| |
| |
| |
Het lustoord Herrenhausen in zijn historische beteekenis 31 october 1714 - 31 october 1914
door Elise van de Veluwe.
(Slot).
In 1803 was de oorlog tusschen Engeland en Frankrijk uitgebroken en de prachtige Herrenhauser allee zag de divisie Mortier met gezwinden pas optrekken naar den Steintor.
Al de keurvorstelijke en koninklijke meubelen-weelde werd als buit naar Parijs vervoerd en op de arme burgerij werd het uitzuigingssysteem toegepast. Zes en twintig maanden duurde de plaag en de bezetting werd eerst opgeheven, toen de Pruisen na de overeenkomst te Schönbrun weer bezit van de stad namen. Doch graaf von Haugwitz kon helaas niet lang stand houden tegen een Fransche overmacht en zoo zien we het gebeuren, dat na de ongelukkige slagen van Jena en Auerstädt generaal Mortier voor den tweeden keer in de dreven van Herrenhausen; verscheen. Wederom ving een periode van onderdrukking aan, welke ten gevolge had, dat vele huiseigenaren hun sleutels op het stadhuis deponeerden.
Des te meer is het te waardeeren, dat in deze donkere dagen in Hannover iemand gevonden werd, die veel voor lanenschoonheid voelde, en die voor de toen ongeveer een eeuw oude Herrenhauser laan vele duizenden Thalers offerde. Aangelegd in 1726 met vier rijen lindeboomen over een afstand van 1995 meter bestond de allee uit 1400 boomen, die door een oordeelkundige planting langs de 36.5 Meter breeden rijweg een laan van buitengewone schoonheid in het leven hebben geroepen. Generaal Mortier dreigde met kaalslag, maar Helmke wist dit trotsche boomenmonument voor het nageslacht te bewaren. Als uiting van dankbaarheid zal het Hannoveraansche volk op de bloemrijke Königswörther Platz een gedenkteeken oprichten voor dezen onbaatzuchtigen boomenvriend.
Een lichtpunt mocht ook de derde Augustus 1809 genoemd worden, toen hertog Frederik van Brunswijk op zijn beroemden, en in de krijgsgeschiedenis unieken, geforceerden marsch van Saksen en Hannover naar Engeland met nauwelijks 1500 man, hier een korten rust nam. In den Londonherberg steeg hij af, ontving er de stedelijke regeering met groote vriendelijkheid en trok later in den namiddag weer weg in de richting van Herrenhausen, tot aan den in 1837 afgebroken Steintor jubelend uitgeleide gedaan, door al wat Hannoveraan was.
Den volgenden morgen kwamen de laf gevluchte Fransche troepen weer terug om het Fransche gezag te herstellen. De Fransche macht werd hier in de jaren 1810-1813 vastgelegd in het koninkrijk Westfahlen met Napoleons broeder Jérome als nieuwbakken koning aan het hoofd. De gevoelens jegens dezen opgedrongen vorst laten zich het zachtst uitdrukken in den bijnaam: ‘Den Morgen-wieder-Lustik-Majestät’. Velen wisten echter toch tot koning Georg III door te dringen bij wien ze dienst namen in het gevormde Hannoveraansche legerkorps. Onsterfelijken roem behaalde dit op het Iberische schiereiland, waar het schouder aan schouder streed met de Engelsche troepen. Onder den vechtgeneraal Von Alten, verrichtte het wapenfeiten, die met gouden letters vermeld worden in de annalen der Hannoveraansche armée.
Eindelijk bracht de volkerenslag ook hier
| |
| |
bevrijding en op den 4en November 1813 trok de hertog van Cumberland met zijn zegevierende troepen Hannover binnen, gevolgd op den 19den December door den hertog van Cambridge, die als stadhouder-generaal voor zijn koninklijken vader de regeering op zich nam.
eerste jubel in hannovers straten op 19 maart 1816
Maar nog zou de zege niet voor goed bevochten zijn, want toen Napoleon, na zijn vlucht van Elba bij Waterloo voor den tweeden keer tegenover de verbonden machten stond, was ook daar het dappere Hannoveraansche leger weer onder generaal van Alten om goed en bloed veil te hebben voor de bedreigde vrijheid.
