Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 25
(1915)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
Oudere Engelsche caricaturisten en illustrators,
| |
[pagina 21]
| |
lington, en generaal markies Townshend. Gedurende het twintig jaar lang levende ministerie van Sir Robert Walpole kwam de Engelsche caricatuur tot een enorme bedrijvigheid. Dames stelden zooveel belang in politiek, dat zij caricaturen op haar waaiers lieten etsen of schilderen. De spotprenten uit dien tijd werden nog vaak hieroglyphen genoemd, en waren inderdaad zoo ingewikkeld dat ze zelfs voor den tijdgenoot uitvoerig commentaar behoefden. Daarbij was de wisseling van dezen vorm van polemieken zoo druk, dat heden de aanval, morgen het antwoord verscheen; het was een ‘Battle of the Prints’, een pendant van de ‘Battle of the Books’, door Swift beschreven. Onder de beste caricaturen uit dien tijd, meestal anonym, zijn die, gericht tegen den minister Bute en zijn vriend Fox, die tot macht kwamen met de regeering van George III. Vooral Henry Fox (niet de beroemde democraat Charles James Fox) kreeg zijn deel van de aanvallen. Met een slechte woordspeling noemde men Bute ‘boot’ en teekende hem met groote laarzen, terwijl Fox werd voorgesteld met vossenkop en staart.
hogarth. laughing audience at a play.
Ik heb als illustratie bij deze aanteekening over de politieke caricatuur vóór Hogarth geen andere specimina te vertoonen dan copieën, die Fairholt in hout sneed voor de ‘History of Caricature and Grotesque in Litterature and Art’ door Thomas Wright. Zij geven meestal slechts een fragment van de gewoonlijk volle prent, en laten, elkander gelijk als zij zijn, weinig of niets van den trant van het oorspronkelijke zien. Zij zijn echter zeer zakelijk wat de voorstelling betreft, en daar de prenten in kwestie weinig kunstwaarde hebben, komt het er weinig op aan dat ze daar geen getrouwe afbeelding van zijn. Het is beter dan onduidelijke verkleiningen van groote, volle prenten. Ik zal nog in enkele gevallen deze houtsneetjes hebben te gebruiken, doch dan steeds de primitieve bron aangeven. In den tijd waarin Wright's aardige boek verscheen, 1864, kende men nog geen mechanische reproductie en de schrijver geeft zijn illustraties vooral om de voorstelling van de prent te laten zien. William Hogarth (1697-1764) was de zoon van een Londensch schoolmeester, die zonder succes de schoone letteren beoefende. Hij werd reeds als jongen in de leer gedaan bij een zilver-graveur, legde zich, toen zijn leerlingschap was afgeloopen, toe op het graveeren op koper, en leverde in dit procédé, dat toen zeer populair was, en tot allerlei doeleinden werd gebruikt, wapenen, rekeningen en prijscouranten voor winkels, tickets voor theaters, prenten voor boeken. Het schijnt dat zijn werk in het eerst niet ver boven het middelmatige uitstak. Toen hij echter in 1730 de dochter van Sir James Thornhill (op wiens akademie hij schilderen en teekenen leerde) schaakte (voor de dame een mésalliance) had hij reeds zijn eigen genre geschapen. Zijn eigen genre! Wel mag het zoo genoemd worden! Wat men ook tegen Hogarth's kunst moge aanvoeren, hoezeer men zijn geesteshouding klein-burgerlijk moge achten, zijn didactischen trant wijdloopig, zijn voordracht overladen, zijn argumentatie onkiesch, zijn allegorie koud-ingenieus, zijn tendenz opdringerig, - nooit mag worden voorbijgezien dat hij en | |
[pagina 22]
| |
hij alleen de Engelsche satirieke kunst uit de dienstbaarheid van vooze partijpolitiek, schandaalkramerij en persoonlijke lastercampagnes heeft verlost en opgeheven tot het oneindig hooger en algemeener plan van het drama der menschelijke zonden en deugden, vreugden en smarten.
hogarth. the four times of day - morning.
