Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 24
(1914)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 461]
| |
‘the english dressing-room’
stippelgravure door p.w. tomkins naar chas. ansell, verschenen in 1789; verzameling frederick behrens. | |
[pagina 461]
| |
de werkplaats van den graveur. a. vernissen. b. beroeten. c. etsen achter het bladvituur. d. bijten. e. zuur opvangen in de flesch. f. retoucheeren.
| |
De stippelgravure,
| |
[pagina 462]
| |
gedreven platen, maar de eerste koperen platen die op deze wijze, uitsluitend met de bedoeling om er prenten van af te drukken, zijn vervaardigd, dat zijn de twee portretten van den ouden en den jongen Lutma, gegraveerd door den zoon. De genius der stippelgravure bezoekt dan een oogenblik ons land in gezelschap van zoovele anderen, verdwijnt spoorloos, om een slaapje te doen van een eeuw, en dan brengt de italiaan Bartolozzi hem onbewust, als verborgen in zijn reisbagage, mede naar Engeland. Alvorens Bartolozzi in Engeland kwam had hij alleen geëtst, maar nog niet gestippeld; in Engeland wordt Bartolozzi de Napoleon der stipple-engravers. De oude Lutma was een vriend van Rembrandt, die in 1656 zijn fraaien kop heeft geëtst, met het fhiweelen mutsje op 't hoofd, Lutma genoegelijk gezeten in een grooten armstoel met koperen leeuwenkoppen op de hoeken van den vierkanten rug, naast een tafel waarop de drijfhamer en een bus met poncoenen, de puntslagen. Groninger van geboorte, is de oude Lutma reeds op jeugdigen leeftijd naar Amsterdam gekomen en is daar in den hoogen ouderdom van 85 jaren in 1669 overleden. Als marmeren borstbeeld, zoo heeft zijn zoon hem afgebeeld, de beeltenis puntje voor puntje in 't koper slaande, en Vondel heeft er een onderschrift bij gemaakt. Als pendant bij dat van zijn vader heeft de jonge Lutma op dezelfde wijze zijn eigen beeld door de stippelmanier vereeuwigd, een krachtigen kop, met lange haren en kleinen knevel, zonder baard. ‘Opus mallei’ staat er op, werk met den puntslag. Uit een kunsthistorisch oogpunt zijn beide portretten zeer belangrijk, want ze wijken wat techniek betreft slechts in een enkel punt af van de meesterwerken die in de bloeiperiode zouden worden gewrocht. Honderd jaren nadat Lutma deze enkele stippelprenten maakte, begint in Frankrijk Jean François er weer eens mede, maar in die honderd jaren vindt men nergens een spoor ervan. Hoe is dat mogelijk? Is er een verklaring voor te geven? Ondoenlijk, want goudsmeden die Lutma's werk hadden kunnen navolgen en mogelijk verbeteren, er waren er genoeg, prentgraveurs eveneens. Het aantal goede gedreven penningen uit dien tijd is legio, het materiaal was er, het gereedschap was er, de kunstenaars waren er, maar ‘vinscere scis victoria uti nescis’ moet hier van de Hollanders worden getuigd: het is gebleven bij die enkele portretten, en deze kunst, die toch zooveel aantrekkelijks heeft, was alweer dood, althans schijndood, voor lange jaren. Jean François werd geboren in 1717 te Nancy, hij is arm gestorven in 1769 te Parijs. De voornaamste momenten uit zijn leven, belangrijk voor de geschiedenis der prentkunst, zijn de ontmoeting met William Wynne Ryland, en Arthur Pond. Pond, een van de eersten die gepoogd heeft om teekeningen door koperdruk na te bootsen en te vermenigvuldigen ontmoette hem in 1740. Hij had toen reeds verscheidene imitaties van italiaansche gewasschen penteek eningen gemaakt, n.l. de contouren van een koperplaat gedrukt en de schaduwen van houtblokken. Dat was dus in dezelfde manier waarin A. Bloemaert werkte. Het is te begrijpen dat Fond veel voelde voor eene methode tot reproduceeren van krijtteekeningen, die François hem voorstelde, en in 1740 verscheen dan ook werkelijk een studiekop van Guercino als imitatie van eene roodkrijtteekening. Behalve met den puntslag, de enkele, de driedubbele en de meervoudige, maakte Francois ook gebruik van rouletten. Zuivere stippelgravure was 't dus niet. Ryland ontmoette François in 1760 toen deze kort te voren een toelage van 600 francs per jaar had gekregen, en hij schijnt veel van François geleerd te hebben, maar Ryland's prenten tusschen de jaren 1760 en 1770 gemaakt, bevestigen wat het werk van François zelf ook aantoont, dat François de | |
[pagina 463]
| |
de drukkerij. 1. de pers. 2. de drukker. 3. tafel met papier. 4. inkttafel. met komfoor, rooster en koud blad. 5. wrijfsteen in doos. 6. komfoor. 7. rooster. a. verfwrtjven. b. inkten.