Een 64.7 Meter hoogen triomfzuil, bekroond met een uit koper gedreven Victoria, staande op den Waterlooplatz, vermeldt op het voetstuk de namen van de 133 officieren en de 6000 manschappen, die hierbij het leven lieten in een strijd, waarvan keizer Wilhelm II getuigde: ‘Was sie in dieser Entscheidungsslacht geleistet, leuchtet mit Flammenschrift in die Jahrhunderte hinaus. La Haye Sainte, das schönste Blatt in dem an diesem Tage um ihren Fahnen gewundenen Ehrenkränze, wird für alle Zeiten ein Vorbild sein aufopferenden Heldenmuts und unerschütterlichen Ausharrens bis zum Tode’.
Den tienden Maart werd het leger gehuldigd en weer was het Herrenhausen, dat getuige was van dit schitterende vredefeest. De hertog van Cambridge ontving de overwinnende troepen met veel praalvertoon in het lustslot zijner vaderen. Een detachement officieren, onderofficieren en manschappen van de infanterie en het reeds in de graafschap Hoya ontbonden liniebataillon trokken langs Herrenhausen onder aanvoering van overste Baring, den overwinnaar van La Haye Sainte, naar de garnizoenskerk om daar de vaandels te deponeeren.
Na het défilé te Herrenhausen trok de heldenschaar, omstuwd door heel juichend Hannover stadwaarts, waar de krijgers ontvangen werden door de ‘holde Töchterschaft’, die met wuivende vredespalmen ze huldigden en lauwerkransen wierpen om de vanen der compagnieën. Deze roemrijke episoden uit het geschiedkundige verleden der armée vindt ge vereeuwigd door de schilderijen van professor Hildebrand in de zittingszaal van het Provinciale Ständeshaus. Het grootste tableau stelt voor het presenteeren der vanen voor den hertog van Cambridge, waarnaast met uitgetrokken zwaard overste Baring te paard wordt gezien. Tevens zijn de bekende figuren van generaal Von Alten, Kielmansegg, Hartman, Poten en andere te herkennen. Nu brak voor Hannover weer een nieuwe tijd van bloei aan, vooral toen in 1824 het Weener Congres het keurvorstendom verhief tot een koninkrijk, waarbij onder het donderen van het geschut en het beieren der klokken de Neu- | |
| |
stadt met de Altstadt onder een gemeenschappelijken magistraat werd gebracht.
Doch het meest van invloed op het Herrenhauser leven was wel het eindigen van de personeele unie met Engeland, welke ophield met het overlijden van Willem IV, die zoo we zagen in het Brittenrijk werd opgevolgd door koningin Victoria en in Hannover door den veel beminden, later als een vader des vaderlands door zijn onderdanen vereerden Ernst August. 28 Juni 1837 is weer een gouden dag in de geschiedenis van dit vorstenhuis.
terugkeer van het overwinnende hannoveraansche leger.
Onder de koninginnen van Engeland kon het niet anders of de landschapstijl drong ook tot Herrenhausen door, maar, waar overal kostbare tuinen werden vernield om mede te kunnen doen aan een weldra ziekelijke tuinenmode, bleef de Le Nôtre aanleg hier gespaard, steeds tot waarheid makend, wat Walter Scott getuigde in zijn ‘Essay on Landscape Gardening’: ‘Their rarity now entitles them to some care as a species of antiques and unquestionably they give character to some snug, quiet and sequestered situations which would otherwise have no marked feature of any kind’. Een dergelijke, misschien psychologisch wel te verklaren vernielzucht in de bestaande tuinen, was het uiterste van een nieuwe richting, welke, ingeluid door Rousseau's Nouvelle Héloise met de volgende beschrijving van liet Elysée de Julie:
‘Je suivais des allées tourneuses et irrégulières
Vous ne voyez rien d'aligné’.
als landschapstijl de vorige kwam verdringen.
Toen de philosoof Addisson, geleid door de studie van Milton's ‘Paradise lost’, een vergelijking maakte tusschen den Franschen tuin en de natuur, hij in de Spectator schreef, dat een bloeiende boomgaard mooier was dan de labyrinthlijnen van een parterre, toen Pope in de Guardian den spot dreef met de figuurboomenvereering, schrijvende ‘St. George in palm, ternauwernood lang genoeg, maar hij zal met April in staat zijn den draak te steken’ en hij om wat natuur vroeg in:
To build, to plant, whatever you intend
To rear the column or to arch the bend
To swell the terras or to sink the grot
In all let nature never be forgot.