Men kent zijn reeksen didactische geschiedenissen in beeld. Ze zijn door zijn eigen kopergravures en die van anderen eindeloos vermenigvuldigd, in alle landen van Europa bekend, gecommentarieerd en populair geworden, zij zijn onnavolgbaar gebleken - en waren inderdaad een genre, waarin het onmogelijk was verder te gaan. Hij heeft in het uitvoerig vertellen van bijzonderheden - elk een schakel in den keten van zijn betoog - het uiterste bereikt van wat bereikt kan worden en mag worden. Hij is er verder in gegaan dan de primitieven zelf, omdat zij tevreden waren met de liefdevolle koestering van het bijbelsch vertelsel dat zij zich kozen, hij grimmig en vastberaden door moest borduren op zijn thema, want hij wilde niets in het midden laten en niets ongezegd. Verbijsterend is het aantal bijzonderheden - elk met een eigen zending - dat zijn betoog illustreert, ontstellend het meedoogenlooszaakrijke van zijn exposé, maar verbluffend vooral de nijpende logica zijner conclusies, de klemmende vastheid van zijn vonnissen. Wie dan hij, de artistieke incarnatie van den degelijken, fanatiek-eenzijdigen kleinburger, de fanaticus van het filistreuze, kon zedespelen als deze bedenken en uitwerken, zoo feilloos van constructie, zoo klassiek in hun fataal verloop? Hooren wij wat de kunstenaar zelf van zijn werk te zeggen heeft: ‘De redenen die mij noopten om deze wijze van werken (designing staat er, doch de bedoeling is een algemeenere dan door het woord “teekenen” zou worden weergegeven c.v.) toe te passen, waren dat zoowel schrijvers als schilders in den historischen stijl volkomen over het hoofd hadden gezien die soort van onderwerpen welke het midden houden tusschen het verhevene en het groteske. Ik wenschte dus op het doek te brengen verbeeldingen gelijk aan de voorstellingen die men op het tooneel ziet; en ik hoop voor het overige dat zij met denzelfden maatstaf gemeten en beoordeeld zullen worden. Let wel dat ik alleen wensch te spreken van die tooneelen waarin het menschengeslacht optreedt, en deze, denk ik, zijn niet dikwijls afgebeeld op de manier die zij waardig zijn en waartoe zij gelegenheid bieden. In deze composities zullen die onderwerpen die tegelijkertijd den geest zullen bezig houden en opvoe- | |
[pagina 23]
| |
den waarschijnlijk van het grootste nut voor de gemeenschap zijn, en moeten daarom tot den hoogsten rang van onderwerpen geacht worden te behooren.... Ik heb getracht mijn motieven te behandelen zooals een dramaturg doet; mijn schilderij is mijn tooneel en mannen en vrouwen zijn mijn spelers, die door middel van zekere bewegingen en gebaren, een pantomime zullen opvoeren’. Nog een opmerkelijke zinsnede komt in deze verklaring voor:
hogarth. the election - the entertainment.
‘Als de uitvoering moeilijk is (ofschoon dit slechts een verdienste van den tweeden rang is) zal de auteur een grootere mate van lof voor zich mogen opeischen’. Wat die ‘tweederangsche’ verdienste betreft, men mag waarlijk wel zeggen dat Hogarth ze alleszins voor zich won. De moeilijkheden vàn uitvoering zijn inderdaad ontzaggelijk, zij zijn met volkomen en onbetwist meesterschap overwonnen. Bezien wij de omvangrijkheid en veeleischendheid der zich gestelde taak. Waar de vergelijking met het door levende menschen gespeelde tooneelstuk door den maker zelf werd getrotseerd, waar een effect dadelijk, volledig en sterk als dat door woord, gebaar en beweging te zamen verkregen, werd nagestreefd, kon de beeldende kunstenaar zich niet bij een aanduiden en suggereeren bepalen, moest hij voorstellingen geven, die een vol en bijna bedriegelijk relief hadden, die het leven zelf overtroefden in zaakrijkheid, die tegelijk sprekend waren van natuurlijkheid en onuitputtelijk in documenten, die de middelen der beeldende kunst uitbuitten. De menschelijke figuren, wier misdaden en lotgevallen, ons zoozeer zouden doen meeleven, moesten bijna | |
[pagina 24]
| |
fotografisch-reëel, voluit levend zijn, hun omgeving in alle deelen authentiek en kenbaar, door allerhande accessoires (details die evenzeer aan realiteit niets te wenschen overlieten) moest de sfeer van hun bestaan en de strekking van hun handeling worden toegelicht. Hij kon niet volstaan met een evocatief, sober decor en schetsmatige figuren. De lessen hadden algemeen begrijpelijk, volstrekt ondubbelzinnig te zijn, het oog moest zich wijden aan een schat van bijzonderheden, die elk op eigen wijze en langs een eigen weg mee hielpen aan de verduidelijking en aan den nadruk der bedoeling! Hoe prachtig heeft hij aan deze taak voldaan, door welk een volmaakte teekening, door welk een rijke en verfijnde typeering, door welk een onfeilbare gevatheid, door welk een nimmer falend vernuft! De spelers in deze pantomime zijn over het algemeen even volmaakt in hun mimiek als in hun typeering, in hun costuum als in hun allures. De milieux zijn van een oneindige variatie, en van een onverdachte echtheid. Het gracelijke en het brute, de weelde en de schamelheid, het opzichtelijke en het voorname, alles is gekarakteriseerd (ik kan het niet duidelijker zeggen) tot in de puntjes. Het beeldend vermogen is dat van den volslagen meester.
