Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 24
(1914)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 318]
| |
Een overzicht van Britsch-Indische kunst en kunstnijverheid,
| |
[pagina 319]
| |
heette 't, dat het vreemde resultaat van die z.g. lichtkleurige beschildering, welke niets anders kon zijn dan de onbedekte fondkleur van den pot, hoogstwaarschijnlijk verkregen was ‘by scratching the surface of the unbaked ware with a tooted instrument resembling a comb and then filling up the hollows with a lighter coloured clay than that used for the body of the vessel’ (Mr. Edwin Holder in ‘Madras Pottery’, Journal of Indian art, deel VII). Of vroeger een zoo ingewikkelde methode voor ruw aardewerk toegepast werd, betwijfel ik zeer; hoogstens kan een uitsparingsprocédé toegepast zijn; in dat geval is dan de pot met concentrische ringen van plantenreepen omspannen en daarna heelemaal in de verfstof van donkerrood bakkende Kleiaarue gedompeld, zoodat de plaatsen, waar zich na het bakken de lichte strepen vertoonen, niet met de verfstof in aanraking geweest zijn. Terwijl het Nederlandsch-Indische pottenbakkerswerk, wat technische uitvoering betreft, nog altijd gelijkt op die omschreven voorwerpen uit praehistorische tijden, is de ceramische kunst in Britsch-Indië flink vooruitgegaan. Zeker, ook hier wordt nog gebruik gemaakt van de houten draaischijf, - die met een langen stok als handvat in het rond bewogen wordt -, ook hier zijn nu
plaat i. strijdbijl. het lemmet is met goud geïncrusteerd en met edelsteenen ingelegd, het heft versierd met email en met in gouden bandjes gezette robijnen, paarlen en diamanten.
nog staaltjes van primitieven arbeid te vinden. Het zwarte aardewerk van Madras en Zuid-Canara, de z.g. gebronsde waar uit Noord Arcot, waar ook versieringen worden ingegrift met een puntig stiftje, de met ijzerhoudende kleiaarde gekleurde baksels uit Sindh, de merkwaardige Sindhsche potten die op den wand regelmatig verspreid micastrooisel vertoonen, de uit Aliganj Se wan Saran (Bengalen) afkomstige terra, cotta-voorwerpen, waarin eerst ingriftsels gemaakt zijn, die men later met een amalgaan van tin en lood heeft opgevuld - dus ook voor aardewerk wordt naar het effect van de incrusteeringstechniek gestreefdGa naar voetnoot*), - het Hydrabadsche polychroom beschilderde aardewerk, dat denken doet aan | |
[pagina 320]
| |
de kleurige, [Balische pronkkaraffen, dat alles vormt slechts voorwerpen van een naïeve volkskunst, die wel frissche, origineele, eenvoudig bedachte, mooie vormen maar techkent, nisch nog niet hoog staat, de volkskunst, die beoefend wordt als artistieke huisvlijt. Verglazing was echter al sinds eeuwen bekend ‘C'est sans doute avec la conquête de Gengis Khan’, schrijft Maurice Maindron in zijn werk: l'Art indien, ‘que cet art s'introduisit en Inde. A en croire une tradition, demeurée dans toutes les villes, où, il fleurit, il serait venu de Chine, en passant par la Perse et l'Afghanistan. L'art eéramique porte le nom de kasi en Perse, comme en Inde. Et il est établi chez les Hindous, que la pratique d'habiller les monuments avec des tuiles émaillées passa en Inde, au moment où la Perse fut envahie par les musulmans’. Ook A. Jacquemart vestigt in zijn: ‘les Merveilles de la céramique’ de aandacht op het oude gebruik, om gebouwen met kleurige fayencen te versieren. De fayence ornamenten van het nu verdwenen Gauz, Bengaalsche stad uit de 12e eeuw, waren in blauw, geel, groen en wit glazuur uitgevoerd. Ook Hydrabad leverde reeds vroeg
plaat j. dolk uit ulwar. het lemmet in het midden van parels voorzien (‘de tranen der gewonden’), heft en schede met email versierd.