.... kwam er door de literatuur een reactie in de tuinkunst. Want plots zag men de gesnoeide Taxus en Buxusboompjes door den spottersbril waarmede Pope op een auctie een catalogus samenstelde, die o.m. de volgende aanprijzingen bevatte: ‘De toren van Babel, nog niet geheel voltooid; een koningin Elisabeth, van Filaria, wel een beetje bleek. Adam en Eva in Taxus, Eva heeft een weinig geleden door den val van den boom des goeds en des kwaads’.
| |
| |
de engelsche landschapstijl in den georggarten te herrenhausen.
Geen hofheer vond het meer met zijn waardigheid passen in eigen persoon de boompjes te knippen al was dat ook jaren lang in zwang geweest zoodat de betrouwbare Dangean ons zelfs als een zijner meest voorkomende memorandes in zijn werk over Versailles mededeelt: ‘Tel jour le roi taillit ses Ifs’.
Maar de zucht naar geschoren pauwen en herten, peperbussen en zoutvaatjes kon zich niet handhaven tegenover den fellen aanval der internationale literatuurrichting, die al spoedig ook in Duitschland zich in dit opzicht schaarde onder Claudius regelen:
‘Ist purer, purer Schneiderschertz
Und trägt der Schäre spur
Hat nichts vom grossen, vollen Herz
Toen in Engeland pogingen werden gedaan om aan de gevoelvolle natuurpoëzie een vaste plaats te bezorgen, in 1769 door Thomas Gray het Lakedistrict ontdekt werd voor het tourisme en William Wordsworth zijn enthousiasme voor de heerlijke natuur der bergen in zijn gedichten met zooveel ernst en gloed weergaf, toen mannen als Southey, Coleridge, De Quincey e.a. zich bij de gevormde Lakeschool aansloten, behoefde Keats in 1728 in zijn ‘New Principles on Gardening’ slechts de vraag te stellen: ‘Is there anything more shocking than a stiff regular garden?’.... om de tuinkunstrevolutie in te leiden en den Engelschen landschapstijl ongelooflijk snel over Europa te verbreiden.
Laat de school van Watteau in haar parkschilderingen van Pater, Boucher, Lancret, Fragonard e.a. kijkjes zien in rijk met tuinvazen versierde parken, weldra gaven de natuurbeschrijvingen van Haller, de idyllen
| |
| |
de brugpartij in den georggarten bij winter.
van Delille en Gessner ook de richting aan op het continent, waar onder Rousseau's motto ‘terug naar de natuur’ Bernardin de Saint Pierre volgde met verhalen als ‘Paul et Virgine’, en ‘De Indische Hut’, terwijl de abt Jacques Delille in zijn: ‘Les Jardins’ zijn ideaal van tuinenschoonheid weergeeft in:
‘Un jardin à mes yeux, est un vaste tableau
Soyez peintre. Les champs, leurs nuages sans ombre,
Les jets de la lumière et les masses de l'ombre
Les heures, les saisons, variant tour-à-tour
Le cercle de l'année et le cercle du jour,
Et des prés émaillés, les riches broderies,
Et des riants coteaux, les vertes draperies,
Les arbres, les rochers, les eaux, et les fleurs,
Ce sont là vos pinceaux, vos toiles, vos couleurs:
La Nature est à vous; et votre main féconde
Dispose, pour créer, des éléments du monde’.
Ook in de nieuwe aanlagen van Herrenhausen, waar Delille zijn principes toegepast zou zien, werd nu de tuinman verbannen, die jaar op jaar in den franschen tuin kwam om, zooals Tollens vertelt, het werk zijn zwier te geven en de boomen met een schaar te scheren gelijk een dorpsbarbier. Ontstaan in een tijd, waarin de op effect berekende landschapstijl van Kent en de romantische school van Repton reeds uitgediend hadden, om plaats te maken voor de richting, welke men gevoegelijk de specimenstijl zou mogen noemen, en waarbij het vooral te doen was de boomencharme in onze parken en tuinen onvervormd te behouden, bieden de door
| |
| |
panorama vanuit herrenhausen op de herrenhausensche allee. aan den horizon hannover, ‘die grozsstad im grünen’.
| |
| |
Schaumburg aangelegde plantsoenen ter linkerzijde van de allée en een totaaloppervlakte beslaand van meer dan 39 H.A., een prachtig voorbeeld.
Hier is het boomindividu bewaard gebleven, maar den wandelaar worden niet de afzonderlijke exemplaren getoond, ieder op een schotel van gras, doch door een wel overwogen groepeering is daar een geheel tot stand gekomen, dat het karakter van boomen laat zien in hun decoratieve waarde van parkornament. De vijvers met hun ronddrijvende blanke zwanen en hun rustieke overbrugging zijn met hun welgekozen omplantingen van een schilderachtige werking, gunnen tevens op menig punt een doorkijk over de wazige vlakten van den Steintormarsch op de Benthner-en Limmer-hoogten aan gene zijde der kronkelende Leine.