hogarth. the election - canvassing for votes (fragment).
Dit is te opmerkelijker, wanneer men er kennis van neemt, op hoe onregelmatige wijze hij aan zijn weet en aan zijn kennis kwam. Toen hij van graveur voor een zilversmid zou overgaan naar het bedrijf van den kopersnijder, die prenten van allerlei gading moet doen drukken, bleek hij in het teekenen niet voldoende bekwaam. Hij zocht naar een middel om zonder daarbij te veel van zijn genoegens in te boeten (zooals hij zelf het verklaart) daarin verder te komen. Teekenen naar het leven was te ‘werktuigelijk’, copiëeren, iets wat hij vrij nauwkeurig kon doen, ‘weinig beter dan water scheppen uit het eene vat in het andere’. Hoe nu, zooals een van zijn vakgenooten het aardig zegt, ‘goed teekenen te leeren zonder te teekenen?’ De methode is, geloof ik, nog wel door anderen toegepast, ze zal zeker niet voor ieder deugen. Hij stelde eerst vast, dat ‘iemand die op de een of andere wijze in zijn geheugen kon opnemen en onthouden een perfect denkbeeld (neem dit woord letterlijk C.V.) van het onderwerp dat hij wilde teekenen, een even duidelijke kennis van de gestaltenis daarvan zou hebben, als iemand die schrijven kan, heeft van de letters van het alphabet.’ ‘Ik trachtte mij dus te gewennen aan het oefenen van een soort van technisch geheugen, en door uit het hoofd te herhalen de deelen waaruit voorwerpen geconstrueerd waren, kon ik ze samenstellen en teekenen.’ | |
[pagina 25]
| |
Hij voegt er bij dat hij daardoor het voordeel had, zonder alles op de plaats te copiëeren, de dingen met zijn geestesoog te kunnen vasthouden, en dat hij alleen soms naar de natuur teekende om de details die hij niet voldoende onthouden had, te corrigeeren. Alleen de geniale zal zichzelf in elk voorkomend geval op deze wijze kunnen helpen, en het is zeker dat Hogarth de genialiteit bezat die hem in staat stelde, alleen door de oefening van het geheugen, eigenlijk alles weer te geven wat hij noodig had. Zoo is hij, behalve de groote zedenmeester, ook de groote zedenschilder-chroniqueur, interieurschilder, mode- en architectuurschilder van zijn tijd geworden, de altijd te raadplegen authentieke bron voor wie wil weten hoe een kermis, een regiment, een rijk salon, een gevangenis er uitzag, hoe de smaak der grooten en der burgerij was, hoe hun gewoonten waren, welke hunne genoegens en welke hunne manieren.