verglaasde tegels. Terwijl in Sindh de verglaasde tegels, waarmee men moskeeën en graftomben vermooide, voor een deel Arabische geometrische patronen bevatten, duiden de bloemen- en dierenfiguren der Noord-Indische en Kashmirsche tegels op Perzischen oorsprong. In een groot plaatwerk (Portfolio of illustrations of Sindh tiles) heeft de heer Henry Cousens de voornaamste patronen van dien Sindhschen tegelarbeid bijeengebracht, waarvan de oudste proeven, zooals die vervaardigd zijn voor de Dabgir moskee (circa 1509) en de tombe van Mirza Jani Beg (1599), in donker- en turkoisblauw uitgevoerd zijn, terwijl de latere tegels ook groen, bruin, oranje en purper vertoonen. De Bombay school of art is in de Indian section te Londen door waarlijk mooie proeven van glazuur vertegenwoordigd, proeven van een ceramische kunst, welke veel | |
[pagina 321]
| |
plaat k. stalen schild, geëmailleerd en met diamanten versierd, voorzien van een geborduurden band.
| |
[pagina 322]
| |
hooger gaat dan het eenvoudige volksbedrijf. Naar het oud-Sindhsche aardewerk, dat veel overeenkomst met het oud-Perzische heeft en in het museum in twee typen is geëtaleerd -het eene met lichtgroen, kobalt en een weinig mangaanpurper als kleuren, het andere met gele figuren op donkerbruin of zwart fond - heeft deze school het onderdeel van de kunstnijverheid gemoderniseerd. Een zeer goed geslaagde poging, vooral omdat reeds in 1880 de Sindhsche pottenbakkerskunst volgens A.G.F. Eliot James' Indian Industries aan het achteruitgaan was. Niet alleen is geen verbastering te constateeren, niet alleen is het primitieve verbeterd en de techniek ontwikkeld, maar de motieven zijn nauwkeuriger opgebracht en het heele cachet heeft zich vernobeld, verfijnd. Ziedaar het werk van den directeur der genoemde school Mr. Terry, die heel wat beslommeringen heeft moeten doormaken, eer de proeftijd hem bepaald praktische resultaten opleverde. De Inlandsche nijveren, die dit
plaat l. gedeelte van een gedreven zilveren kalamdan (rennendoos) uit cuttack,
moderne Britsen-Indische werk vervaardigden met inachtneming van de eisenen, die er door het ontwikkelde publiek aan gesteld kunnen worden, hebben zich aangepast aan het Westersctie idee betreffende de bestemming van het product, dat nu salonfähig geworden en toch oorspronkelijk in vorm en versiering gebleven is. De in diezelfde school vervaardigde, groote borden zijn prachtvol om de motiveerende opvulling van het veld en de tintencombinatie van het ornament. Deze voorwerpen staan als de schitterende bewijzen van technischartistiek kunnen tusschen de gelakte potten van Jhallawar en Labore, het geglansde, zwarte aardewerk van Allahabad en Azimghar, het geschilderd baksel van Ceylon en het Multansche, dat met zijn kobaltblauwe en groene patronen op wit fond iets hooger staat dan de proeven van primitieve pottenbakkerij. Het glaswerk van Patna is door eenige éénkleurige vazen, flesschen, schotels, enz. vertegenwoordigd. | |
[pagina 323]
| |
In de kleine wapen-collectie en in de daaraan grenzende sieraden-afdeeling is er voor den bezoeker gelegenheid genoeg, om na te gaan, op welke verfijnde wijzen en door toepassing van welke bijzondere technieken de Oosterling in het algemeen en de Britsch-Indische inboorling in het bijzonder den smuk weet aan te brengen op voorwerpen, die voor vorstelijken pronk moeten dienen.
plaat m. a-jour werk van een zilveren doos uit kurnal (punjab).