Midden in dezen tuin ligt een eenvoudig laag maar langgestrekt slot, met een oprit en vele gesloten vensters, als een herinnering aan langvervlogen dagen. Vreemd te moede wordt het den ontvankelijken bezoeker in oude vorstenverblijven, waar het u, binnentredend, toeschijnt of de tijd is stil blijven staan. Want het leven onzer dagen is er niet te vinden, en hoe fraai de inrichting uit voorbije eeuwen ook moge zijn, toch verlaat men een gebouw als het uitgestorven Georgpaleis niet dan met een gevoel van zekere benauwende beklemming. Sedert meer dan veertig jaar wordt hier geen klank van vorstelijk leven vernomen en de statige koninginnen, de koningen die in volle uitrusting van de wanden op u neerblikken, ze brengen alle het verleden van een onttroond, eens roemruchtig vorstengeslacht nader tot het heden, en het is alsof in verborgen hoeken zachte stemmen weeklagend zingen van oude glorie, die moest wijken voor bruut geweld, een melodie zoo in-droevig, dat we angstig onze schreden richten naar den uitgang, waar de geur van bloemen ons weer tot het eeuwige natuurleven brengt. Velen vorsten bood dit eenvoudige paleis een gastvrij dak. Oorspronkelijk toebehoorend aan den graaf von Walloden-Gimberg, ging het in 1820 over in eigendom aan het Hannoversche Huis. Koning Ernst August toefde er zeer veel en in 1848 had de Prins van Pruisen, de latere keizer Wilhelm I er gedurende acht dagen zijn séjour. Twintig jaar later zag het Georgspaleis dezen vorst nog eens binnen zijn muren en wel in 1868 als koning. In de jaren 1873-1875 opende dit slot zijn deuren voor Prins Albrecht van Pruisen, toen regent van Brunswijk en in 1889 was er voor het laatst een vorstelijk leven bij het verblijf van hertog Max Emanuel van Beieren.
Sieren hier vele werken van hooge kunstwaarde de wanden, en wordt er menig stuk uit de Italiaansche en Hollandsche school aangetroffen, Herrenhausen bezit ook zijn familiemuseum, een kleine verzameling van uniformen, munten, hofcostumes etc. welke echter alleen hen zal boeien, die zich aan het Welfengeslacht gehecht voelen met vele banden. In de Cumberland-galerie, nu het Vaterländische museum te Hannover, doch vooral in het zoo merkwaardige museum in de oude heidestad Celle houdt het Hannoveraansche volk in dankbare herinnering al de reliquiën, welke het behouden heeft uit vroeger dagen, uit den tijd vóór 1866.
Zoo bezit het eveneens als bouwwerk zeer onbelangrijke vorstenhuis te Herrenhausen een schilderijen-verzameling, die genoemd mag worden onder de voornaamste van geheel Duitschland, maar die jaar in, jaar uit in vergetelheid, gebleven is en waarschijnlijk ook wel zal blijven. Doeken van Gainsborough, van Dijk, Krüger en Lawrence hangen in de zalen. Natuurlijk verplaatsen vele tafreelen ons weer in het vroegere hofleven. Men ziet er een parade bij Bemerode onder koning George II, een andere op den Waterlooplatz, gecommandeerd door koning Ernst August, verscheidene marmeren beeltenissen en een reeks fraai geschilderde familieportretten, waaronder dienen vermeld te worden die van de prinses van Ahlden, van Eleonora d'Olbreuse en de beide zuster- | |
| |
koninginnen Louise van Pruisen en Friederike van Hannover.
Vlak tegenover deze kunstverzameling houden de vorstelijke stallen de herinnering levendig aan den hippischen roem van Herrenhausen onder de personeele unie. Daar worden de roode en blauwe toomen en tuigen bewaard, welke eens de wereldberoemde acht albino's en de acht Isabellakleurige paarden gesierd hebben, wanneer deze bij plechtige gelegenheden de statiekarossen door de versierde straten van Hannover trokken. Geen dezer paarden is meer in leven, maar in de modelstoeterij te Celle leven nog enkele nakomelingen, waaronder de volbloed hengst Adeptus met elf kleinkinderen, acht achterkleinkinderen en vijf zonen.
het saksenros, het symbool van het welfenhuis te herrenhausen.
