Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 24
(1914)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 412]
| |
plaat y. gedeelte van een houten deur uit bombay, a jour snijwerk.
| |
[pagina 413]
| |
Een overzicht van Britsch-Indische kunst en kunstnijverheid,
Een even schitterende collectie vormt het lakwerk. Welk een kleurendurf wordt hier
| |
[pagina 414]
| |
plaat u. gelakte speelkaarten van papier-maché van sawantwadi.
styleeringsproeve ook moge wezen, het systeem van rangschikking doet dan afbreuk aan de artistieke waarde van het ensemble. De Indische lakker werkt, te oordeelen naar de mooie teekeningen, die hij vervaardigt, niet naar een vast systeem; de opzet van de figuur gaat hem, hoewel hij toch ook symmetrie betracht, gemakkelijk af, volgt logisch uit de versieringsidee. Zoo krijgt de lijnenloop een zekere soepelheid, het voorkomen van iets wel overwogens, dat de grens van een opzettelijke, stoere ordening niet passeertGa naar voetnoot*). Op het Indische lakwerk is de teekening van slingerend gebloemte meestal in gloedvolle kleuren en met kleine plekjes of streepjes goud op een egaal getint fond aangebracht. Met het Indische miniatuur-schilderwerk heeft het de overeenkomst, dat het dezelfde fijnheid van uitvoering doet zien, en het verschil er van, doordat het een meer ornamentaal karakter draagt en door zijn grootere kleurencombinaties het typische heeft van Oostersche, decoratieve schilderkunst. Sympathieker is mij de gladde teekening, dan het velief-lakwerk van Madras, ook omdat zij beter het fijne, precieuze van den arbeid | |
[pagina 415]
| |
plaat v2. ivoren kam met paarlenversiering, het middenpaneel bevat een spiegeltje, (afkomstig van madras).
weergeeft. De kunst wordt veelzijdig toegepast, zoowel op hout en bamboe, als op leder en papier, zoowel op doozen, schalen en borden, als op meubels, speelkaartenGa naar voetnoot*), karaffen, enz. Een fragment ervan is in Nederlandsch-Indië overgebleven in het polychroom beschilderde klein-houtwerk van Bali, het eiland, waarheen de Hindoes uitgeweken zijn, toen de godsdienststrijd hun te zwaar begon te worden. Het meest verfijnde lakwerk is nog wel een dibba of doos uit Punjab. Gelijk de Javaansche tènong soesoen, waarin lekkernijen aan vrienden en vriendinnen worden verzonden, bestaat de dibba uit 3 in elkaar passende deelen, gesloten door een deksel. Zij vertoont een zoo ragfijn uitgevoerd varenmotief, dat men zich afvraagt, hoe dan toch eigenlijk die teekening vervaardigd moet zijn. Het antwoord hierop geeft Ananda K. Coomaraswamy in het Handbook to the exhibition of arts and crafts, waarin de schrijver mededeelt, dat het Matale
plaat v3. ivoren kam, afkomstig uit zuid-indie. het middenpaneel stelt den tjakra of het hindoesche wiel voor.
| |
[pagina 416]
| |
lakwerk niyapoten weda heet, omdat het hoofdzakelijk met den vingernagel gemaakt wordt. Het houten voorwerp is bovendien versierd met ivoren platen, ingelegd met kleine cirkels van wit metaaldraad, bij welke ornamenten het in warme kleuren opgebrachte patroon nobel uitkomt. G.C.M. Birdwood onderscheidt in zijn boek: The industrial arts of India het lakwerk naar de landstreek, waar het gemaakt wordt, en wel in dat van Sindh, waarop figuren uit de laklaag gesneden worden, dat van Punjab met zijn purpere kleur, dat van Rajputana, van donkerbruine tint en versierd met geometrische bloempatronen, dat van Kashmir met veelkleurig bloemenmotief, dat van de Noordwestelijke provincies, bekend om zijn zwarte kleur en vergulding, dat van Karnul, met gebloemte op groenen grond en met gouden versiering, dat van Savantwadi, waar speelgoed en speelkaartenGa naar voetnoot*) worden vervaardigd, dat van Mysore, hetwelk een doorzichtig groenen achtergrond op tinfoelie vertoont, waarop in heldere kleuren mythologische figuren geschilderd zijn. Weelderige, bijna overdadige, op eindeloos geduld wijzende materiaalbewerking treffen we ook aan in de ivoor-afdeeling, op het gebied van snijkunst de glans van het museum. Uit den aard der zaak zijn hier slechts kleine voorwerpen bijeengebracht, die echter met liefde behandeld blijken te zijn. In de vingers van den Oosterschen kunstnijvere, die dikwijls alleen maar arbeidt uit puur genoegen, is het stukje ivoor, waaraan hij reeds maanden en maanden bezig is, als een ding, dat hem de stille blijheid geeft in zijn uurtjes van vlijtig alleen-zijn. Hij bezichtigt, betast,
plaat v1. ivoren kam uit zuid-indië.