Sierlijke incrusteeringsmotieven vertoonen de Rajputanasche tubr's of strijdbijlenGa naar voetnoot*). Op den stalen handbeschermer van een kutar of dolk is door toepassing van smeedkunst een tafereel vol menschenen dieren-figuren aangebracht. Een jachtscène is op het lemmer van een lang zwaard in vakken gehamerd, waarvan het fond met zwart lak is opgevuld. Ik zie er een met goud-figuren ingelegde sabel, welker gedamasceerde kling smalle, open reepjes heeft, waartusschen beweegbare, stalen parels zich bevinden, de ‘tranen der door het zwaard getroffenen’Ga naar voetnoot*). Een dhal of schild is bedekt met een doorzichtige schildpad-plaat, vertoont vier relief-figuren van tijgerkoppen, in verguld koper uitgevoerd, is omspannen door een coquetten rand van gedreven goud en heeft een stalen top, met goud geïncrusteerd. Bewonderenswaardige incrustaties komen voor op de zwaardgrepen uit Mahratta; zij zijn precieus, ze zijn àf. Zilver- en goudinlegsels treft men aan op de ankus of olifanten-haken. Een groot zwaard van Madras is van een ivoren greep voorzien, die gedreven zilveren ringen bevat, terwijl het lemmer met een mooi uitgeslagen zilveren beslag is versierd. Is de Jodhpursche speer, waarvan de lange, buigzame staaf afwisselend uit ivoren en koperen ringen bestaat, niet een technisch mooie proeve van Oostersche wapenvervaardiging!? En dan het pamor, het hoog opstaande pamor, het krullige damasceerings-motief op de loopen der geweren!Ga naar voetnoot†) | |
[pagina 324]
| |
Ongetwijfeld moet een goed deel van de kunst der wapen vervaardiging uit of over Perzië naar Indië overgebracht zijn. A. Gayet schrijft in zijn werk l'Art persan: ‘Tout le talent épars dans chacune de ces manifestations de l'art persan, s'est concentré sur les armes et les armures. Laciselure, la damasquinerie, l'incrustation, la marqueterie, l'orfèvrerie, la joaillerie s'y sont combinées pour leur donner un aspect plus éblouissant’. (Zie platen I.J. en K.). Lord Egerton of Tatton onderscheidt in zijn werk: A description of Indian and Oriental amour de wapens in 2 hoofdsoorten: de Arische en de Perzische. De groote ontwikkelingshoogte van
plaat n. rozenwatersprenkeler van ornamentaal geëtst zilver, afkomstig van kashmir.
de Perzische wapensmeedkunst is b.v. op te maken uit de geschenken, die in het begin van de 18e eeuw door de shahs van Perzië aan Russische czars gezonden zijn en nu in Zarkoë Selo bewaard worden. Welke luxe men ook in Britsch Indische wapens weet te leggen, wordt b.v. aangegeven door het geweer, dat eenmaal het eigendom is geweest van den Nawab van Bhavvalpur. De loop toont een exquise pamor-teekening, heeft bij de opening een gouden ornament in den vorm van een tijgerkop, met robijnen en smaragden bezet. Met drie geëmailleerde, gouden banden is de loop aan de kolf bevestigd, welke gouden email-medal-jons bevat. Uit Punjab zijn er geweren met kolven, die met ivooringelegd zijn. En ook van jade of jadeït, die troebele steensoort, welke in nuancen | |
[pagina 325]
| |
van lichtgroen, melkwit en rose voorkomt, zelfs van rotskristal wordt als versieringsmateriaal gebruik gemaakt, vooral voor de heften van dolken en messen, die nog - om ze mooier, kostbaarder te maken - nu eens figuraal uitgesneden, dan met edelsteenen, als robijnen en smaragden ingelegd worden. Te midden van de sieraden prijkt een bijna overdadig geornamenteerde, bijzonder mooie ankus of olifantenhaak. De gouden banden, welke zich om dit voor de Indische olifantendressuur onmisbare voorwerp spiralen, bevatten ingelegde diamanten op een achtergrond van blauw email. Het zetsel wordt verduidelijkt door een eenvoudig contoureerend cirkeltje, wat als onmiddellijk contrast van den facettenrijkdom van elken edelsteen dezen nog schitterender doet uitkomen. Het verbreed handvat en de knop vertoonen eveneens schuin spiralende banen, waarin heele jachttafereelen in email cloisonné zijn weergegeven. De haak en de punt zijn tot de sierlijke, geëmailleerde relief-figuur vaneen olifantenk op bewerkt. Een uitmuntende proeve van Jeypore'sche goud- en zilversmeedkunst en email-bewerking uit de 19e eeuw.
plaat q. zilveren rozenwatersprenkeler, met filigrainwerk overtrokken, afkomstig van bankipore.
