stoute veronderstelling om het bestaan van deeltjes aan te nemen, die nog 2000 maal fijner zijn. Toch is het bestaan dezer electronen in de laatste jaren op vele wijzen bevestigd. De stralen, welke zoogenaamde radioactieve lichamen, als het metaal Radium, uitstralen, bestaan uit positief en negatief geladen elektronen, die uit de atomen met groote snelheid worden uitgestooten. Deze negatief geladen elektronen brengen juist door hunne trillingen de lichtverschijnselen te weeg. Lorentz breidde zijne theorie in 1904 nog verder uit. In dezen vorm wordt zij thans algemeen als diegene erkend, welke de licht- en elektrische verschijnselen op de beste wijze vermag te verklaren. Lorentz heeft zich ook aan andere deelen der Natuurkunde gewijd. Weinige onderzoekers kunnen als hij, zulk een uitgebreid arbeidsveld aamvijzen.
In ons land vond Lorentz reeds spoedig de erkenning, die men zulk een grooten geest gaarne brengt. Na zijne promotie in 1875 werd Lorentz reeds in 1878 als Hoogleeraar in de theoretische Natuurkunde aan de Leidsche Universiteit verbonden. Groot is de indruk, dien Lorentz door zijne lessen op opvolgende studenten-geslachten heeft gemaakt. Het is die van veel omvattende kennis, scherp inzicht in de meest ingewikkelde vraagstukken en een groote gave om de moeilijkste zaken glashelder uiteen te zetten. Sinds lang zijn de groote verdiensten van Lorentz als natuuronderzoeker ook in het buitenland bekend. In 1902 werd hem de Nobelprijs voor Natuurkunde toegekend. Buitenlandsche geleerde genootschappen als de ‘Royal Society’ verleenden hem een harer medailles, of benoemden hem tot een harer buitenlandsche leden, als de ‘Academie des Sciences’ te Parijs en de ‘Akademie der Wissenschaften’ te Berlijn. Een eeredoctoraat werd hem nog onlangs door de Universiteit te Birmingham verleend. Zeer dikwijls komt tot Lorentz de uitnoodiging om voor een uitgelezen kring van vakgenooten de uitkomsten zijner onderzoekingen uiteen te zetten, zoo in 1906 aan de Columbia University te New-York, in 1908 voor de Société française de physique, in 1910 voor de Wolfskelhlstiftung te Göttingen. De Franschman merkt dan van Lorentz op, dat ‘ce professeur étranger’, waarvan ‘le nom est inséparable de l'histoire des théories (physiques) modernes’, ‘s'exprime en français avec une pureté et une précision que pouvaient lui envier beaucoup des nôtres’ en de Duit scher spreekt van Lorentz' lezingen als ‘eine Höhenwanderung’, die men ‘unter Führung des Meisters unternehmen dürfte’.
Hieraan kan nog toegevoegd worden, dat toen in 1911 de Belgische industriëel Ernest Solvay te Brussel twintig natuuronderzoekers uit verschillende landen tot een ‘Conseil de physique’ noodde, Lorentz de als van zelf aangewezen President was. Tevens stichtte Solvay een fonds, o.a. tot aanmoediging van natuur- en scheikundige onderzoekingen. Dit geschiedt onder leiding van een wetenschappelijk comité, waarvan Lorentz wederom de Voorzitter is.
Sedert 1912 is Lorentz alleen als buitengewoon Hoogleeraar aan de Leidsche Universiteit verbonden en metterwoon te Haarlem gevestigd. Hij werkt daar als Curator van Teyler's stichting in het onder zijne leiding staande Laboratorium. Hierdoor is een nieuw centrum van wetenschappelijk onderzoek in ons vaderland gevestigd en mag van de werkzaamheid van dezen, even hulpvaardigen als berninnelijken, geleerde nog veel voor de oplossing der groote natuurkundige vraagstukken worden verwacht. De invloed van een natuuronderzoeker als Lorentz reikt ver over onze landspalen heen en is evenmin beperkt tot hunne eeuw. Dat hij door zijne werken den naam van ons land tot grooter aanzien bracht, is een voorrecht, dat wij, Nederlanders, niet genoeg kunnen waardeeren.