| |
| |
| |
Iets over Benjamin Constant 1767-1830
door Fenna de Meyier.
De figuur van Benjamin Constant is een voor ons modernen bizonder aantrekkelijke. Gecompliceerd, vol tegenstrijdigheden, overbewust levend en zichzelven telkens analyseerend, vormde hij een eigenaardige uitzondering in de rij der romantiekers uit het begin der 19de eeuw, wier hoofdkenmerk juist was de dwaling over zichzelven. Toch had hij kwaliteiten met hen gemeen: een bijna ziekelijke overgevoeligheid vooral waar 't zichzelven betrof, een verdwaald idealisme; een daaruit voortvloeiende somberheid, en een telkens in zijn leven opgloeiend verlangen naar het bovenaardsche of naar den dood.
Voor een gedeelte zou men het vreemde en verwarrende in zijn natuur kunnen verklaren uit het feit, dat hij behoorde tot een tijdperk van overgang. De geest van de 18e eeuw vermengde zich in hem met dien van de 19e. Zijn opvoeding was nog ‘ancien régime’ en zijn jeugd doortrokken van dien fijnen, verdrogenden spot die tot den goeden toon behoorde en die oorzaak was dat het vroegrijpe kind zich over elke natuurlijke impulsie schaamde. Daarenboven was hij
benjamin constant.
van een gemengd ras dat telkens van vaderland verwisselde. - Franschen van geboorte, waren zijn voorouders uit Frankrijk naar Zwitserland getrokken na de herroeping van het edict van Nantes. Zijn vader was in Hollandschen dienst gegaan, maar Benjamin zelf voelde zich nu eens meer Franschman, dan weer Engelschman of Duitscher: een ware cosmopoliet.
Hij werd geboren te Lausanne in 1767 uit het huwelijk van Henriette de Chandieu en baron Juste-Arnold de Constant de Rebecque, later kolonel in het Hollandsche leger. Ofschoon Benjamin zich als Franschman heeft laten naturaliseeren, bracht hij 45 jaar van de 63 die hij beleefde, buiten Frankrijk door: in Zwitserland, Duitschland, Holland en Engeland. Allerlei exotische invloeden hebben dus op zijn vorming gewerkt.
Zijn allereerste jeugd - de moeder stierf bij zijn geboorte - bracht hij door bij zijn grootmoeder, Mme de Chandieu en zijn tante, gravin van Nassau, die hem om het hardst verwenden en zijn vroeg ontwikkelde intelligentie misschien wat al te zeer bewonderden en verscherpten. Op twaalfjarigen leeftijd
| |
| |
was het een wonderkind: hij maakte toen al verzen, sprak met gemak en geest over allerlei onderwerpen en beoordeelde de groote wereld, waarin hij soms gebracht werd, met een komischen ernst. Hier volgt een brief van hem, op dien leeftijd aan zijn grootmoeder geschreven, die ons het vroegrijpe kind toont met al de eigenaardigheden die den man later zullen kenmerken.
‘J'avais, ma chère grand'mère, perdu toute espérance; je croyais que vous ne vous souveniez plus de moi et que vous ne m'aimiez plus. Votre lettre si bonne est venue dissiper mon chagrin, car votre silence m'avait fait perdre le goût de tout, parce que, dans
handschrift van benjamin constant.
tout ce que je fais, j'ai le but de vous plaire, et dès que vous ne vous souciez plus de moi, il est inutile que je m'applique. Ce sont mes cousins qui me supplantent auprès de vous: ils sont colonels, capitaines, et moi je ne suis rien encore! Et cependant, je vous aime et vous chéris autant qu'eux. Vous voyez tout le mal que votre silence me fait; aussi, si vous voulez que je devienne aimable et savant, écrivez-moi et aimez-moi malgré mes défauts; vous me donnerez des forces et du courage pour m'en corriger.