| |
[pagina 464]
| |
christiaan josi, innocent revenge, naar wheatly, eigendom j. kkenkel, utrecht.
typische stippelmanier niet zuiver heeft gebruikt, maar in hoofdzaak werkte met rouletten. De laatste helft van de 18e eeuw is rijk aan pracht-uitgaven, waaronder de geweldige Shakespeare-onderneming van Boydell de voornaamste plaats inneemt. Een der eerste groote werken over teekeningen van oude meesters, met meer dan honderd imitaties, is het werk van Charles Rogers, ‘A collection of prints in imitations of drawings,’ ook al een Boydelluitgave, verschenen in 1778. De text, voor een goed deel ontleend aan Vasari geeft bijzonderheden over Italiaansche en enkele Hollandsche meesters in een groot folio deel van ongeveer 450 bladzijden; een tweede deel met de prenten geeft de reproducties der teekeningen door Ryland, Bartolozzi, Simon Watts e.a. Welnu, in al de daarin voorkomende prenten door Ryland vóor 1770 gemaakt komt de eigenlijke stippel-manier niet voor, het is alles roulette werk, voorzooverre natuurlijk de prenten nabootsingen van krijtteekeningen bedoelen, want het werk bevat ook een aantal imitaties van penteekeningen waarbij poncoen noch roulette dienen kunnen. Maar zoowel van Ryland als van Bartolozzi en anderen verschijnen nu geleidelijk prenten in de zuivere stippelmanier, die niet als imitaties van teekeningen zijn bedoeld, maar bijv. naar sepiateekeningen of aquarellen zijn gemaakt, zonder deze, wat de techniek betreft te willen nabootsen, zooals Ploos van | |
[pagina 465]
| |
Amstel deed, en Ryland is de eerste die van één plaat een afdruk in kleuren maakt. Laat ons even de levensdraad van den ongelukkigen William volgen, alvorens te beginnen aan eene analyse van de techniek die nu zoo belangwekkend wordt, want de gekleurde stippelgravure is nog altijd, en terecht, Engelands groote trots. Ryland verdiende een tijdlang veel, vooral nadat hij benoemd was tot ‘Engraver to the King’ maar verteerde nog meer, en zoo was hij dan op zekeren dag weer eens geheel op zwart zaad, toen hij in Angelica Kauffmann de reddende engel vond. Angelica was onuitputtelijk in het aquarelleeren van klassieke voorstellingen in zachte kleuren, Diana en Nymph, Fatima en Cossucia, Het oordeel van Paris, Rinaldo en Armida, Tancred en Erminia, Venus en de drie graciën, Badende nymphen, Eloisa enz. Zij was zeer populair, en zij heeft Ryland
vergrooting van een gedeelte van innocent revenge.
blijkbaar zoo geïnspireerd in de uren van den uitersten nood, dat hij in enkele dagen een stippelgravure gereed had naar een der teekeningen die zij hem afstond, en binnen korten tijd ontstond een bloeiende drukkerij van gekleurde stippelprenten, door samenwerking van Ryland en Angelica. Maar in 1780 | |
[pagina 466]
| |
schijnt er disharmonie te zijn ontstaan, Ryland verviel weer in armoede, maakte valsch papieren geld en werd in 1783 opgehangen. Dat hij eenmaal graveur des Konings was geweest en diens portret gemaakt had mocht hem niet baten, dat hij bekend stond als een lichtzinnig maar goedhartig kunstenaar, 't heeft hem niet kunnen redden.
janus lutma, goudsmid, met den puntslag afgebeeld door zijn zoon. rijksprenten cabinet, amsterdam.