hogarth. wrong perspective,
Ik zal mij ervan onthouden de geschiedenissen, die Hogarth's reeksen schilderijen en kopergravures bevatten, na te vertellen en van een commentaar te voorzien. Het is reeds te dikwijls geschiedt, en de taak lokt mij niet aan, omdat zij maar luttel profijt voor onze beoordeeling van den meester oplevert. Dat hij in ‘The Harlot's Progress’ aantoont, hoe een meisje van buiten in verkeerde handen gevallen, in zeer korten tijd een loopbaan van ontucht doorjaagt om ellendig te sterven; in ‘A Rake's Progress’ hoe een verkwister en lichtmis even snel de zelfvernietiging tegemoet gaat, in de ‘Marriage à la Mode’ de fatale gevolgen van een huwelijk zonder liefde, om geld en titel laat zien - de voorstellingen zelf spreken voor zich, men kan veronderstellen dat zij in hoofdzaak bekend zijn, ook dat ieder het er over eens kan zijn, hoe de ‘Marriage à la Mode’ de rijkste en mooiste der drie seriën is. Veel meer trekt een andere beschouwing mij aan, die van de beteekenis en betrekkelijke waarde van zijn kunst in het groot gezien, die van de groote deugden en groote gebreken van zijn voordracht en verbeelding (deugden die geheel en al, gebreken die slechts ten deele op zijn rekening moeten worden geboekt), die, eindelijk van de meer of mindere schoonheid van zijn teekentrant. Den schilder wil ik hier niet bespreken; het komt mij voor, dat hij wel geheel en al beantwoordt aan de eischen, die men den vertellenden schilder stellen mag, die de kleur vooral bezigt om te verduidelijken en te typeeren, en ik wil hem niet naar een zuiver coloristischen maatstaf beoordeelen. Als men nu den kunstenaar Hogarth goed wil beoordeelen, hem zijn volle waarde geven, doch ook weer niet (zooals zelfs door moderne schrijvers als Austin Dobson en Julius Meyer Graefe is gedaan) ten koste van de geheele Engelsche schilderkunst en caricatuur overschatten, dan moet men | |
[pagina 26]
| |
hogarth mariage à la mode toilette-scene.
zijn werken, het meer bekende en volkomen geslaagde part daarvan, in twee categorieën verdeelen. De ééne helft bestaat uit de werkelijke drama's in prent, een genre waarin hij bijna alleen staat, en in elk geval als uitvinder en als voornaamste vertegenwoordiger recht heeft op een eerste plaats in onze schatting. De andere bestaat uit zijn op zich zelf staande zedeprenten, voorstellingen van het leven in zijn tijd; waarbij de vergelijking met anderen, vóór en na hem veroorloofd is: waarbij wij zijn vinding, waarneming, humor en plastiek op hetzelfde terrein werkzaam zien als die van Breughel of Callot, Jan Steen of Chardin of Greuze, Rowlandson of Cruikshank of Daumier. De opsomming van al deze namen toont reeds aan hoe veelzijdig hij, mijn onderwerp geweest is; nochtans, als men niet slechts de onderwerpen doch ook den geest waarin zij begrepen zijn, in acht neemt, was hij minder veelzijdig dan Breughel, dan Jan Steen, dan George Cruikshank, dan Daumier. Hij heeft zich bewogen op het gebied van allegorie en politieke prent, van portret en comédie de moeurs, van illustratie en historieschildering; nochtans slaagde hij alleen daar waar hij als de kerngezonde, onbehouwen, scherpziende en nuchter oordeelende realist zich voordeed die hij was. Noch dieper tragische, noch grootsch-fantastische ontroeringen kende hij; schuldelooze schalkheid en de goddelijke onzin zijn vreemd aan zijn geest, die is.... achttiende-eeuwsch. Achttiende-eeuwsch, dat is bij beurten | |
[pagina 27]
| |
hogarth. strolling players rehearsing in a barn.
