Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 23(1913)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 385] [p. 385] Aan zee door Willem de Mérode. Het eeuwige oorbeeld van God. Geerten Gossaert. Ver van 't rumoer der straten en mengelend gerucht, Rep ik, met koortsge leden, naar uwe zuivre lucht, O zee! reeds rilt uw zilte door 't prangende gewaad En strookt uw koele kussen mijn hettige gelaat. Heb 'k heel den dag vernomen uw aarzelende stem, Gij lokt, mijn nooden kennend, met dieper drang en klem. En, langs behelmde helling, door stof verstikkend dil, Zwoeg 'k naar uw effen aanschijn, en stá ten hoogsten hil. En - duizelende tuimlend, als vallend naar den dood, Lig ik aan uwen boezem, ween ik aan uwen schoot. Uw flauw doorzonde reve kust mij en hand en voet, Zooals een moeder, troostend, een argloos knaapje doet. [pagina 386] [p. 386] Doch, hoe kan, murmureerend om zonde en bitterheid, Ik argloos mij bekennen voor uw alwetendheid? O onverdiende goedheid, o wreed-doorvlijmde pijn, Daar is geen wranger wellust, dan, boos, bij u te zijn, Bij u, die schuld vergevend, met stilte ons omkleedt, Totdat het rouwig herte in snikken zich vergeet, Aan uwen schoot belijdend àl wat het dorst bestaan, Al wat het heeft misdreven en driest liet ongedaan. Dan, in uw diep gedompeld, wascht gij de leden rein, En zuivert gansch de ziele als uw klaar kristallijn. En uwen wel ontstegen, tot wedermin ontwaakt, Beginnen wij het leven, dat tot ùw leven raakt. Vorige Volgende