De papiermaker Whatman die hem heel wat papier geleverd had, getuigde dat een banknoot gesigneerd 1778, gedrukt was op Whatmann- papier gemaakt in 1782 en William Wynne Ryland verloor het leven op 't schavot. Wanneer ik Bartolozzi de Napoleon der stippel-graveurs noem, dan duid ik daarmede aan dat als men spreekt van Bartolozzi, eigenlijk meer een periode dan een persoon, bedoeld wordt, want het atelier van Bartolozzi was het centrum van de meer dan driehonderd leden tellende stippelbende. Julia Frankau vergelijkt hem niet slecht met Wedgwood en Chippendale en noemt alle drie voormannen van een sterken opbloei der decoratieve kunsten. Voorwaar, een kamer met Chippendale meubelen, gekleurde prenten van Bartolozzi aan de wanden, en een Wedgwood servies uit die dagen, met een goed menu als inhoud, men kan 't er mede stellen! Beziet men de etsen van Bartolozzi uit zijn italiaanschen en vroeg engelschen tijd, dan kan iemand uit 't land van Rembrandt en Ostade niet anders doen dan ze snel omslaan en weer opbergen, want ze zijn niet fraai, maar de enkele prenten van Bartolozzi in roulette en stippel, voorkomende in Rogers, en ook in ‘A collection of drawings after the late Cipriani’ door Richard Earlom, hebben al iets karakteristieks. Laat ons nu eens zien hoe het atelier van Bartolozzi er uit zag in die periode, toen daaruit de schoonste in kleuren gedrukte stippelpren ten bij honderden voor den dag kwamen. Treedt binnen en uwe aandacht valt dadelijk, ik twijfel er niet aan, op een groote machine, met twee walsen, met lange spaken, die dwars op de as van een der walsen zijn bevestigd - een grooten mangel. Dat is de drukpers. In een zware eikenhouten stellage rusten de assen der walsen, waarvan de bovenste met zacht vilt is omkleed; de onderste ziet men maar half, want er ligt een verschuifbare plank of tafel op, maar u ziet wel de | |
[pagina 467]
| |
zware schroef die de bovenste wals tegen de tafel kan aandrukken. Daar legt nu de drukker de koperen plaat, die juist geinkt is, op de uitgeschoven plank, na nog even met aandachtigen
eloisa and abelard, naar cipriani. eigendom gebroeders frenkel, utrecht.
oogenglans langs de oppervlakte te hebben getuurd, telkens de plaat in verschillende richtingen wendende zoo dat het klare licht dat door de hooge vensters valt er over heen speelt. Nu legt hij op die plaat een vel vochtig papier, dan een paar vellen droog papier en een volkomen gladde lap vilt, en hij schuift de tafel even tusschen de walsen, om dan de schroef te gaan aandraaien, medelevende met de persing, tot een laatste rukje in zijn turend oog zich verklaart als de zekerheid dat de drukking nu juist goed is. Perst hij de schroef niet sterk genoeg aan, dan wordt de afdruk te slap, drukt hij te krachtig de bovenste wals tegen de tafel, waarop de kostbare plaat ligt, dan kan hij die bederven. | |
[pagina 468]
| |
Het groote oogenblik is nu gekomen. Hij trekt aan de hefboomen die zijdelings aan een der walsen zijn bevestigd, de tafel met de koperplaat, papier en vilt, gaat tusschen de walsen door, het vilt wordt weggenomen, de vellen droog papier worden op zijde gelegd, en daar ligt het vochtige vel papier dat nu de prent moet zijn. Voorzichtig tilt hij het teere velletje van de koperen plaat af, houdt het verticaal, zoo dat 't klare licht er op valt, en turende, glimlachende, aanschouwt hij 't meesterwerk dat het vochtige papier uit de koperen plaat heeft opgezogen. De prent is gedrukt, een slanke gestalte, de blos op 't fijn besneden gelaat dat uitsteekt boven een boa, die sierlijk om den hals hangt, een satijnen kleed in zachte tinten, een donzen waaier, alles in teere harmonie met 't loof der boomen op den achtergrond. Minasi heeft het portret van Miss Farren gedrukt, door Bartolozzi in 't koper getooverd met een puntig hamertje aan een baleinen steeltje, naar het schilderij van Sir Thomas Lawrence. Minasi was de beste drukker van Bartolozzi, en is op den leeftijd van 89 jaren in 1865 overleden, maar gelukkig niet voor dat een liefhebber, en er waren er in dien tijd niet veel, nog gelegenheid heeft gevonden de geheimen van de wondere kunstperiode, waarin Minasi werkte, uit zijn mond te vernemen. Hoe is nu de plaat van inkt voorzien geworden, zóo dat de afdruk zulk een volkomen kleurenharmonie vertoont? Bij een der vensters staat een tafel met een ijzeren plaat, volkomen glad en vlak, en daaronder staan op een tweede blad eenige testen met vuur.