rauw en subtiel, grof en verfijnd, spitsvondig en brutaal, wrang en spiritueel - doch nooit innig, teeder en onbevangen. Hij was zijn tijd niet vooruit. Hij was niet de Sterne, doch de Fielding van het penseel en de graveerstift. En zooals nu eenmaal het vernuft van het verstand alleen spoedig valsch vernuft wordt, zoo zijn er in zijn comedies en drama's juist ook wat de verbeelding aangaat, fouten aan te wijzen, fouten van een te veel of te weinig. Maar meestal van een te veel. Nemen we, om te beginnen, maar eens de drama-series, de Bilder Ohne Worte. Terecht heeft Meyer Gräfe in zijn studie, (die vol gezochtheden en critische sofismen is, doch ook aardige opmerkingen bevat) gezegd dat Hogarth's eerste gravures vooral echte volkskunst zijn, waarbij het eenige doel is zoo zakelijk mogelijk aan te toonen wat geschiedt op een bepaald oogenblik en een bepaalde plaats. Hij voegt er aan toe, dat het natuurlijk al te naief zou zijn aan te nemen, dat alles werkelijk zoo geschiedde wat op die prenten voorkomt, dat de menschen werkelijk zóó onverholen hun hartstochten volgden en bij alle gelegenheden zoo weinig omzichtig te werk gingen. Hogarth legde, teneinde in een klein bestek de grootst mogelijke mate van veelbeteekenende feiten te geven, beslag op alle mogelijkheden, uitersten van mogelijkheid. Hij buitte elk gegeven, dat hij aannam, volkomen uit, bekeek het van alle zijden, keerde het onderstboven en binnenstbuiten, spreidde het uit - klopte er alle stof uit die het maar inhield. Dit is een gedaante van het klassieke, | |
[pagina 28]
| |
maar een plebejische gedaante. Het is een kunstsoort, die zelfs in haar voortreffelijkste uiting - en Hogarth gaf de voortreffelijkste uiting - soberheid, voornaamheid mist, vooral te kort schiet in den altijd te behouden schijn van aisance, die edeler kunst kenmerkt. Het zijn niet slechts de menschelijke figuren, die in deze drama's hun rol spelen en hun deel krijgen. Elk detail is een embleem, alle accessoires hebben allegorische beteekenis, het decor zelf zwijgt geen oogenblik. Het is een kunst die den adem nooit inhoudt, die tot vermoeienis, tot uitputtens toe volhoudt en dwingt om haar doel te bereiken. Men kan zeer wel in het oog houden, dat de directe afstamming van Hogarth's muze uit die der drukke, duistere, babbelzieke politieke spotprenten, die voor hem de eenige vorm van populaire kunst waren, hiervan de voornaamste oorzaak was; men kan heel goed toegeven dat hij ook in deze kind van zijn tijd is geweest, - en toch vaststellen dat de trant groote nadeelen had, dat deze gewoonte van cursiveeren en nawijzen, van nog eens illustreeren der illustratie nog lang zwaar heeft gedrukt op den Engelschen grafischen humor die uit hem kwam. Ze werd in korten tijd tot een traditie, waaraan eenige der besten zelfs uit de lange rij van begaafden en grooten nooit geheel zijn ontsnapt. Het duurde nog lang voor de gewoonte in onbruik geraakte om in elk interieur schilderijen aan den wand te teekenen die de handeling nog eens parafrazeerden, om op elke prent iets te laten omvallen of omgooien, door allerlei drukke gebbetjes de actie te vertroebelen of althans het oog te beletten zijn aandacht te concentreeren. Maar onaangenamer dan deze, voor den geest van zijn tijd karakteristieke aanwensels zijn, is een smaakloosheid in de mimiek zelf der bijfiguren vooral; soms ook van de hoofdfiguren. Het is in de eerste plaats dat in deze drama-tafreelen van geen stil spel sprake is. Bijna immer is de plausibiliteit van het geheel afhankelijk van de voorwaarde, dat de hoofdpersonen die de eigenlijke handeling vervullen, onkundig zijn van de aanwezigheid of althans het bedrijf der achtergrondfiguren, die echter alle zoo druk, zoo opzichtig doen, dat aan zulk een mogelijkheid niet te denken is. Ik zou zelfs willen zeggen dat alle figuren gelijkelijk voor de zaal spelen, dat ondergeschikte figuren, als knechts, kameniers, negers, pages, honden, katten, zelfs huisraad en meubilair zich op onverantwoordelijke wijze met de actie bemoeien. Niet zelden verwart hij door een excesse van cynisme of sentimentaliteit, de beteekenis van het geheel. Waarom moeten de dokters juist bij de ziekte van de lichtekooi over de behandeling strijden? Waarom moet het door den