Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 26
(1916)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 270]
| |
lambert snoy en emma pauw van darthuizen. (naar een schilderstuk in het bezit van den heer j.b. van stolk).
| |
[pagina 271]
| |
Twee jeugdige moeders in den goeden ouden tijd,
| |
[pagina 272]
| |
die te Utrecht ter markt wilden gaan, liet hij als een echte roofridder onder Jutfaas gevangen nemen en op zijn slot den Ham voeren. De stedelijke raad veroordeelde hem deswege den 5den April en bepaalde, dat Frederick bloolshoofts voer den Raide komen zel ende bidden den Raide vergifnisse. Ook moest hij onder meer zweren, niemant, hij zij wie hij zij, niet te misdoen in woerden noch in werken, heymelich noch openbaer, 'tgeen hij noodgedwongen heeft gedaan. Een tweetal maanden later gewerd hem een ambtelijk schrijven van de regeering der stad Utrecht, waarin deze hem toesprak als Eersame, bisondere, goede vrunt, terwijl aan het slot een schriftelijk antwoord werd gevraagd van uwen Eersamheyden, die God almachtich behueden wil zelich ende gesont. Een oningewijde zou hieruit afleiden, dat er geen wolkje meer aan de lucht was, maar niets was minder waar en de uitbarsting nabij.
portret van sonoy.
In den zomer van 1481 togen die van de stad Utrecht, welke in openlijken oorlog was met den Bisschop, uit om de kasteelen van diens partijgangers te vermeesteren. Zij begaven zich het eerst vóór Frederik's stamslot ‘den Ham’, hetwelk hun door diens daarop bevelvoerende broeders zonder strijd werd overgegeven. Weinig tijds later werd het kasteel, waar Margaretha zoo menigen roof binnen moet hebben zien voeren, door de Utrechters verwoest. Waarschijnlijk hielden Frederik en zijne gemalin destijds verblijf op 't Bisschoppelijk slot te Vreeland, waar Frederik als maarschalk van het Nedersticht het bevel zal hebben gevoerd. Vandaar uit althans deed hij 1 Februari 1482 met twintig gezellen eenen strooptocht onder Breukelen, toen het noodlot wilde, dat een 150-tal knechten uit Utrecht ook derwaarts kwamen om hooi te halen. Frederik en de zijnen werden door deze overmacht gevangen, ende sy brochten hem mit die XX knechten binnen Utrecht, ende die ruter mosten Vrederic uten Ham bescermen voer die burgher, ende lieten hem te midweghen onder hem gaen, doe sy hem inbrochten binnen Utrecht. Aldaar werd hij aan de gilden overgeleverd en in de hem reeds van vroeger bekende Katrijnepoort opgesloten, ende uit elcken gilde werter des nachts twe by hem geset, die hem verwaerden. Kans op ontkoming was er voor hem ditmaal niet en hulp van buiten was evenzeer uitgesloten. Toen hem een paar | |
[pagina 273]
| |
maanden later door de stedelijke regeering, die in groote geldnood verkeerde, werd voorgeslagen zich voor eene aanzienlijke som gelds vrij te koopen, zal hij die gelegenheid om los te komen dan ook gaarne hebben aangegrepen. Op het gerucht daarvan liepen de gilden evenwel te hoop in den morgen van den 16den April 1482. Zij haelden Vrederic uten Ham van sunte Katerinen poert ende brochten hem op die Plaets. Door de gilden gedwongen en overwegende, dat Frederik uut den Ham, maerscalck van den Nedersticht, tot menige tijden voordat onse gemeyne stadt met onsen Heer van Utrecht in veden ende onminne gekomen zijn, die lude van den lande bij nacht ende ontijden ghevangen, uut haer husen ende van haeren bedden buten hairen schulden gehailt ende hem thoer alsoe afgheschat heeft tegens recht van den lande, die hij gezworen hadde te onderhouden, daerom hebben schepenen, raede