Overladen met rijk verguld snijwerk, versierd met talrijke paneelschilderingen en vorstelijke wapens staat daar nog de oude kroningswagen, die in 1814 uit Engeland gehaald werd om meerderen luister bij te zetten aan de herstelde koningsmacht na de Napoleontische overheersching. In 1846 moest hij door de bekende Croissant en Lauenstein uit Hamburg geheel gerestaureerd worden. De gebeurtenissen hebben gemaakt, dat er niet veel meer in gereden werd en nu staat hij daar evenals zooveel in dit verlaten koningsoord als een kostbare reliquie van voorbije koningsglorie.
Ook staan er nog de wagens van koningin Marie, van George II uit de eerste helft der achttiende eeuw en van Georg IV, terwijl ook de barouchette vermeld dient te worden van hertog Eduard van Kent, waarin de vader van koningin Victoria reed naar de Göttinger universiteit.
De trotsche Herrenhausensche allee overstekend, betreden we de statige lindenlaan, die een ernstigen toegangsweg vormt voor het in Griekschen stijl opgetrokken mausoleum van koning Ernst August en Koningin Friederike, een tempel, die door zijn strengen eenvoud van lijnen niet nalaat op ieder devoot bezoeker een verheven indruk te maken. Het inwendige van deze naar Laves plannen gebouwde doodenhal is geheel van Carrarisch marmer en vormt een wijdingsvollen dom over de twee, door Rauchs meesterhand gebeeldhouwde sarcophagen. Het geheel is zonder overdadige versiering zeer plechtig gehouden, waarbij de historie van dit menschenpaar de herinnering wijdt met verheven gedachten.
Gebouwd in de jaren 1842-1847 met een totale onkosten van 400.000 Mark, speelde het in het rampjaar 1866 ook nog een rol in het vorstenleven, want voordat koningin Marie vertrok naar de burcht Marienburg, welke Georg V voor zijn gemalin door Hase
| |
| |
had laten bouwen, liet ze zich met hare dochters in het Herrenhausensche mausoleum door den toenmaligen hofprediker, den lateren abt Uhlhorn voor den laatsten keer in haar residentie het Heilige Avondmaal toedienen.
Het bloeiende boomen- en plantenleven buiten, maakt een scherp contrast met de doodsche stilte binnen en de menschen, enthousiast over de pracht der magnolia's en rododendrons hebben de directe omgeving van het ernstige mausoleum terecht het paradijs gedoopt.
het welfenslot gezien van de tuinzijde.
Deze bevoorrechte plek maakt deel uit van den Berggarten, zoo genoemd in vergelijking met den aanmerkelijk lager gelegen Franschen tuin. Hoewel slechts 12.6. H.A. groot, behoort deze aanplanting door de koude en warme kassen, maar vooral door het onovertroffen palmenhuis en de Victoria Regia kas tot de rijkste botanische tuinen van het geheele Duitsche rijk.
Bij den hoofdingang ziet men een eenvoudig pavilloen met koepelbouw, waarin de zeer rijke tuinbouwbibliotheek gevestigd is, die in het jaar 1832 grootendeels geschonken werd door den hertog van Cambridge, tot 1837 vice-koning van Hannover.
Even verder staat ge voor de imponeerende glas- en ijzerconstructie van het groote palmenhuis, dat reeds in het revolutiejaar 1848 gebouwd werd, doch in de jaren 1879-1880 werd ingericht. De roem van het Herrenhausensche palmenhuis is wel de Livistonia Australis, het mooiste exemplaar, dat in heel Europa gevonden wordt en waarvoor men zelfs eens een geheele verbouwing van het dak over had. Hier geplant als een stek van nauwelijks 50 c.M. hoogte, groeide de exotische boom onder de zorgen van bekwame vaklieden zóó voordeelig, dat men genoodzaakt was het ongeveer 25 meter hooge dak te verrijken met een glazen lantaarn van 5 meter. De thans
| |
| |
ongeveer een eeuw oude boom uit Nieuw-Holland heeft zijn breede waaiervormige kroon nu uitgespreid op een hoogte van meer dan 27 meter. Treedt er binnen, gij, vreemdeling, en ge zult u er verplaatst wanen in een hoekje weelderige tropenwereld, waar boomen als de Cocos flexuosa, de Ceroxylon andicola, de Archintophoenix Veitchii omhoogstreven tot 20, 16, en 24 meter toe, waar ge heele bosschen bambusa ontwaart van meer dan 12 meter en ge u omringd ziet door de luchtwortels van den doorstoken liefdeboom, de zonderlinge Philodendron en ge de klimpalm van boom tot boom kunt volgen over een lengte van meer dan 56 meter. En dan zie de weelde van Aroideeën en Orchideeën, van Varens en Selaginellasoorten, overal voedsel vindend op en tusschen de stammen en in de vochtige zwoelwarme atmosfeer.