lichtmis verstooten meisje altijd weer verschijnen als hij in de put zit? Maar als ik mij de groote reeksen van ‘dumb-shows’ voor oogen haal, dan treft mij vooral daarin, naast alle qualiteiten van doordringende en fijne typeering, subtiele en krasse uitdrukking, de tallooze finesses van haute comédie tot klucht, de kracht in het groteske en de meesterschap in het gracelijke van de afzonderlijke figuren - het gemis aan stemming. Men moet elk der prenten van nabij en in bijzonderheden bezien, vóór men weet, of de stof tragisch dan wel comisch is, men moet vele der figuren, in verband met het geheel en met de reageerende figuren zien, om te constateeren of hun rol ernstig dan wel grappig is. De voluit pathetische gestalten doen mij weinig, ontroeren mij niet. Noch de lichtmis die zijn geld verspeeld heeft en een schoon rustig hoekje van de volle kamer uitkiest om er vuisteballend te knarstanden, noch dezelfde, naakt en in ketenen te Bedlam, noch de stervende gravin in de Mariage, ontroeren mij, en de emotie die de Rake mij geeft als hij op de VIIe prent in wanhoop neerzit en door zijn vrouw nog wordt bekeven, is eer een van wrange bespottelijkheid. Hij is niet tragischer dan de Methodistische | |
[pagina 29]
| |
hofmeester, die zoo huilerig de gedragingen van het paar in de ‘Marriage à la Mode’ betreurt. Wat hier tegenover staat - ik heb het reeds in hoofdzaak gezegd. Als voorbeeld kan men vooral de derde en beste der ‘dumb-shows’ nemen ‘de Marriage à la Mode’ en er de groote deugden van releveer en om dus doende tot een waardeering van Hogarth's deugden te komen. Zij zijn vele en groote. Hij doet ons elke handeling, die hij weergeeft dadelijk en volkomen verstaan, in verband met de vorige en volgende. Hij karakteriseert zoowel het milieu als het tijdstip dezer handeling voluit en ondubbelzinnig. De portretten ten voeten uit, die zijn personnages dikwijls inderdaad zijn, en altijd konden wezen, zijn van de uiterste perfectie, zoowel van modelé als van houding. Hun expressie in verband met de handeling is bijna altijd welsprekend: door vergelijking van hun gelaatstrekken en raadplegen van hun uitdrukking alleen is de geschiedenis die verteld wordt, reeds te begrijpen. Bijna elke figuur is een creatie: de koppelaarster in ‘A Harlot's Progress’, de dorpsdominé in hetzelfde drama, de dansmeester en de oude echtgenoote van den ‘Rake’, de beide vaders van het paar in de ‘Marriage’, de kwakzalver, in het derde tafereel, de fattige en verdwaasde figuren in IV zijn meesterlijke creaties.
hogarth. hudibras - the committee.
Andere series prenten, zooals de ‘Four Times of the Day’ en de ‘Election Prints’, reken ik niet zoozeer tot de drama's, die ik tot hiertoe heb behandeld (waarbij nog de minder fraaie ‘Industry and Idleness’ gevoegd kan worden). Zij geven meer grepen uit het leven, waarin zeker verband is, dan een geschiedenis, en het is hier dat de vergelijking met andere satiristen volkomen gerechtvaardigd wordt. Dezelfde Meyer Graefe van wien ik reeds sprak, de Duitsche criticus die de moeite heeft genomen, Hogarth nog eens te ontdekken en daarbij zoowel de heerlijke portrettisten en landschapschilders, zijn tijdgenooten, als zijn opvolgers in de Engelsche caricatuur, in het duister der miskenning en vergetelheid terug te dringen - heeft ook de vergelijking met Breughel gemaakt en spreekt in dat verband van een rythme, dat bij Hogarth als bij den grooten Vlaming aanwezig zou zijn. Ik kan niet veel van dat rythme vinden. Waar bij de groote schilderijen vol figuren en episoden van Peter Breughel juist zoo eerlijk en onbevangen de geheele groepeering gericht is op een duidelijk en nadrukkelijk exponeeren, is er als van zelf in deze grandiose vertellende verbeeldingen een vaste en sterke rythme gekomen. Het plan is evenwichtig verdeeld, een effectvolle symmetrie wordt meer gevoeld dan opgemerkt, een geestelijke eenheid bindt ook de meest heterogene bestanddeelen aan het geheel. Bij Hogarth echter is - in navolging van de oudere Hollanders, die hij zoo grimmig beschimpte - weer een zekere plausibele groepeering, een saamvattende belichting, een picturale eenheid verkregen, die echter door de velerlei zijpaden die de | |
[pagina 30]
| |
hogarth. credulity, superstition and fanatism.