bewrijft het, wijdt er al zijn preciese zorgjes aan, bergt het op in een speciaal zakje, waaruit hij het bij vervolg van zijn artistieken arbeid weer voorzichtig te voorschijn haalt, wat hem verheugt als het wederzien van een trouwen vriend. Sekuur wordt dan elk krasje in het harde materiaal gegeven, intuitiefberekenend wordt de druk op het eenvoudige werktuig uitgeoefend, de vingers aan elkaar of op het minste vlakje steun vindend, om des te zekerder de afglijding te voorkomen, welke de onherstelbare beschadiging van het kleine kostbaarheidje zou kunnen beteekenen. Cecil Burns verhaalt in zijn: Monograph on ivory carving (Journal of Indian art, deel IX), hoe bij sommigen het zachter maken van het ivoor bekend is. ‘In order to effect this, the ivory is wrapped in wet cloths, in which it is allowed to remain for several days, the cloths being continually | |
[pagina 417]
| |
re-damped. When this period has passed, the ivory will be in the desirous condition for carving and will be found to cut with a consistency more like the softness of cheese or wax than the brittleness of bone’. Een andere schrijver, T.T. Ellis, spreekt over azijn als middel tot het wegnemen van de hardheid. Vooral het Ceylonsche ivoorwerk is hier in prachtvolle stukken vertegenwoordigd. Van den kleinen coquetten, dubbelen kam is bijna altijd het middengedeelte à jour uit-gestokenGa naar voetnoot*). Het beste op het gebied van decoratieve ivoorperforeering vind ik in twee kaartendoozen van Umritsur, waarop een gecompliceerd ornament van elkaar rakende cirkels in fijne lijnen is aangebracht. Men zou zeggen, dat daarmee het toppunt van technische vaardigheid wordt gedemonstreerd. Toch is de eigenlijke ivoorplastiek beter te waardeeren, en zoo bevindt zich in de verzameling als een zeer gelukkig geslaagde proeve van die kunst een waterschepper, waarvan het ivoren handvat met goud-incrustaties den vorm heeft van een vrouwenfiguur, terwijl karakteristieke beeldjes, personen uit het volk voorstellend, er uit Berhampore bijeengebracht te zijn. De houtsnijkunst heeft in Indië de veelzijdige toepassing op huisfrontversiering, meubelmakerijGa naar voetnoot*), doozenvervaardiging en mozaiekGa naar voetnoot†). Het met uitgewerkte paneelen vermooien van woningfaçaden is een kunst, die blijkens de overeenkomst in gebruikte motieven door emigreerende Hindoes eertijds naar een deel van onzen Archipel moet zijn overgebracht. Maar ook bij enkele oude volken, die met deze leermeesters vermoedelijk niet in aanraking geweest zijn, bestaat het artistieke streven, om met beschilderd houtsnijwerk aan de woning een kleurig aanzien te geven. De veranderde tijdsomstan digheden, de aanraking met Westerlingen en als gevolg hiervan de betrachting van economie en soliditeit bij huizenbouw hebben een goed deel van dat vroegere streven weggenomen.
plaat v4. ivoren kam uit zuid-indie. het middenpaneel stelt de godin parvati of sri voor, door olifanten met rozenwater besprenkeld.
Al wat in de Indian section aan met houtsnijwerk versierde woningfronten wordt tentoongesteld, is oud. Daar is b.v. een heel balkon met 3 vensters, afkomstig van Amritzar. De eerste indruk, dien het maakt is, dat het overladen is van reliefmotieven. Het vermoeit den blik door de bijna overdreven | |
[pagina 418]
| |
plaat x. britsch-indisch meubel, van ivoorsnijwerk, vroeger het eigendom van tippoo sahib en buitgemaakt bij den val van seringatapam.