Zou in zulk een koninklijke verzameling wel de vorstin aller waterplanten mogen ontbreken, die in haar naam van Victoria Regia zelfs een van de directe afstammelingen uit het Hannoversche geslacht, koningin Victoria eert? Neen immers en de luister van den Berggarten wordt dan ook aanmerkelijk verhoogd door de unieke bloemenpracht in het voor deze plant der Amazonerivier gebouwde bassin.
Tegelijk met den invoer in Engeland ontving Herrenhausen in 1848 een zaadje, dat in den zomer van 1851 hier de eerste bloemen met haar wisselende kleurenpracht ten toon spreidde. Geregeld wordt het zaad in de maanden Januari-Februari in het water gelegd, totdat het in April wordt overgebracht naar het negen meter groote bassin. Zeer snel ontwikkelt de jonge plant haar reuzenbladen, die - zooals algemeen bekend is - bij gelijkmatige belasting meer dan 100 K.G. kunnen dragen. Van Juli tot September brengt ze den Hannoveranen in verrukking door haar bloemenweelde. Den eersten dag des namiddags ontvouwt ze haar bloemroos blankewit, den tweeden dag sluit ze zich des morgens om tegen den avond met rose bloem te ontwaken. Zoo produceert ze elke vier of vijf dagen een nieuwe bloem over een tijdsverloop van wel drie maanden. Op deze wijze ontwikkelen zich dus meer dan twintig bloemen, de attractie bij uitnemendheid van dit bloemenparadijs.
En nu naar het groote Welfenslot door de koninklijke Herrenhauser allée.
Het is een laan, die ons in zijn bijna twee eeuwen oude linden boeit, altijd weer ontroert, een laan die ons stil doet worden bij het betreden, die herinnert aan de merkwaardige woorden uit Seneca's 40sten brief, waarin hij verkondigt, dat hooge boomen, die met hun zware takken den hemel bedekken het geloof aan de Godheid opwekken.... een laan die ons de waarheid leert in de zoo dikwijls geciteerde vergelijking met een ‘kerk van ongekorven hout’.
Ik heb de Herrenhausensche allée lief gekregen evenals de Middachterlaan, omdat ik meen iets verstaan te hebben van de schoonheidstaal, die ze spreken. Gelukkig de stad, waar zelfs in de donkere dagen der Fransche overheersching een man als Helmke gevonden werd, gelukkig Herrenhausen, dat in zijn allee den vreemdeling een laanmonument toont, dat door de groote waardeering van jong en oud verheven is geworden tot een geëerd nationaal bezit.
Want het monument voor den edelen man, die deze laan van algeheelen kaalslag redde bewijst het, dat Wassows stelling juist is, wanneer hij getuigt, dat een voorwerp, ofschoon het noch door geschiedenis, noch door kunst zich buitengewoon onderscheidt, toch een groote waarde kan hebben, wanneer het een sieraad is van zijn architectonische of landschapsomgeving.
De Herrenhauser vorstenlaan is te rekenen tot een der voornaamste schoonheidsfactoren van de tuinen en parkenaanleg en vormt tot heden het benijdenswaardige bezit van een stad, die er grootsch op gaat zich onder de Duitsche steden ‘Die Groszstadt im Grünen’ te noemen.
| |
| |
Ongeveer halfweg bemerkt de wandelaar een eenvoudig schild tegen een der linden vermeldend:
Monogramm. Sr., Königlichen Hoheit.
Des Herzogs von York, 1789.
waaronder de hertog van York, den tweeden zoon van koning Georg III eigenhandig zijn monogram gesneden heeft.
In den Georggarten vindt ge op een granietblok onder de zoogenaamde drie historische eiken een ander inschrift luidend:
Diese drei Eichen sind gepflanzt zum Andenken an den XX Geburtstag seiner Königlichen Hoheit des Kronprinzen Georg von Hannover im Jahre MDCCCXXXIX.
Von R.W. Jelf.
Fr. von Frese.
Und Mrs. M. Ford.