vertelling in dat vormelijk geheel insloot, geen geestelijke eenheid is geworden. Hogarth is, bij een verklaarbare neiging tot ingewikkelde handeling steeds uit op een tafereelmatige eenheid, die nooit geheel bereikt wordt, daar ze slechts met technische middelen, niet met geestelijke wordt gezocht. Als ik eenigszins begrijp wat het veel misbruikte woord rythmisch in zulke gevallen kan beteekenen, dan moet men er zich toch voor wachten het toe te passen op voorstellingen, waarbij juist zoo angstvallig en bijna tegen beter weten in is vastgehouden aan het atelier-ideaal van concentratie der handeling en naturalistische groepeering. De herhaling, in oneindige variaties van een zelfde vormmotief, die bij Breughel's volle composities zoo treft, is bij Hogarth nooit te vinden, integendeel is steeds getracht de realistische formule in te enten op den exponeerenden trant der primitieven. Zijn trant vormt een soort van wrang compromis tusschen dien van Steen en Breughel. Charles Lamb heeft gezegd, dat men Hogarth's werken leest zooals men die van andere schilders bekijkt. Maar ook de primitieven leest men op deze wijze. Hogarth echter deed, al vertellende deze groote concessie aan den ‘bekijker’ dat hij de eenheid van plaats en tijd in acht nam, die - ik weet niet of op de eigenaardige coïncidentie reeds is gewezen, - juist in zijn eigen tijd ophield voor het tooneel een eisch te zijn, doch dit bij de komst der Renaissance voor de beeldende kunst was geworden. Hij kon niet meer zoo ver gaan, in één compositie verschillende terreinen van actie te zaam te brengen; het oog moest alles kunnen omvatten en de gelijktijdigheid van al het gebeurende moest reeds daarom vooropgesteld worden. Zooals ik reeds heb gezegd, is het aantal commentaren op de prenten van Hogarth zeer groot, vele treden in te uitvoerige beschouwingen, en weerstaan niet voldoende aan de verleiding, hier en daar wat ‘hinein zu interpretieren’. Tot de beste en meest beknopte behooren die van Rev. J. Trusler, waar ik hier een bescheiden gebruik ga maken. Want hoewel het met eenige opmerkzaamheid en vooral belangstelling zeer wel mogelijk is, de overladen voorstellingen voldoende te begrijpen, zoo zijn er allerlei verscholen détails waar even op gewezen moet worden. De eerste plaat van de Election-serie ‘Humours of an Election Entertainment’ is wel een van de drukste en meest geoutreerde voorstellingen, zeer veel van de handelingen in de walgelijke schranspartij die hier onder lieden van velerlei rang en stand gehouden wordt, is in direct verband te brengen met de onmatigheid van dergelijke feesten in de 18e eeuw. Het is de | |
[pagina 31]
| |
Tory-partij die hier feest viert en bij wijze van verfijnde aardigheid, zich voordoet als Whig-partij; het portret van den honing (George II) is beschadigd, allerlei opschriften zijn van radicale strekking. Van de straat af worden steenen gegooid, waarvan er één een procureur die bezig was een lijst op te maken, heeft getroffen. Iemand gooit een waterpot op het hoofd der vijandige manifestanten leeg, een ander heeft een stoel opgenomen om er mee te smijten. De candidaat maakt, ter wille van haar invloed, waarschijnlijk, het hof aan een vrouwspersoon, terwijl een kerel een brandende pijp op zijn pruik omkeert en een slet zijn ring kaapt. Overal aan de tafel ziet men onderhandelingen gaande over stemaankoop. Een alderman (wethouder) en een dominé hebben zich zoo vol gepropt met eten en drinken, dat de een zijn pruik afzet om uit te blazen, de ander zelfs adergelaten moet worden. Een jichtig heer wordt geplaagd door iemand die van een zakdoek een poppetje, maakt, eens anders gekneusde schedel wordt behandeld, enz. Vele andere détails zijn slechts door het verband met toenmalige gebruiken en gebeurtenissen te begrijpen, doch deze aanwijzingen volstaan om een denkbeeld te geven van het geheel, met zijn barbaarsch op de kaak stellen van barbaarsche zeden. Meer zuiver comisch is de plaat die reizende komedianten laat zien, welke in een schuur repeteeren. Het zijn bijna alle vrouwen. De prent is vol geestige aanduidingen. Eén vrouw, als man gekleed, weent, terwijl men haar tot troost een glaasje drank reikt; de troosteres wordt onderwijl aan haar toilet geholpen, evenals de haar rol opzeggende tragedienne op den voorgrond, die zich terwijl de kous laat stoppen. Een andere dame - in haar hemd - is ook aan het repeteeren, die, welke vlak voor haar zit, brandt zich krullen in het haar. Jongens
hogarth. first stage of cruelty.
