vijf jaar ouder dan haar zuster. Haar gestalte was slank en evenredig, haar gelaat nog jeugdig-rond, schoon iets te ernstig, en wat bleek.
Terwijl zij, óplettend, drie schepjes thee in de trekpot deed, werd er gescheld. Antje? maar die nam altijd een sleutel mee.... Even nieuwsgierig, dan onverschillig, liep Leonie naar de voordeur. Zij zag niet de meid, die een kwartier geleden was uitgegaan om een boodschap te doen, maar het twaalfjarige zoontje van de buren.
‘Juffrouw daar is een meneer bij ons aan de telefoon, die wil u spreken geloof ik, maar ik kan hem niet goed verstaan - vader en moeder zijn allebei uit’. Het verlegen kind keek haar aan met een kleur over zijn heele gezicht.
‘Best Piet, ik ga met je mee’, zei Leonie vriendelijk. Zij trok de deur toe en deed de paar stappen het trottoirtje langs, even rillend in de waterige koude, voelend het gepiek van den motregen tegen haar wang en voorhoofd. Het kind was verlicht, nu hij die onverwachte verwarrende boodschap, waar hij alleen ineens voor stond, er goed had afgebracht.
Leonie was bevreemd en ineens-sterk-gespannen, niet verontrust, ofschoon het zoo goed als nooit voorkwam, dat iemand hen op deze wijze opbelde. Zij maakte geen veronderstellingen, wachtte lijdzaam af welke heer het kon wezen.... Ineens, toen zij in de gang al vlak bij de telefoon was, kreeg zij een schok bij de gedachte: iemand van Rie's kantoor misschien - zou Rie een ongeluk hebben gekregen - ziek zijn geworden? ‘Juffrouw Hoch’, sprak zij in het toestel, gespannen voorbereid. ‘O Rie ben je daar’, hoorde zij een gejaagde mannenstem, ‘ik ben het, Jacques - zeg vooral niets dat ze daar bij je buren niks merken.... ik krijg zooeven bericht dat mijn vader door een beroerte is getroffen - nu moet ik onmiddellijk weg, over twintig minuten gaat mijn trein al. Wij kunnen dus morgen niet vertrekken - ik zal je schrijven zoo gauw ik kan. Zeg maar niks - heb je het gehoord?’
‘Ja’, uitte Leonie schor, onder suggestie van de vraag. Haar armen en beenen trilden, haar heele hoofd was koud en het suisde in haar ooren. Mechanisch legde zij de telefoonbuis neer op zijn plaats en liep naar de voordeur - het jongentje, dat in de huiskamer gewacht had, kwam in de gang, liep haastig voor haar uit en hield de deur voor haar open. ‘Dag juffrouw’, zei hij beleefd; ‘dag Piet’, zei Leonie helder, uiterlijk geheel kalm.
Ze voelde haar knieën nog knikken, toen zij weer in de gang van haar eigen huis liep. In de voorkamer viel zij op een stoel, haar hart hoorde zij kloppen - zij drukte haar hand tegen haar borst en haalde diep adem, trachtend haar beklemmende lichaamsgevoelens te overwinnen om geregeld te kunnen denken, zich rekenschap te geven.... Marie wilde vluchten met een getrouwd man.... Leonie zag, ontzet, de zonde....
Nu ongeveer een jaar geleden hadden de beide zusters kennis gemaakt met Jacques van Hiltum, den nieuwen buurman van haar getrouwde nicht Betsy. Hij was een jong ingenieur, naar men al spoedig in het stadje wist te vertellen niet gelukkig gehuwd. Leonie sympathizeerde weinig met haar nicht, en kwam lang niet zoo dikwijls bij haar over huis als Marie. Zij had er in 't minst geen aandacht aan geschonken, dat na die kennismaking met van Hiltum Marie haast iedere week één, soms meermalen, bij Betsy ging eten, of er een avond doorbracht. Dat was eigenlijk altijd zoo geweest; nu ging Marie misschien nog iets vaker doordat Betsy een kleintje had, waar het jonge meisje wel eens op paste als de moeder uit wou.
Pas verscheidene maanden na die eerste kennismaking had Leonie Van Hiltum weer ontmoet op een kaartavondje bij Betsy, waar zij en Marie beide genoodigd waren. Opgewekt-druk had zij met de andere gasten gelachen en geschertst - dan was zij een paar minuten stil geweest: ze had gehoord dat Marie en de ingenieur elkaar bij den naam noemden. Niet, dat Leonie hierin iets