Tragisch, zooals veel uit onze herinneringenschat aan het onttroonde Welfenhuis, is ook de geschiedenis van het trotsche architectonisch hoogstmerkwaardige paleis rechts van de laan, het beroemde Welfenslot.
het sterfvertrek van leibniz in het gerestaureerde leibnizhaus te hannover.
Een nog niet oud paleis, dat toch eigenlijk niet meer bestaat, ja nooit bestaan heeft. Wel staat de façade er, maar de détails laten anachronistische versieringen zien en goedbeschouwd is het geheel een soort conglomeraat van nuttigheidsgebouwen, die niets te maken hebben met de oorspronkelijke bestemming van vorstelijk residentiepaleis voor koning Georg V.
En toch verheug ik me zeer in deze overigens weinig gewenschte innerlijke gedaanteverwisseling, die aan de grondgedachte van het geheel absoluut vreemd was en dan ook maar matig voldoet aan de ieder jaar hoogere eischen, welke gesteld worden door.... heeren professoren der technische hoogeschool.
Want het paleis, dat ginds aan de Noordzijde van de allee met een frontlengte van 151 en een diepte van 70 meter oprijst, is gewijd aan de wetenschap, nadat de staatkundige greep van een Bennigsen het Welfenhuis onmogelijk maakte.
En ofschoon meer dan een aanbouw werd opgericht, die zich door het weinig kostbare van het materiaal moeilijk kon aanpassen bij de vorstelijke middenfaçade, zoo is toch de zeldzaam machtige werking van het geheel gebleven, dat vooral boeit door de vijf onsymetrisch verdeelde torens, welke het slot een meer dan gewone monumentaliteit verleenen.
Domineerend rijst boven het gebouwencomplex de 47 meter hooge toren uit, terwijl het schilderachtig effect van de vier flankeerende torens vooral treft, gezien van uit de voor het publiek gesloten Welfengarten.
In 1854 begon de vermaarde Tramm de plannen te ontwerpen voor een nieuw vorstelijk verblijf in de residentie, welke plannen van 1857-1866 in uitvoering werden genomen. Maar de catastrophe van het Hannoveraansche rampjaar maakte ook hieraan een onverwacht einde en we zien het gebeuren, dat negen jaren lang de bouw totaal stil ligt. Wel stonden de façades en was het buitenwerk grootendeels af, doch het inwendige was nog een bolle zalen- en kamer- | |
| |
opeenvolging, dat licht ontving door de vensterlooze raamopeningen.
Toen de Fransch-Duitsche oorlog over het land al de rampen van den krijg bracht, werd het zelfs ingericht tot lazareth. Huneaus wist het echter voor algeheelen ondergang te behoeden en met een kosten van twee millioen mark werd het ingericht tot technische hoogeschool. Met de bouwkosten van 4-5.000.000. Mark komt het dan tot een totaal bedrag van 6-7.000.000 M.
Na hetgeen hierboven gezegd is over de tegenwoordige bestemming en inrichting kunnen we met stilzwijgen het heden voorbijgaan, en ons ontslagen achten van een beschrijving der vertrekken, echter dienen we een uitzondering te maken voor de uit een kunstoogpunt hoogst merkwaardige hal.
Een breede bordestrap, versierd met twee groote door Rosenthal gemodelleerde leeuwen voert naar het hoofdportaal, waarboven een balkon is aangebracht, met de meer dan levensgroote zandsteenen beelden van hertog Hendrik de Leeuw, den reformator Ernst de Bekenner en van keurvorst en koning Ernst August.
Ook het achterfront van het in nieuw Romaanschen stijl opgetrokken koningspaleis vertoont vele beeltenissen van historische personen, waaronder die van Georg hertog van Galenberg, van keizer Otto IV, hertog Otto, het Kind, en koning Georg I. Wie de hal binnentreedt zal getroffen worden, door een overvloed van bustes en beeltenissen, allen van corypheeën op het gebied van kunst en wetenschappen. Wij zien hier Michel Angelo, Erwin Steinbach, Georg Stephenson, Navier, Etzel, Poncelet, Redtenbacher, Watt, Liebig, Berselius, Werner, Karmasch, (die jaren lang directeur geweest is), van Gallilei, Newton, Leibniz, Laplace en Gauss.
In de zeer gelukkig-verlichte verbindingshal vindt men de wereldberoemde Eddafries, waarvan enkele der schoonste tafreelen als Walkure, die de helden ten strijde roept, de strijd der Asen tegen den Fenriswolf, den Midgardslang en de reuzen en de intocht der gevallen helden in Walhalla van een diepe mythologische beteekenis zijn, weergegeven in een tot hoogste volmaaktheid gekomen plastische uitdrukking.