Uit Delhi zijn in het museum tal van halskettingen met kleurige, geëmailleerde schakels uitgestald, voorwerpen ook van filigraan, met edelsteenen bezet. Er is goed en nauwkeurig drijfwerkGa naar voetnoot*), verzorgd à-jour-werkGa naar voetnoot†). Het uit Madras afkomstige schild b.v., waarin godenfiguren in zeer hoog relief gedreven zijn, is een der beste proeven van drijfkunst, een der mooiste bewijzen, hoe deze techniek er ontwikkeld is. Slank van vorm zijnde langhalzige golabpash of zilveren rozenwatersproeiers van Malwa. De Lucknowsche surahi of waterkaraf met haar rijke ciseleermotieven, die een dierenverhaal weergeven, lijkt in gedaante precies op de Javaansche kendi gelas. Een ander procédé, bij de toepassing waarvan men een effect van miniatuur motieven-fijnheid bereiken kan, wordt gedemonstreerd door een zilveren rozen watersprenkeler, een zilveren koffiepot en een dito sigarenkoker uit KashmirGa naar voetnoot§). De Kashmirsche kunstnijvere houdt van een rijk, overal op het vlak van een voorwerp verspreid patroon. De borduursels zijn vol van kleurige motie- | |
[pagina 326]
| |
ven, de sjaals uit die streek bevatten over het heele veld gebloemte, dat behandeld is in duizenden en duizenden wel verzorgde details. De Kashmirsche goudsmid graveert eerst fijntjes een prent, welke hij verdiept door de inbijtende werking van het opgebrachte zuur. Hij verkrijgt met dit etsen op het edel metaal een effect als van miniatuur drijfwerk, bijna grofkorrelig in aspect. Inzetsels van met gouden bandjes omvatteedelsteenen in voorwerpen, uit lichtkleurige jade gesneden, vormen het fijne werk van Delhi.
plaat p. koffiepot van koptgari-werr.
Bijzondere ver melding verdient het z.g. Koftgari werk, waarvan een groote, mooie collectie in het museum aanwezig is. Het echte Koftgari werk, ook tahnishan genoemd, ontstaat door het inhameren van fijne goud- of zilverdraden in de groeven, welke op een voorwerp van metaal aangebracht zijnGa naar voetnoot*). Deze kunst heeft later een verbastering ondergaan. Hetzelfde effect heeft men trachten te verkrijgen door gebruikmaking van goud- of zilverblad, uitgeplet in diep gelegen lijnen, maar de op die wijze vervaardigde, goedkoopere voorwerpen kunnen nimmer die zekerheid in teekening toonen als van onvervalschte draad-incrusteering, gelijk die op het oude Koftgari werk subtiel uitkomt tegen het zwart van het gebeitste metaal. Soms lijkt de teekening in geel en wit precies, fijntjes met een nooit falende trekpen gemaakt te zijn. Welk een meesterlijke veldverdeeling, welkeen overeenstemming tusschen vanden middenmotieven op al die meestal uit Punjab afkomstige borden, vazen schilden, zwaardgrepen, doozen, sigaren-standaards, schotels, welk een vernuftig uitgevoerde symmetrische schikking in de dikwijls ingewikkelde standaard-motieven! Er is b.v. een moderne tazza of schaal op het oppervlak waarvan zoo'n ragfijne incrusteerings-teekening prijkt dat het is, alsof er teere varenbladgeraamten in gedrukt zijn in wonder-artistieke schikking. Geenenkel gebiekje in den lijnenloop wordt hier waargenomen, die gemakkelijke, zwierige opzet | |
[pagina 327]
| |
van een uit dunne streepjes bestaande, decoratieve teekening bewijst opeens dat de kunstnijvere de dradentechniek volkomen beheerscht, welke hier mede vertegenwoordigd wordt door proeven van filigraanarbeid uit Cuttack, Hydrabad en Chuttarpore. Het filigraan, op primitieve wijze getrokken door de fijne openingen van een ijzeren plaat, vormt een welkom materiaal in de lenige vingers van den Oosterschen goud- of zilversmid. In Nederlandsch-Indië en in het bijzonder in de Padangsche Bovenlanden benut men de aldus vervaardigde draadjes, ook nadat deze geplet, gekarteld, gekordeerd of gevlochten zijn, tot het samenstellen van kleine sieraden; in Britsch-Indië wordt, voor zoover ik heb kunnen nagaan, de pletting, karteling, kordeering of vlechting der metalen draadjes - middelen tot het verhoogen van het glanseffect - achterwege gelaten, doch wijdt men zijn aandacht meer aan de figurale compositie en wordt de technische ontwikkeling verduidelijkt door de combinatie met emailversiering
plaat s. geëmailleerde waterkaraf (champlevé), toebehoorende aan h.m de koningin van engeland.