w.w. ryland. eloisa, naar angelica kauffmann.
Verschillende taaie verfstoffen staan in potjes er bij; ze zijn gemaakt door vermenging der verfpoeders met gekookte lijnolie, of notenolie, ook wel papaverolie. Men moet nog maar eens een fijnproever hooren praten over de verschillen die een leek nauwelijks ziet. ‘Ik gebruikte meestal notenolie, al was die duurder dan lijnolie’ zoo schreef mij de bekwame graveur J.A. Boland, die al de prenten voor den ‘Peintre graveur’ van Van der Kellen heeft gegraveerd en gedrukt, en dan gaat hij door ‘omdat bij 't opdrogen de afdrukken, die met notenolie gemaakt zijn, zoo mooi zwart zijn en nooit de groezelige geelachtige tint krijgen die ze wel eens met lijnolie krijgen.’ Nu moet men niet denken dat men zoo maar de verfstof, het zwartsel of een andere kleur, gaat mengen met de olie. Boland brandde de olie zelf, d.w.z. hij stookte ze in een pot tot drie graden van | |
[pagina 469]
| |
taaiheid en mengde dan de poeders eerst met de dunste olie om daarna de taaiere soorten toe te voegen. Zoo is alles in de plaatdrukkunst eene aaneenschakeling van kleinigheden, maar laat eens een der kleine schakels weg, en 't resultaat is een ander. Kan men tegenwoordig nog een stippelprent drukken in kleuren zooals Minasi 't deed? Bij de verwarmde ijzeren tafel staan dus de drukkersinkten, de verven van verschillende kleur gereed. De plaat wordt nu verwarmd, zoodat de taaie inkt die in de groefjes en putjes gewreven moet worden wat dunner vloeibaar wordt, en dan wordt de geheele plaat gezwart, d.i. met zwarte inkt ingevuld. Maar dadelijk neemt de drukker-kunstenaar een doekje en poetst alle inkt weer zorgvuldig uit de putjes weg. Vreemd? Dat is maar schijnbaar, want al haalt hij er ook alles uit wat er uit te halen is, er blijft nog juist voldoende over, om wanneer zoo dadelijk de kleuren worden ingevuld, de toon te doen vloeien, en de scherpe overgangen der naast elkander liggende kleuren te breken. Nu moet de plaat beschilderd worden, als moest 't een schilderij worden, alleen, telkens wordt met de palm van de hand de inkt van de oppervlakte weggepoetst, zoodat alleen de putjes gevuld blijven. Welnu, zoo komt men dan tot de plaat die den betooverenden afdruk kan geven, welken wij uit de pers hebben zien te voorschijn glijden. Is de plaat te koud dan vloeit de inkt niet voldoende, is de temperatuur te hoog dan wordt de toon te slap, is 't dan wonder dat er geen twee afdrukken van eenzelfde prent bestaan die gelijke kunstwaarde hebben?
f. bartolozzi, simplicity, naar sir josua reynolds. eigendom b. houthakker, amsterdam.