Je voudrais pouvoir vous dire de moi quelque chose de satisfaisant, mais je crains que cela ne se borne au physique. Je me porte bien et je grandis beaucoup. Vous me direz que si c'est tout, il ne vaut pas la peine de vivre; je le pense aussi; mais mon étourderie renverse tous mes projets! Je voudrais qu'on pût empêcher mon sang de circuler avec autant de rapidité et lui donner une marche plus cadencée. J'ai essayé si la musique pourrait faire cet effet, et je joue des “adagio” et des “largo” à endormir trente cardinaux. Les premières mesures vont bien, mais je ne sais par quelle magie ces airs lents finissent par devenir des “prestissimi”. Il en est de même de la danse. Le menuet se termine toujours avec moi par quelques gambades. Je crois donc que le mal est incurable et qu'il résistera même à la raison, car, à douze ans, je devrais en avoir quelque étincelle; mais je ne m'apcrçois pas de son empire, et si son oeuvre est faible, que serat-elle à 25 ans? - Savez-vous, ma chère grand'mère, que je vais dans le monde deux fois par semaine? J'ai un bel habit, une épée, un chapeau sous le bras, une main sur la poitrine, l'autre sur la hanche! Je vois, j'écoute! Jusqu'à ce moment je n'envie pas les plaisirs du grand monde. Ils ont tous l'air de ne pas l'aimer beaucoup. Cependant le jeu et l'or que j'y vois rouler me causent quelque émotion; je voudrais en gagner pour mille besoins que l'on a le tort de traiter de fantaisies.
Je préférerais cependant passer quelques moments avec vous, chère grand'mère, car, ce plaisir va au coeur et me rend heureux; il m'est utile! Les autres me passent par les yeux et les oreilles, et laissent un vide que
| |
| |
je n'éprouve pas quand j'ai été quelques moments avec vous’.
Ik zeide reeds: Benjamin Constant is met zijn karakteristieke eigenschappen al in dit kinderepistel te vinden: eerst die groote gevoeligheid voor miskenning, achteruitzetting bij anderen; dat aanhankelijke, lief-koozende van verwend kind dat teederheid vraagt, dan het juiste beoordeelen van zichzelven: het duidelijk zien wat er aan hem ontbreekt. Hoe aardig waanwijs praat hij over ‘de groote wereld’, waar hij ‘rondziet en luistert’. De kleine psycholoog, die toch verrukt is over zijn mooie jas en zijn degentje, en zijn keurige houding! Curieus is ook zijn toen al ontwakende lust voor 't spel - een passie is 't later in zijn leven geworden, waaraan hij zich niet meer ontrukken kon. En in den laatsten zin toont zich het altijd naar ware teederheid hunkerende hart, dat hem later van de eene vrouw naar de andere dreef!
Niettegenstaande zijn buitengewone intelligentie ontmoedigde het kind zijn onderwijzers door zijn ongedurigheid, zijn gebrek aan aandacht, zijn gemis aan doorzettings
vermogen en zijn geringe vlijt. Zijn vader had hem mee naar Holland genomen en gaf hem een tegelijk zwakke en barsche opvoeding. Hij hield van zijn vader, maar er was altijd iets tusschen hen dat de ware vertrouwelijkheid belette. Vader en zoon bestudeerden elkaar wederkeerig. De vader had een ironischen geest, maar was verlegen en teruggetrokken in den omgang. Soms was 't of een innige ontroering hen tot elkaar zou drijven, maar elk van hen wachtte tot de andere het sein zou geven.... vergeefs. Benjamin Constant heeft in zijn beroemde roman ‘Adolphe’ een prachtig-rake en fijn nagespeurde observatie gegeven van die verhouding. Later heeft Benjamin dikwijls getoond zijn vader lief te hebben door hem uit geldverlegenheid en verwarde familiezaken te redden. De koudhartige zoon bleek toen hartelijker dan men vermoed had.
Op dertienjarigen leeftijd werd hij naar de Universiteit van Oxford gezonden, toen naar Erlangen en daarna naar Edinburg, waar hij in zake politiek allerlei liberale denkbeelden opving. In 1787 werden zijn studies als voleindigd beschouwd en begaf hij zich
| |
| |
naar Parijs. Daar onderging hij sterk den invloed van voltairiaansche geesten. Hij leidde er een vrij losbandig leven en maakte zooals hij later zelf verklaarde, ‘een dwaas gebruik van zijn tijd, zijn geld en zijn gezondheid’.
Hij heeft een kort overzicht van zijn jeugd gegeven in zijn ‘Journal intime’, in 1895 te Parijs gepubliceerd door D. Melegari, een der merkwaardigste boeken, die ik ken, omdat ik overtuigd ben, dat B. Constant die zijn confessies schreef voor zich zelven (hij schreef ze zelfs in cijferschrift, opdat anderen 't niet zonden lezen) daarin getracht heeft zoo waar mogelijk te zijn. En wat is er belangrijker dan de oprechte biecht van een mensch? Op blz. 79 vindt men o.a., ‘Je sais que jusqu'à l'âge de quatorze ans, objet d'une grande affection de mon père, traité assez sévèrement d'une part, mais excité de l'autre à la vanité la plus exaltée, j'ai vécu remplissant tout ce qui m'entourait d'admiration pour mes facultés précoces et de défiance pour mon caractère violent, querelleur et malin. Je n'avais plus de mère. On m'a cru méchant, je n'étais que plein d'amour-propre’. En iets verder:
buste van mme de charrière door houdon.
