wonderwel aanpast bij het vroolijker costuum der Volendammer vrouw. De Volendammer kleederdracht is overbekend, maar hebt gij er u wel eens rekenschap van gegeven hoe prachtig bij de mannen het roode baaien hemd of roode baaien halsstuk met de beide gouden knoopen aan den hals tegen het dof zwarte mouwenvest contrasteert en hoe daarbij het prachtig sterke groen der strikken aan bonten muts, het ‘ruigie’ en aan den broek, als het ware onmisbaar is? Hoe goed is alles gekozen. En weet gij dat de mannen een blauw baaien corset dragen dat zij hun ‘gezondheid’ noemen, hetgeen mij even denken doet aan een andere aardige benaming die zij bezigen n.l.: ‘broodwinning’ zooals één der achterzeilen van hun schuit heet, hetwelk alleen geheschen wordt als zij werkelijk aan het visschen zijn? En hebt u wel eens opgelet hoe prachtig bij de meisjes en vrouwen het gelaat omsloten wordt door die kanten ‘hullen’, in vorm zeer gelijkend op Spaansche helmen uit den ouden tijd? En weet gij wel dat het halsstuk van haar Zondagskleedje menigmaal bij het kiezen hoofdbreken kostte, want kiezen is o! zoo moeilijk en een bloempje zus of bloempje zóó maakt nog een heel verschil in haar ‘kletje’ (fransch: ‘collet’) is haar trots. En mocht gij eens in Volendam zijn en een aardig meisje zien, zet haar dan eens | |
[pagina 287]
| |
tegen het licht en zie eens, zie goed hoe prachtig door het kanten mutsje met de zijstukken het profiel zich afteekent en vraag haar eens de ‘hul’ af te zetten en zich te toonen in het dof-zwarte onderkapje dat nauw om het hoofd sluit, tien tegen één dat zij kleuren zal. Mogelijk is zij er toe te bewegen, maar ik geloof niet dat u dit gelukken zal, om ook dát mutsje af te zetten en gij zult verwonderd zijn om het jongenskopje, dat te voorschijn komt, want het haar is kortgeknipt recht van voren halverwege het voorhoofd en recht-af van achter halverwege de hals, waar het ietwat omgekruld is. Het geldt in Volendam als onkuisch eenig haar te toonen van voren onder de kanten ‘hul’ uit. 's Lands wijs 's lands eer!
* * *
teekening van leo cheney.
Het Volendammer leven concentreert zich op den dijk. Dáár wordt alle handel gedreven, daar is de vischafslag, waarvan met klokgelui telkenmale als er schepen binnen komen de koopers worden opgeroepen, dáár is het waar jong en oud elkaar ontmoet.... En daar zitten ook den ganschen dag de ouden van dagen neergehurkt naar zee te staren. Hetzelfde neerhurken wat in Indië de inlanders doen is dit in-kring-heerzitten van de Volendammer inboorlingen. Het geeft aanleiding tot het zien van prachtige ‘gevallen’ en het is geen wonder dat de schilders daar hun hart aan ophalen. En 's avonds komen van het achter den dijk lager gelegen dorpsdeel de bewoners wat kuieren op den dijk en wat lucht happen aan zee. Want het is niet altijd frisch daar in die nauwe straatjes en steegjes in het dorp, dat men in twee deelen zou kunnen splitsen n.l. het gedeelte wat tegen den dijk aan gebouwd is en dat wat verder landwaarts ligt, de z.g. ‘meer’. Dwars door het dorp loopt een binnenwater waarover eenige alleraardigste éénarmige ophaalbruggen zijn in vroolijk blauw of groen of geel geschilderd. Vooral waar de huizen tegen den dijk aangebouwd zijn ziet men een grillig silhouet en als de schepen binnen zijn en de masten en zeilen daarachter staan is dit dorpsdeel bizonder mooi. En 's maandags als de nieuwe week begint met ‘waschdag’ en de zon schijnt, dan worden langs al de straten en langs het water en dwars over de weg lijnen gespannen en dan is het of geheel Volendam gepavoiseerd is. De warme rooden der baaien hemden, het sterk blauw der schorten en al het kleurige fleurige gedoe der gestreepte ‘veststukken’ of ‘polleke-baa- | |