Geestig is de kleuren-drukker vergeleken bij den pasteibakker die uit de combinatie van de hitte van den oven en de toevoeging van een tikje van dit, en een puntje van dat, de heerlijke pastei maakt die 't verhemelte zoo zoetelijk streelt. De kleuren-drukker werkte bij het inkten werkelijk als een kok. Naast de warme tafel stond een gewone tafel met houten blad, en nu verhuisde voortdurend de plaat van de warme naar de koude, zoodra de temperatuur te hoog werd, en weer terug zoodra de plaat te veel afkoelde. Wat een arbeid, en welke eischen werden gesteld aan flair en goeden smaak om al die fijne putjes op maat te vullen. | |
[pagina 470]
| |
Wij gaan nu eens zien hoe Bartolozzi de figuur in 't koper heeft gehamerd. De gepolijste koperen plaat wordt eerst gevernist en dan met een fijne punt, ook wel bevestigd aan een baleinen steel, bewerkt. Het koper wordt dus niet, of slechts even geraakt, maar de vernis is zoo teer, dat iedere plaats die door de punt is getroffen een gaatje vertoont. Aldus wordt de figuur door puntjes in de vernis getikt en geprikt, en de schaduwpartijen worden in eersten aanleg verkregen door de puntjes dichter bij elkaar te zetten dan in de lichte gedeelten. Nu gaat de plaat in 't bad van salpeterzuur. Werp een stuk je koper in salpeterzuur, een kleurloos zuur, gevaarlijk zelfs voor de huid, en 't koper verdwijnt, het salpeterzuur verandert in een blauwe vloeistof en stoot een stinkend bruin gas uit als een teeken dat koper en salpeterzuur elkaar niet verdragen. Salpeterzuur is in de kleinste deeltjes die wij ons denken kunnen, en die wij moleculen noemen, eene broederschap van waterstof, zuurstof en stikstof. Een molecule salpeterzuur is dus een vrij hecht bouwwerk van atomen waterstof, zuurstof en stikstof. Koper verstoort dien band wreedelijk en vermeestert eenige der atomen stikstof en zuurstof om daarmede eene nieuwe, fraai blauw gekleurde broederschap aan te gaan, terwijl de smadelijk achtergelaten atomen stikstof, zuurstof en waterstof, nu niet meer in de juiste verhouding aanwezig zijnde, geen bond meer kunnen vormen, zoodat 't water achterblijft als samenstel van de waterstof en enkele zuurstof atomen, terwijl de nu nog overgebleven stikstof- en zuurstof atomen, vereenigd tot een stinkend rood bruin gas uit de vloeistof opstijgen. De gasbelletjes ontstaan natuurlijk waar het koper met het zuur in aanraking is, en als het zuur met water is verdund dan worden ze langzamer zichtbaar dan wanneer het zuur onverdund is.
p. tomkins, sir john falstaff, naar saunders.
Komt dus de plaat in 't bad, dan kan de etser - want dit werk heet etsen of bijten - zien of het zuur voor het doel geschikt is. Zoo niet, dan verandert hij den concentratiegraad een weinig, hij maakt het zuur dan wat slapper of wat sterker. Zoo ziet hij de figuur in fijne gasbelletjes verschijnen, die ontstaan op al de plaatsen waar de vernis een prikje heeft gehad, en op al die plaatsen bijt dus het zuur putjes in 't koper. Heeft het bijtende vocht gedurende eenigen tijd het koper, molecule voor molecule, uit de gaatjes weggeplukt, zoo staat dus, als de vernis is afgewasschen, de geheele figuur in 't metaal geëtst, doch de koperen plaat is nog niet gereed. | |
[pagina 471]
| |
Het lijkt er niet op! Een afdruk van zulk een plaat is in 't gunstigste geval wat men ‘toonbaar’ noemt. Nu komt het delicate werk, de eigenlijke kunstenaarsarbeid, n.l. om in 't koper zelf, puntjes bij te slaan, te verdiepen en te groote puntjes weer dicht te kloppen met een hamertje met een punt aan de eene kant en een bolronde knop aan de andere. Daarmede tikt nu de artist de puntjes bij die er nog bij hooren, of slaat degene die te groot of te veel zijn, gedeeltelijk of geheel weer toe.
gerard, adelaide in the gardens of bagnieres, naar romain.