en edelsteen-zetting. Een hoogst smaakvol kunststukje is een vierkante, zilveren doos uit Chuttarpore, waarvan de bovenen zijvlakken een meesterlijke teekening vertoonen, in filigraan en email uitgevoerd. Ook wordt het tot een patroon samengestelde filigraan als versieringsmateriaal gebruikt, zooals b.v. op de moderne Cuttacksche zilveren reukwater-flesschen, die met fijn zilverdraadwerk overtrokken zijn (zie plaat QGa naar voetnoot*). Wat de emailleeringskunst betreft, waarvan Labarte in zijn Handbook of the arts of the middle ages beweert, dat die uit Phoenicië via Perzië in Indië gekomen | |
[pagina 328]
| |
plaat o. ijzeren plaat met goud incrustatie uit jeypore.
moet zijn, Kashmir is er het centrum van, vertoont hier vooral veel champlevé in typische tinten van blauw en groen. Juist door het gebruik van niet al te veel kleuren, ook door de toepassing van het bijzondere verfijningsprocédé, om al, wat er na de uitsteking voor de emailvulling aan metail is overgebleven, nog te ciseleeren bovendien, krijgt het voorwerp het fleurige, sympathieke cachet van tot in elk detail liefdevol behandeld te zijn. Het door toevoeging van ijzeroxide ontstane, doorzichtige bloedrood is de domineerende kleur van het Jeyporesche email, waarop evenwel - doch in mindere mate - kopergroen en tinwit voorkomen. (Proeve van emailleeringskunst zijn afgebeeld op pl. Ren S). Behalve door het emailleeren kan de teekening door graveeren of ciseleeren op een voorwerp van edel metaal scherper te voorschijn worden gebracht bij toepassing van een techniek, welke ongeveer gelijk is aan de | |
[pagina 329]
| |
plaat r. gouden kop en schoteltje met email versierd.
champlevé werkwijze en het z.g. zilverniello doet ontstaan, het welk in Bombay gemaakt wordtGa naar voetnoot*). Het gebezigde opvulmateriaal bestaat uit een alliage van lood (2 deelen), zilver (1 deel) en koper (1 deel) waaraan in gesmolten toestand zwavel is toegevoegd. Het wordt tot poedervorm overgebracht en met borax gemengd, in de uitgestoken holten van de figuur op het voorwerp gebracht, waarna een sterke verhitting plaats heeft. De slotbewerking bestaat in het gladschuren en het polijsten van de oppervlakte, waardoor de zilverwitte teekening mooi blank tegen een glad-zwart fond uitkomt. De bewerking van half-edelgesteente, als agaat, bloedsteen, lapis lazuli, enz. zooals die plaats heeft in Delhi of Lahore omvat een techniekenverscheidenheid, die het gevolg is van des nijveren naieve fantasie. Volgens een in de Bombay Gazetteer voorkomend opstel van J.M. Campbell worden dergelijke steensoorten in de mijnen van Ratanpur gevonden. Behalve het onyx of bawa ghori, het katoog of chashamdar en het gele, troebele rori of lasania worden zij aan warmte van zon en vuur blootgesteld, om er de kleuren van te verlichten of te verdonkeren, de wolkige vertroebelingen van weg te nemen, een procédé, dat volgens F. Luthmer (Gold und Silber, Handbuch der Edelschmiedekunst) reeds door oeroude volken werd toegepast. De geduldige beoefening van die kleinkunst met door de natuur geleverde grondstoffen, waarvan door den juwelier op zoo'n nuttige en mooie wijze profijt wordt getrokken, heeft hier fijne, bewonderenswaardige gespen, mesheften, potjes, doosjes, knoopjes, enz. doen ontstaan, waaronder exemplaren voorkomen, die gegraveerd, of zelfs à jour uitgestoken of met gouden bandjes versierd zijn. (Slot volgt) |
|