[pagina 288]
| |
tjes’ en groote bol-uitwaaiende fel-witte lakens met een enkele maal daartusschen het hel-oranje-geel der oliejassen, die te droogen hangen tegen hemelsblauw geschilderde deuren en met grillig breede reflexen spiegelend in het binnenwater, dit alles geeft een feestelijke stemming, welke nergens in den lande haar wêerga vindt. En binnenshuis zijn de vrouwen altijd aan het poetsen en schuren, want kinderlijk blij zijn zij, met al wat blinkt. De glazen kastjes zijn vol glimmende prullen: verguld porseleinen hondjes met kattenkopjes en katten met hondensnoetjes en schoteltjes met opschriften als ‘ter uwer verjaring’ of ‘voor vader’ in onmogelijke krulletters van goud en zilver en scheepjes van albast; groote glazen knikkers met wonderlijke kleurslierten daarin gedraaid; vergulde ankers en reddingsboeien van porselein; tot zilverglans opgepoetste ledige cacaobussen en trommeltjes en allerlei wonderlijke waardelooze snuisterijen zijn haar grootste schat. En de wanden van de kamertjes zijn volgehangen met portretten en prentbriefkaarten in blikken lijstjes en vaak vindt men er ook de altijd leelijke portretten der leden van het Koninklijke Huis. De meubileering is overal hetzelfde - in elk huis is de tafel bij het raam aangeschoven en in elk huis ook staat het kastje met de heilig-beelden en het olielichtje, want de Volendammers zijn katholiek, in tegenstelling met de Markers die protestant zijn. Hun grootste trotsch is bij het haardvuur koper te hebben, een doofpot is een rijk bezit en bij minder gegoeden vond ik vaak de deksels van biscuit blikken glanzend geschuurd en het is dan ook geen wonder, dat een koperen ketel een waarlijk koninklijk bezit beteekent. En zoo leeft dan geslacht na geslacht in deze kleine huisjes in dezelfde kleeding, met denzelfden smaak en dezelfde zorgen voor het dagelijksch brood en met dezelfde kinderlijke lust voor al wat blinkt en glimt en schittert. Maar in het leven der goede Volendammers is het toch niet al goud wat blinkt....
voor 't edamsch museum. aquarel door h. cassiers.
* * *
En zoo zijn met de jaren ook verschillende geslachten van kunstenaren door dit dit dorp gegaan en bijna zonder uitzonde- | |
[pagina 289]
| |
ring hebben zij eenig werk achtergelaten in het Hôtel Spaander als aandenken van hun verblijf. Het was van de dochters van den hôtelier wel goed bedacht om zich van flinke schetsboeken te voorzien, waarin de schilders-vrienden-van-den-huize om beurten konden teekenen, want, niet waar, als een meisje vriendelijk iets vraagt is het moeilijk te weigeren? En zoo ontstond ook een groote collectie teekeningen, waarvan die van Willy Sluiter en Leo Cheney hierbij gereproduceerd zijn uit het album van mevrouw Pauline Hering-Spaander te Edam. Op de eerstgenoemde zijn Willy Sluiter en schrijver van dit artikel op weg naar den arbeid, gewapend met schilderdoos en ezel en schetsboek, vol goeden moed, terwijl op de teekening van Cheney deze zijn ‘straw-hat’ op het dikke Volendammer hoofd geplant heeft en hij zelf de bonten muts op de ooren zette!
teekening van tom browne.