‘J'allai ensuite passer à Paris quelques mois abandonné à ma propre sagesse, ce qui réussit assez mal. De dix-huit à vingt ans je fus toujours amoureux, quelquefois aimé, souvent maladroit et me livrant à des violences théâtrales qui devaient bien amuser ceux qui avaient du plaisir à me critiquer’. Dat hij zichzelven niet spaarde in zijn dagboek blijkt uit bijkans iedere bladzij. Toch - kàn een mensch geheel onpartijdig zichzelven bekijken? En is er in den kunstenaar - die hij toch ook was - niet altijd de onbewuste drang om iets te maken voor een ander? Wij lezen in zijn ‘Journaal’ o.a, dit: ‘Pour occuper ma soirée je relis mon journal; il m'a passablement amusé. Peut-être n'eut-il pas fait la même impression à ceux dont je parle, cependant aucun d'eux n'écrirait autrement sur ses amis. En commençant je m'étais promis de ne parler que pour moi et cependant telle est l'influenee de l'habitude de parler pour la galerie, que quelquefois je me suis oublié. Bizarre espèce humaine qui ne peut jamais être complètement indépendante!’ - Iets later zegt hij echter van zichzelven: ‘car on ne peut me contes- | |
| |
ter d'être l'homme le plus vrai du monde’.
Tijdens zijn eerste verblijf te Parijs maakte hij kennis met Mme de Charrière, de eerste vrouw die waarlijk invloed had op zijn geestesvorming. De figuur van Belle van Zuylen die den Zwitserschen de Charrière huwde en zich vooral naam maakte door haar roman ‘Caliste’, de achttiend'eeuwsche Hollandsche aristocrate met het warme hart en den fijnen sceptischen geest is te zeer bekend dan dat ik veel over haar behoef te zeggen.
‘Très libre d'allures et large d'esprit’, heeft men haar genoemd. In haar brieven o.a, aan Constant d' Hermenches toont zij zich een intelligente opmerkster, een fijne ontleedster van eigen gevoelens, maar tegelijk een natuurlijke, warmvoelende vrouw. Met een kalme helderheid van geest beschrijft zij zich in haar diep innerlijke onvoldaanheid, bespot zij zichzelve om haar grillen, haar onlogische en dikwijls tegenstrijdige wenschen, haar soms ietwat perverse neigingen. Dit psychologisch doorzicht heeft Benjamin Constant misschien het meeste aangetrokken, want ook hij bezat die behoefte tot analyseeren. Zij werden goede vrienden, zelfs wel iets meer, al was het leeftijdsverschil te groot daarvoor! Mevrouw de Charrière was 46 jaar toen zij hem te Parijs voor 't eerst ontmoette en hij pas twintig. Hij maakte toen een formeele crisis door van ‘romantieker’. Overgevoeligheid, opgeschroefde verbeelding en een wortelloos bestaan van zoeker-naar-iets-anders dat te vaag
het huis van mme de charrière te colombier.
was om stevig geformuleerd te worden, hadden hem her- en derwaarts geslingerd. Hij neemt het zonderlinge besluit naar Engeland te vluchten en leeft er soms als een landlooper, alleen en vervuld van zelfmoordplannen.
Na deze escapade verzoent hij zich met zijn vader en neemt een betrekking aan als kamerheer aan het hof van Brunswijk. Maar vóór hij naar Duitschland vertrekt, brengt hij twee maanden door te Colombier, de woonplaats van mevrouw de Charrière, met wie hij al dien tijd briefwisseling had gehouden. Die twee maanden van rust en gelukin-sympathie zijn misschien de beste die hij ooit beleefde en hij zal ze zich later altijd met dankbaarheid herinneren. In de oneindig lange gesprekken die ze voerden met elkaar vond B. Constant een krachtig voedsel voor zijn geest en de vorming van zijn philosophische ideeën. De leerling overtrof echter de meesteres in scepticisme en hopelooze ontnuchtering. Uit dat oogpunt beschouwd was de 46-jarige vrouw jonger dan de 20-jarige jonkman. De scherpe analyse had haar gevoel niet verkild: maar zijn hart was al ziek en leeg in zijn jeugd. Eens schreef hij haar: ‘Qu'est-ce que le bonheur ou la dignité?’ - Zulk een zin zou Belle nooit geschreven hebben, zij, de gewetensvolle, die tevens louter goedheid was en warm bleef voelen tot haar einde.