vechten om een slok uit de bierkroes. Een Adelaar zit een zuigeling te voeren. Een Engel, geholpen door een Zon, tracht iets van den zolder te halen. Op dien zolder ziet men nog een vrouw, die door een man, door een gat in het dak begluurd wordt. Ook ziet men er allerlei apparaten voor het spektakelstuk ‘The Devil to Pay in Heaven’, dat zal worden opgevoerd. Rechts wordt voor een of ander doel een kat bloed uit den staart getapt. Hudibras, een gedicht van Butler, geeft de avonturen weer van een gebocheld ridder met zijn schildknaap, die de wereld intrektrekken. Voor zooveel er nu nog van de satire begrijpelijk is, schijnt zij een van de talrijke navolgingen van het Don Quixote verhaal (zooals ook Smollett's Sir Lancelot Greaves en eenigermate Coombe's Dr. Syntax) die toen dikwijls als voorwendsel dienden om de zeden des tijds op de kaak te stellen. De illustraties van Hogarth, lang niet zoo | |
[pagina 32]
| |
bekend als zijn Harlot's Progress en andere series, zijn woest, monsterachtig soms van gedachte en voordracht, maar wel zeer sterk. Er is een zeer barre scène van den mismaakten ridder in gevecht met knuppeldragende landlieden en kermisklanten, éen waar hij door gemaskerden wordt overvallen, en éen zeer grillige, waar men hem zijn zwaard ziet trekken tegen een soort toovenaar-waarzegger. Eenigszins buiten den stijl van Hogarth's altijd woelig, bewegelijk ensceneeren valt een plaat in Hudibras: The Committee, waar men Covenanters aan een lange tafel ziet zitten, in een zaal met kale muren, hun kwakerachtige hoeden bijna in symmetrische orde gehangen. De typeering der puriteinen îs, hoezeer kwaadaardig, ongetwijfeld knap.
hogarth. fourth stage of cruelty.
In een zonderlinge prent, gegeven als ‘inscription-ticket, bij de serie Marriage à la Mode wemelt het van allerlei, meest burleske koppen, onderaan heeft de kunstenaar op zijn doceerende manier laten zien, wat zijns inziens het verschil tusschen characters en caricaturas was. Maar caricaturas of niet - zijn koppen zijn schier alle hatelijk. De four stages of Cruelty verklaren zich zelf, op de eerste ziet men kinderen, waaronder Tom Nero, de held, op de afgrijselijkste wijze dieren martelen; zij steken een hond onder den staart, werpen met knuppels naar een haan, hangen katten naast elkaar op om zich te verlustigen in hun wanhopig vechten, steken een vogel de oogen uit. Boontje komt om zijn loontje, Tom Nero eindigt zijn waardige loopbaan aan de galg, of eigenlijk eerst recht op de dissectietafel. ‘The Reward of Cruelty’, de vierde ‘stage’ is dus een anatomische les à la Hogarth. Karakteristiek is dat de kop van het lijk, waarop gedemonstreerd wordt, zoo hevige reflexbewegingen vertoont, dat het lijk een levend mensch schijnt. Eén van Hogarth's kenschetsende fouten tegen den goeden smaak - zooals ook het happen van den hond naar het hart, en het slingeren van de darmen op tafel. Het zijn niet die dingen op zich zelf die ons stuiten, maar ‘Man merkt die Absicht und man is verstimmt’. De symboliek is wat grof: Tom Nero moet lijden, de hond moet zijn hart happen, met zijn corpus moet zoo piëteitloos mogelijk gesold. Een beroep op onzen afschuw, dat niet gelijk op klinkt met een opeischen van onze deernis... Goed zoo! - wil Hogarth ons doen zeggen, omdat het Tom Nero is, wiens darmen daar over tafel slingeren, en tot overmaat van pret laat hij den kop van het lijk | |
[pagina 33]
| |
grijnzen als in pijn. Het zuiver drama, dat bij de vernuftige heiligen-martelingen van Bouts of Jan Luyken heerscht, is hier geschonden. Om in de taal van Hogarth's eigen land te spreken ‘he overdid it’ - maar er was stellig een grove grootheid in zijn ontkennen van den goeden smaak.
(Wordt vervolgd). |
|