ende oudermannen gesloten, dat men hem gefroent als een gewelderden schout overleveren sel. Het doodvonnis werd fluks geveld ende hij wert gerecht mit den sweerde op den voersz. dach op die Plaets te twee uren na den middach. Derwijze moest Margaretha van Drakenburg haren man verliezen. Ondanks hare jonge jaren en den betrekkelijk korten duur van haar huwelijksleven, had zij hem drie kinderen, eenen zoon en twee dochters, geschonken. Niet lang bleef zij weduwe. Hoe zij aan haren tweeden man kwam, schijnt niet bekend; vermoedelijk is zij, zooals in die dagen meer te doen gebruikelijk was, eenvoudig uitgehuwelijkt. De man, aan wien zij hare hand heeft moeten reiken, was Dirk Snoy, een krijgsman van beroep, behoorende tot een oud Geldersch-Kleefsch geslacht. Zij tochtte hem 2 Juni 1484 aan de hofstede Ramshorst bij Bloemenberg, haar eertijds van de Hamersveld's aangekomen. Waar zij metterwoon zijn getogen, is nog niet nagespoord. Uit eenen verkoop van land d.d. 3 Februari 1493 blijkt alleen, dat Margareta van Drakenborch, wilneer echte husvrouwe Ffrederycx wten Hamme zeliger gedachten, ind Derick Snoey, echte man Margrieten voirs., toen binnen Doesburg waren, maar niet dat zij daar ook hun vast verblijf hadden. Later schijnen zij te Calcar of het naburige Marienbaum te hebben gewoond. Dirk Snoy overleed 17 Februari 1507 en Margaretha van Drakenburg bleef andermaal met een paar jeugdige kinderen achter. Van hare beide zonen stierf Michaël den 18den November van hetzelfde jaar. Diens broeder Lambert bracht het tot den mannelijken leeftijd en werd evenals zijn vader man van wapenen van der ordinancie in 's Keizers dienst. Hij is een der hoofdpersonen in de navolgende geschiedenis. Kort vóór November 1521 overleed, denkelijk binnen Utrecht, de raad dier stad Gijsbert Pauw (van Darthuizen). Hij was een vermogend man en had uit zijn huwelijk met Adriana Sasse een groot aantal kinderen, maar daarvan waren bij zijnen dood alleen nog in leven een zoon, Jacob, zijnde een professide geestelick brueder te Carthuser buiten Utrecht, en eene dochter Emma, die den vijften Augusti dair te voren yerst elff jaer out was geworden. Voogd over laatstgenoemde was haar eenige oom Gerrit Sasse, oud raad en kameraar der stad Utrecht. Tot executeur-testamentair had Gijsbert Pauw o.a. benoemd Steven van Zuylen van der Haer. Deze trad onmiddellijk als zoodanig op en de importantie der erfenis zal hem dus ras duidelijk zijn geweest. Zonder veel dralen moet vervolgens door hem een complot zijn gesmeed om de elfjarige Emma uit te huwelijken aan Lambert Snoy, den zoon van Margaretha van Drakenburg. Geheel opgehelderd kan dit nog niet worden, maar van belang is het te weten, dat Steven's zuster getrouwd was met Frederik uten Ham, den zoon uit Margaretha's eerste huwelijk. Den 8sten November 1521 heeft deze executeur-testamentair ter volvoering van zijn boos opzet het meiske buiten weten van haren voogd en verdere magen heimelijk met eene schuit uit Utrecht naar zijn kasteel de Haer - thans meer bekend als Haer-Zuylen, - doen | |
[pagina 274]
| |