Zoo komt de plaat gereed na uren van arbeid, om eindelijk in handen te worden gesteld van den drukker, met eene gekleurde teekening er bij, om als leiddraad te dienen bij het inkten, en als bewijs hoe moeilijk dit werk was, en hoe wisselvallig het resultaat, dat bereikt werd kan dienen, dat de Miss Farren in 1907 opbracht £ 609, terwijl een exemplaar in 1909 £ 60 gold, in 1905 is er een verkocht voor £ 183 en 1904 een voor £ 11. En om u een oordeel te geven over de verhouding van de waarde der afdrukken in kleuren tot die welke geheel in bruine inkt werden gedrukt, leze men, dat in de jaren 1902 tot 1907 exemplaren zijn verkocht voor £ 30, £ 21, £ 20, £ 28 en £ 39 en daarvan was 't laatste exemplaar een zeer fraaie proefdruk. De verhouding tusschen de prijzen van bruine of zwarte afdrukken en afdrukken in kleuren is steeds ongeveer als die van een tot tien, wel een bewijs hoezeer de waarde nog altijd wordt gezocht in het decoratieve, dat zoo sterk in deze gekleurde prenten zit. Zoo heeft dan die school van Bartolozzi twintig jaren gewerkt; 't waren Italianen en Engelschen, een enkele Belg zooals Condé en de Hollander Josi. Hebben wij bij de bespreking der van één plaat in kleuren gedrukte mezzotintprentGa naar voetnoot*) gewezen op de mindere geschiktheid van dit procédé voor kleurendruk, de gestippelde plaat is er als voor geknipt. Alvorens u nu den weg te wijzen in de uitgestrekte galereien der gekleurde stippelprenten wil ik om alle misverstand te voorkomen er nog op wijzen dat de roulette niet altijd ontbreekt, maar dat dit instrument, dat in Frankrijk een hoofdrol heeft gespeeld, in de Engelsche school van zeer ondergeschikt belang is geweest. Men zal echter wel eens partijen vinden die geheel met de roulette zijn bearbeid, waar deze snellere methode een even goed resultaat beloofde. De bekendste stippelgraveurs uit de school van Bartolozzi zijn Thomas Burke, Antoine Cardon, Thomas Cheesman, John Condé, Jean Marie Delâtre, William Dickinson, Thomas Gaugain, John Jones, Christiaan Josi, George Keating, Charles Knigt, Robert Marcuard, William Nutter, John | |
[pagina 472]
| |
Ogborne, David Orme, Luigi Schiavonetti, John Raphael Smith, Frederic Soyron, Petro William Tomkins, Giovanni Vendramini, en de Wards en de Watson's, reeds bekend als bekwame mezzo-tinters. De beroemde teekenaar Wheatly heeft heel wat materiaal geleverd voor deze graveurs. De voorstellingen van Wheatly zijn grootendeels aan 't volksleven zoo in stad als te lande ontleend, en daaronder bekleeden de dertien wereldberoemde ‘Cries of London’ wel de voornaamste plaats. Cardon heeft gegraveerd ‘Cherries’, ‘A new love Song’, ‘Only ha'penny A piece’, en ‘Matches’. Gauguin is de graveur van de zeldzaamste, de dertiende, ‘Turnips and Carrots’, Vendramini heeft zijn beste krachten besteed aan ‘Hot spiced gingerbread,’ ‘Old chairs to mend,’ ‘Fresh gathered peas’ en ‘Knives, Scisors, Rasors to grind.’ Ten slotte komt Schiavonnetti met ‘Two bunches a penny primroses’, ‘Milk below, maids’, ‘Sweet or china Oranges’ en ‘New Mackerel.’ Ik noem u de serie compleet om een indruk te geven van Wheatly's spirit. Bezoek Wilhelmshöhe en gij zult de meesten dezer prenten in de allerbeste drukken vinden hangen in de vroegere slaapkamer van Napoleon den derde. Een goed stel is nog wel eens te krijgen maar niet meer voor de enkele shillings die ze bij uitgave hebben gekost. Intusschen, met twaalf duizend gulden komt men nog een heel eind, al bracht een zeer mooi stel reeds 15 jaren geleden £ 850 op. Tot het beste wat Bartolozzi zelf heeft gemaakt behoort wel zijn werk naar Reynolds en naar W. Hamilton. Wat hij gestippeld heeft naar Reynolds, 't zijn meestal portretten, bijv. het allerliefste portretje van Mrs. Gmatkin genaamd Simplicity, Lord Grantham and his Brothers en vooral Miss Bingham en countess Spencer. Hamilton was onuitputtelijk in kindervoorstellingen, ‘Children bathing’, ‘Hunt the slipper’, ‘Sportive innocence’, ‘The mousetrap’, allercharmantste onderwerpen, meestal in ovale vorm uitgevoerd, en bovendien is hij beroemd door ‘The months’, de twaalf prenten symboliseerende de twaalf maanden. Hij moet echter van al deze ontwerpen den roem deelen met Bartolozzi en Tomkins, die ze door kleurendruk zoo populair hebben
titelvignet omstreeks 1740.