detailleering. Zegt niet Dr. Gustave le Bon in zijn werk: Les civilisations de l'Inde zoo terecht: ‘Le principe général de l'ornementation hindoue est caractérisé par une exagération débordante, une multiplication de détails, qui sont précisément le trait dominant de ce peuple dans ses oeuvres littéraires, religieuses et philosophiques?’ Maar we moeten ons eerst vereenigen met de Oostersche opvatting van praal en pronk, en wanneer we dan de onderdeelen van het houtsnijwerk naast elkaar bezichtigen, komen we tot de slotsom, dat de opbrenging en aaneenpassing en rangschikking van al die reliefmotieven een arbeid is, voortgekomen uit rijke fantaisie en architecturalen schoonheidszin. Zelfs de onderzijde van den balkonvloer is bewerkt. De lijsten, die tot aan de vensters opgaan, vertoonen allen een verschillende behandeling, en de typische lijstpatronen, welke hier zijn weergegeven, bestaan uit styleeringen van rozetten, lotossen, opengespreide bladeren en decoratieve menschenkoppen. Het mooist zijn: het houten paneel, dat de vensteropening sluit en de groote vlakte boven de drie ramen. Elk paneel vertoont soepel krullende bloemranken, ontspringend uit ornamentale middens en met kostelijke vogelfiguren tusschen het gebladerte. In het midden van het bovenpaneel komt het ovale bladmotief voor, van waar uit de ranken ontspringen. Evenals op de proeven van steensculptuur treffen we ook op het houtsnijwerk vooral op dat van Punjab de duidelijke sporen van Arabischen invloed aan in de vereeniging van bloemrankornamenten met à jour uitgestoken, geometrische patronen. Zoowel het ebbenhouten ameublement van Berhampore, als de collectie sandelhouten doozen van Bombay toonen de vereeniging van diverse technieken: de houtplastiek, het inleggen met ivoor, de incrusteering met metaal, welke laatste - als een nabootsing van het reeds genoemde Koftgari werk - ook toegepast is op de donkerkleurige shisham-houten borden van Mainpuri, die een motief in koperdraad vertoonen. We hebben hier te maken met het Mainpursche draad-inlegwerk of tar-kashi, dat ook in Rusland als volkskunst bekend is. In Bombay wordt een schitterend mozaiek gemaakt van sandelhout, sappanhout, ivoor (in groen en wit), tindraad en hertehoorn. Met al deze | |
[pagina 419]
| |
materialen doet de Indische kunstnijvere ongeveer hetzelfde als hetgeen de Muranosche glaswerker verricht tot het verkrijgen van een murine patroon; hij vervormt n.l. eerst de hierbovengenoemde materiaalsoorten tot staafjes, die al naar gelang van het mozaiekmotief een dwarsdoorsnede hebben van driehoek, vierkant, vijfhoek, zeshoek of veelhoek en rangschikt deze staafjes tot één staaf bij elkaar, welke in kleine plakjes wordt uitgezaagd. Eigenlijk inlegwerk in den zin, dat men kleine schijfjes van een bepaalden vorm naast elkaar plaatst, totdat er een geometrisch figuur ontstaat, is 't dus niet; de figuur vormt zich door de aaneenschikking van staven, welke dus het verveelvoudigde mozaiekpatroon in zich bevatten. Dat het doorzagen van deze mozaiekstaaf eenige voorzichtigheid vereischt, spreekt wel bijna van zelf, immers, men heeft hier met materialen te doen van zeer uiteenloopende hardheid. Deze techniek evenals zoovele andere uit PerziëGa naar voetnoot*) overgebracht, doet een fleurig patroon ontstaan, waarvan de verschillende grondstoftinten mooi bij elkander uitkomen.
plaat w. britsch-indisch meubel met ivoorsnijwerk.
Mozaiek van paarlemoer en mica, aangebracht op hout en bamboe, en afkomstig van Siam, doet een soberder effect ontstaan en is lang zoo moeilijk niet te vervaardigen, als dat van Bombay, hetwelk door hee volgen van de bovenomschreven werkwijzt verkregen is. Noem ik van de kleinkunstnijverheid nog de vlechtkunst, waarvan in de weinige, aanwezige specimina een onvolledig beeld gegeven wordt, de schildpadbewerking, welke door enkele doozen, met dat materiaal overtrokken, vertegenwoordigd is, de hoornplastiek, waarvan uitmuntende proeven te zien zijn in afzonderlijke dierenbeeldjes uit Belgaum, de benutting van stekelvarkenpennen, zooals die plaats heeft in Vizianagram tot het samenstellen van doozen, en de bewerking van leder (het uitslaan en | |
[pagina 420]
| |
drijven van leder en het borduren op leder) dan heb ik gepoogd, in het kort alle in het museum gedemonstreerde onderdeelen van kunstnijverheid te behandelen, gelijk deze in het groote Britsch-Indië beoefend werden en worden. De Indian Section van het Victoria and Albert museum te Londen heeft, naar het schijnt, nog juist bijtijds verzameld, om een ensemble te verkrijgen, waaruit de artistieke waarde eener volkskunst dadelijk naar voren komt. In hetzelfde gebouw is korten tijd geleden een tentoonstelling georganiseerd van de door inboorlingen gemaakte voorwerpen, aan Z.M. den koning van Engeland geschonken bij de kroningsreis in Britsch-Indië, voorwerpen, die in de omgeving van met zooveel zorg uitgekozen zaken klaarder dan ooit den enormen achteruitgang, de droevige verbastering van de Britsch-Indische kunstnijverheid in het algemeen aanduiden.
plaat z. paneel uitgevoerd in sandelhout, uit ahmedabad.
|
|