Wanneer we deze eerehal uittreden en we staan aan den voet van het Saksenros, dat als het symbool van het vrije volk der Nedersaksen zich verheft temidden van hoogopschietende Lauracerasus en hulst, dan worden we in gedachten weer verplaatst in het rijk der sagen en legenden, dan herinneren we ons Hengist en Horsa, die door den Brittenkoning Vortigern tegen de Picten en Scoten te hulp geroepen worden en in wier namen we den weerklank vinden van ‘harse’ en ‘hros’, aanduidend het van ouds heilige paard. Op ieder boerenhuis in Nedersaksen wordt in onze dagen nog de legendarische paardenkop als gevelversiering aangetroffen, maar een bijzondere beteekenis verkreeg dit heraldische teeken toch eerst, toen Karel de Groote aan den Saksenhertog Wittekind ‘das weisze springende Pferd’ als wapenschild verleende. Zoo heeft dit symbool van vrijheid ook den kunstenaar van het Saksenros geïnspireerd. Den opmerkzamen bezoeker zal het niet ontgaan, dat het paard in opvatting dezelfde motieven vertoont als het ros, dat in strijd met een leeuw, den beeldhouwer A. Wolff in het oude Berlijnsche museum als voorbeeld diende. Op eenigen afstand gezien, lijkt het sprekend op een luguberen doodskop, daarin een sinister beeld gevend, van alles wat eens hier luisterrijk en vol leven was, en dat nu slechts geworden is een glorierijke herinnering aan een twee eeuwen oud verleden.
Want juist twee eeuwen zal het op den 31sten October 1914 zijn geleden, dat de eerste keurvorst van Hannover de Engelschen koningskroon zich op het hoofd zette.
En twee eeuwen is het ook geleden, dat in Hannover leefde een man van buitengewone geleerdheid, die met keurvorstin Sophie, wijding gaf aan een hofleven van loutere lichtzinnigheid. Verheugend is het
| |
| |
daarom, dat een nazaat van de geleerde vrouw, koning Ernst August, in een tijd, toen het rijke patriciershuis niet veilig bleek te zijn voor den vandalitischen aanslag der negentieneeuwsche slooperswoede, en het door geschiedenis en kunst zoo merkwaardige gebouw ten ondergang gedoemd scheen, in de bres sprong om dit gedenkteeken van Oud-Hannoveraansche renaissance-archtectuur voor het nageslacht te bewaren. Zoo maakte hij het mogelijk, dat in de jaren 1891-1892 onder leiding van Prof. Dr. Haupt een gelukkige restauratie werd uitgevoerd, waarbij de rijkvergulde façade haar beschilderingen van 1652 weer herkreeg en inwendig ook alles werd teruggebracht in den stijl van de Leibnizsche dagen.
Meer nog, dan in den ionischen tempel met het gouden opschrift ‘Genio Leibnitii’, opgericht ter zijde van den Waterlooplatz, leeft de herinnering aan dezen universeelen geest voort in de door de ‘Kunstgewerbe Verein’ met piëteit ingerichte woon- en sterfkamer, met haar wonderrijke gobelinversiering uit de zeventiende eeuw. Men vindt er zijn leunstoel en zijn wereldglobe, men ziet er geleerde werken en onwillekeurig denkt men zich terug in de dagen, toen hier de wijsgeer peinsde over zijn ingewikkelde monadentheorie.
Ziet, vol stemming valt het morgenlicht er door de in lood gevatte ruitjes, van den erker, het werpt op den ouden tafel een goudglansenden baan en tipt hier en daar den leunstoel aan, waarin Leibniz den 14en November 1716 stierf.... belichttoovert ook de gobelintafreelen vol statig Herrenhauser hofleven, die hier op last van de edele pretendenten der Engelsche kroon als een treffende hulde voor den beminden geleerde opgehangen zijn en zoo wordt het u overal en overal verteld hoe er door de eeuwen heen een hechte band bestaan heeft tusschen deze woning en het Herrenhauser lustoord, zijn grootste innigheid bereikend in de roemruchte dagen van keurvorstin Sophie en haar grooten levensvriend Gottfried Wilhelm Leibniz.
Arnhem, 16 September 1914.
de tempel ter eere van leibniz opgericht ter zijde van de waterlooplatz te hannover.
|
|