voeren. Derwaarts ontbood hij haestelicke van omtrent Doernick Lambert Snoy, en tevens liet hij den officiaal absolutie verzoeken tot de huwelijksvoltrekking der onmondige. Zoodra Gerrit Sasse van een en ander kennis had bekomen, beklaagde hij zich daarover bij de stedelijke regeering, die 5 December 1521 Steven van Zuylen vervolgens sommeerde de minderjarige zonder vertrek te Utrecht terug te brengen. Hoe scherp deze brief ook was gesteld, toch luidde de aanhef: Eerbare, goede vriendt. Gedekt door een vrijgeleide verscheen Steven eenige dagen daarna binnen Utrecht vóór den raad ter aanhooring der klacht. Zonder daarop te antwoorden vertrok hij evenwel. Middelerwijl moet Lambert Snoy op de Haer zijn gekomen. Het huwelijk werd voltrokken en Lambert spoedde zich met zijne prooi vandaar. Ook Steven achtte zich op zijn slot niet langer veilig en vluchtte wten lande, d.w.z. buiten het Sticht. Lambert heeft tvoirs. onmundich ende doe onbequaem kynt om enige trouwe te gheven gebracht naar Calcar bij zijne moeder, zooals blijkt uit een door de stad Utrecht aan den Hertog van Kleef, tot wiens gebied Calcar behoorde, gericht schrijven van 19 Februari 1522, houdende verzoek de onmondige in bewaerder hant te willen doen nemen en weder aan hare magen te Utrecht af te leveren. Daaraan werd niet voldaan en nog menige brief volgde, eenerzijds om de afgifte van het kind te vorderen, anderzijds met verzoek hare goederen, waarop de voogd onverwijld beslag had doen leggen, vrij te laten. Ter verkrijging van dit laatste wendde Lambert zich tot niemand minder dan tot den Keizer, die de stad Utrecht aanschreef Lambert in het rustig bezit van Emma's goederen te laten, met wie hij was getrouwd ook met consent der heyliger kercke. De stad richtte daarop 4 Maart 1522 aan Lambert zelf eenen brief - hij wordt daarin geheeten Eerbare, vrome ende voirsichtige goede vrunt -, waarin werd betoogd, dat rechtens, indien een joncfrou hoer selven mannet tegen goetduncken ende wille hoers mombaren off hore mage (alst hier geboert is) die verboirt al dat ghoet, dat zij bynnen Utrecht heeft en dat men hoer sculdich is optie tijt dat zij dat doet ende alle erffnisse die hoer aencomen mach bynnen Utrecht, ende dat goet ende erfnisse sal komen aen hoer rechte erfname gelijck off zij gestorven en ware optie selve tijt. Minder positief klonk de 12 April d.a.v. door de stad aan den Hertog van Kleef geschreven brief. Daarin toch heette het, dat de stad niet kon toegeven om anderen luyden gheen oirsaicke te gheven onmundige onnosell kynder als dit toch noch is, om hoirs goits wil te nemen, te vervuren ende buyten horen echten momboren uut te hylicken ende te geven. Het kan dan ook geene verbazing wekken, dat eerlang de storm bedaarde, nadat ook de Hertog van Gelre op verzoek van Lambert's naaste familieleden in Januari 1523 tusschenbeiden was gekomen. De Bisschop van Utrecht beleende 28 Juni 1523 op het slot te Duurstede Lambert Snoy namens zijne vrouw met het goed te Sniddelaer onder Leusden, haar aangekomen van haren vader. De andere goederen nagelaten door Gijsbert Pauw kwamen evenzeer in Lambert's bezit en volgens eenen brief van de stad Utrecht aan den Hertog van Gelre d.d. 2 December 1523 beloofden Gerrit Sasse c.s. vóór de oudsten der stad Utrecht aan Lambert te restitueeren al hetgeen deze zoude bewijzen, dat zij uit Gijsbert's boedel hadden genoten. Ten slotte werd Lambert Snoy uitgenoodigd zelf te Utrecht te komen ter beëindiging der nog hangende quaesties. Lambert Snoy overleed 11 September 1529, toen zijne vrouw dus nauwelijks den leeftijd van negentien jaren had bereikt. Twee zonen had zij hem gebaard, den oudsten, Joost, toen zij dertien jaren oud was, naar men zegt. De tweede is de in onze geschiedenis welbekende Watergeus en stadhouder van Noord-Holland voor den Prins van Oranje, Dirk Snoy of Sonoy. Hunne grootmoeder Margaretha van Drakenburg overleed te Calcar 10 April 1546 en Emma den 7den Juni 1550 zonder meer te zijn hertrouwd. |
|