De vroolijke geest van een levenslustig Volendamsch verblijf spreekt daar ten volle uit, evenals bij de groote teekening van Phil May welke gemaakt werd ter gelegenheid van de kroningsfeesten te Edam. Ook daar is een zelf-portret op te ontdekken, want geheel links op de teekening als tweede figuur zien wij Phil May met de eeuwige sigaar in den mond, aandachtig kijkend naar het voorbijtrekken van den stoet, waarvan de ingewijde talrijke bekende Edammers kan erkennen, want ik verzeker u, alles is portret. Ook Ricardo Florês teekende zich zelf, pratend met een Volendammer en zijn jongens, terwijl Hanicotte op den achtergrond te schilderen zit en ook de teekening van Tom Browne is van het bekende Volendammer type,Ga naar voetnoot*) En zoo kwamen dan in den loop der jaren al die schilders naar Volendam optrekken en velen van hen zijn reeds heengegaan om nimmer wêer te keeren. Phil May en Tom Browne zijn vroeg gestorven, ook Paul Rink en Hans von Bartels, maar in Volendam leeft nog de herinnering aan hun samenzijn met de bent van vroolijk gestemde levenslustige beroepsgenooten. In het leven dier kunstenaars was Volendam dierbaar en dat blijkt ook uit het teekeningetje en bijschrift van Phil May in het boek van de ‘Cheshire cheese’, de overoude taverne in Fleet Street te Londen. De ‘Cheshire cheese pudding’ heeft een wereldvermaardheid: ‘to draw after diner is never an easy feat; but to | |
[pagina 290]
| |
draw after a Cheshire Cheese dinner of lark, steak, kidney, oyster, and mushroom pudding, argues much for the powerful talent and indomnability of the designer’ zegt de schrijver van een artikel in ‘the Strand magazine’. Toch was het Phil May wel toevertrouwd om met enkele rake lijnen den Volendammer neer te zetten in het gastenboek en het ‘just come back from Volendam’ als hulde aan de ‘Cheshire Cheese’. En als dan de schilders uit verre oorden, uit ‘underground’ of ‘metropolitain’ en ‘schwebebahn’ tot de Hollandsche lokaaltreintjes kwamen en daar in Kwadijk het wonderlijke stoomtrammetje binnengingen dat hen naar Volendam zou brengen of wel in Edam de trekschuit betraden, ziet, dan was het wel een wonderlijk gebeuren. Dat stoomtrammetje werd vereeuwigd op een teekening welke in het Hôtel Spaander hangt en waarvan de maker mij onbekend is. ‘Great fun’ was het zeker voor hem zelf en al de anderen toen deze teekening ontstond: ‘Irresitable, transporting!’ en daaronder: ‘Remarkable curiosity. Please visit!! Old sewing machine. Glass porch on wheels and cowshed. Can be seen in Volendam, Edam and Kwadijk daily. Visitors may take advantage and follow moving operations ceremony about every two hours at Volendam. Steam calliope and chimes to threaten cows and towns’. En ook de trekschuit, dat wonderding, het echt oud Hollandsche unieke middel van vervoer was niet minder het onderwerp van spot en grappen en gij zult kunnen voelen hoe nieuw dit oude wel voor hen was...... Ook hoe heerlijk deze tijd van hard werken was, die ging aanbreken en al het vreemde en de nieuwe indrukken van het wonderlijke Holland en het weerzien van vrienden en hernieuwen der oude banden met studiemakkers en broederschap der verschillende nationaliteiten! De schilders waren altijd samen, en men kon zeggen: Volendam was met de schilders één. Als een bewijs daarvan geldt een foto van de schilders Hanicotte en Jungmann. Het is lang geleden, ik meen in het jaar 1900 dat op Sint Nicolaasdag ‘een prachtig geïllustreerd aanplakbiljet den volke kond deed, dat het Sint Nicolaas behaagde 's avonds om half zeven Volendam in hoogst eigen persoon te bezoeken en dat hij aan de jeugd een herinnering aan dit bezoek wenschte te geven’, zooals in een der bladen destijds te lezen stond. De avond viel en honderden stonden op den dijk in zee te turen vol verwachting naar wat komen zou.. Daar was in de lichte mist plots het fel opflikkeren van bengaalsch vuur en verlicht door flambouwen kwam langzaam een vaartuig de haven binnen waarop Sint Nicolaas en knecht duidelijk zichtbaar waren. Hoe schoon was de stilte van den avond, de mist op zee en het vaartuig met de vreemde lichten in grillig lange verticale lijnen spiegelend in het ‘blakke’ water; het was alsof men de kinderharten hoorde kloppen, wel zevenhonderd kregen later hun geschenk in het Hôtel Spaander waar St. Nicolaas op een sierlijk gedrapeerden troon had plaats genomen. Uit zulke dingen blijkt genegenheid en deze komt waarlijk niet van één kant. Mogelijk kunt gij nu wel begrijpen het een ‘droogmaking der Zuiderzee’ en een ‘IJsel-meer’ dingen zijn waarover niet gaarne gesproken wordt, althans niet door hen die Volendam kennen als visschersdorp. En waarheen zal dan de zwerm van kunstenaren trekken en wat zal er van de schoone kleederdracht worden?.... Ik kan het u niet zeggen. Laren, ‘het Eksternest’. |
|