gemaakt, dat de prenten zeker niet onderdoen in pittigheid van lijn en kleur voor de origineelen, zoodat, en dat is wel het typische van de kleurendrukken uit die bloeiperiode, een goede afdruk in kleuren in waarde niet veel verschilt van de origineele teekening, waarnaar de prent is gemaakt, en die misschien wel vervaardigd is met het bepaalde doel om als voorbeeld voor colour-print te dienen. Colour-print, de in kleuren gedrukte stippelgravure, die is 't, die door de engelsche prentenkenners als kleurendruk ten volle erkend wordt, terwijl de gekleurde mezzotinten door velen als niet geheel zuiver van druk, niet als colour-prints worden medegeteld. Een bijzonder fraaie groote plaat naar Wheatly stelt de Duke of Newcastle voor, te paard terugkomende van de jacht. Deze prent is gegraveerd door Cardon en Bartolozzi, die er waarschijnlijk de gezichten van | |
[pagina 473]
| |
heeft gegraveerd. Voorts geven Repairing to Market, The benevolant milkmaid, The Sportsmans rest, The fisherman's departure, The full of the honymoon, etc., bij elk van welke prenten een pendant behoort, een beeld van Wheatly's werk. Wheatly kan dan ook volkomen op een lijn met Morland worden gesteld als ontwerper van het materiaal voor de stippelgravure, hoewel Morland meer de mezzotinters heeft geinspireerd. Of Christiaan Josi bij Bartolozzi zelf heeft gewerkt, vermeldt hij in zijn groote voorrede voor zijne uitgave van het werk van Ploos van Amstel niet, maar deze handige kunstenaar, later kunsthandelaar, die een groot deel van zijn leven in Engeland heeft doorgebracht, was de stippelmethode goed meester. De omstandigheid dat deze in zekeren zin onovertroffen graveerwijze, want men kan zich bijv. de ‘Cries of London’ haast niet in een ander procédé weergegeven denken, slechts eenmaal als onder een geweldige impuls is opgebloeid maakt gedetailleerde beschouwingen over de resultaten van die bloeiperiode moeilijk, want het lijstje van de allerbekendste graveurs in de stippelmanier dat ik u gaf, is al zoo groot en het werk van deze artisten zoo uitgebreid, maar bovendien is de overeenkomst daarin uit den aard der zaak zoo opvallend, dat ik wil volstaan met hetgeen ik over Hamilton en Wheatly als middelpunten van belangrijke kringen heb vermeld. Naast de portretten toch, en die zijn natuurlijk weer naar Reynolds, Hoppner, Gainsborough, Turner, Lawrence, enz., typeeren de voorstellingen door die twee artisten geleverd de engelsche stippelprent het best. Hier te lande is door van Senus, Velijn, Hoogkamer wel eenig goed werk geleverd, maar meestal boekprentjes en portretjes, historieprenten en dergelijke, die op veilingen voor enkele kwartjes worden verkocht. Zuiver in kleur gedrukt zijn ze zeldzaam, in bruin of zwart gedrukt komen ze veelvuldig voor, en in vergelijking met de producten der Engelsche school is de waarde gering, al worden ze nog onderschat De jaren 1790-1799 leveren gekleurde stippelprenten zoo talrijk als de bloesems in een bloeienden kersenboomgaard in Mei, maar na 1800 zal men ze tevergeefs zoeken, l'enfant de bohème verlaat in dat jaar Engeland. Waarheen? Het heeft nimmer taal noch teeken meer van zich laten hooren. |
|