Aan 't hof van Brunswijk voelt Benjamin zich ongelukkig. Hij troost zich op velerlei wijs - niet altijd op de edelste - maar
| |
| |
vooral door zijn hart te luchten in zijn brieven aan mevrouw de Charrière. Al zijn verdrietelijkheden, zijn teleurstellingen en zijn ellendige levensleegte worden haar uitvoerig beschreven. Laat ik u b.v. dezen kenmerkenden zin aanhalen: ‘Blasé sur tout, ennuyé de tout, amer, égoïste, avec une sorte de sensibilité qui ne sert qu'à me tourmenter, mobile, sujet à des accès de mélancolie qui interrompent tous mes plans, comment voulez-vous que je réussisse, que je plaise, que je vive?’
Om aan die ongelukkige stemmingen te ontkomen en ook gedeeltelijk uit wereldsche overwegingen, huwt hij in 1789 (hij was toen 22 jaar) met Wilhelmine, baronnesse von Cram, hofdame van de Groothertogin. Dit huwelijk werd een absolute mislukking. De jonge mevrouw de Constant, een leelijk, grillig persoontje, bleek nog zeer behaagziek tevens en gaf door haar vele trouweloosheden aanleiding dat haar man echtscheiding aanvroeg en verkreeg.
Ondertusschen had hij de correspondentie met Mevrouw de Charrière voortgezet, maar de toon der brieven is veranderd. Hij schrijft haar nu als aan ‘de meest superieure vrouw van geest die hij kent’, en er is geen sprake meer van een warmer gevoel tusschen hen. Bij hem was dat ook al gauw gebluscht, maar bij haar?.... Wellicht staan we hier voor een dier intieme tragedies uit een mooi vrouweleven, die nooit in gebaren of woorden uitspatte, maar in de stilte van een gekneusd bestaan werd uitgeschreid. Daarbij kwam nog een misverstand, een twist, waarin B. Constant een ondankbare en niet heel mooie rol gespeeld heeft.
Er zijn woorden die men niet meer vergeet.
En zoo brak dus de bekoring van hun verhouding voor goed. Toch - toen zij stierf - heeft B. Constant uitgeroepen: ‘Le monde se dépeuple pour mon coeur!’ en schreef hij, aan zijn tante, de gravin van Nassau: ‘Si l'on se retrouve dans l'autre monde, Mme de Charrière est une des personnes que j'y chercherai avec le plus d'empresseinent. Je mets le temps que j'ai passé avec elle parmi deux ou trois époques de ma vie que je regretterai toujours’.
Met het verbreken van den vriendschapsband tusschen hem en mevrouw de Charrière schijnt het of ook de invloed brak der 18e eeuw. Sainte-Beuve heeft het gezegd: ‘Mme de Charrière était le 18c siècle en personne; il rompit à un certain moment avec elle et avec lui’.
Voortaan zal zijn horizon zich verwijden en zonder de zelfontleding te laten varen, zal hij zich meer met algemeene denkbeelden bezighouden en blijft het eigen ik niet meer de eenige spil waarom zijn gedachten draaien. Van nu af dagteekent ook zijn politieke leven. Het zou ons te ver voeren dit in alle bizonderheden na te gaan. Ook hierin toonde hij zich ‘inconstant’ (o ironie van zijn naam!) toch was er één idee waaraan hij vasthield en die hij vaak met warmte en toewijding verdedigd heeft: de vrijheid. In de laatste jaren zijns levens vooral heeft hij zich in de kleine phalanx der liberalen verdienstelijk gemaakt. Ziek en nauwlijks in staat zich te bewegen, zag men hem strijden tot het einde, altijd gereed door zijn warme verdediging een slachtoffer te ontrukken aan de willekeur der anderen. Wel heeft men hem verweten, dat alleen eerzucht hem daartoe dreef. Maar met B. Constant kan men zoo iets nooit zeker weten. In zijn nobele daden lag egoïsme, en in zijn ijdelheidsuitingen weer veel edels verborgen. De vrijheid als ideaal van de menschheid was hem altijd heilig; al verachtte hij die menschheid zelve.
Aan den vooravond van zijn dood - hij stierf in 1830 - had B. Constant de laatste hand gelegd aan de uitgave van zijn groot werk over de Godsdiensten. De godsdienst is voor hem evenals de liefde een onbereikte illusie gebleven en hij voelde er het onverwoestbaar levende van, zelfs als zijn ontledende en kritische geest hem dreef er de basis van aan te vallen of weg te redeneeren. Zijn ironie die niets heeft geëerbiedigd, heeft gezwegen tegenover de dingen van het geloof.
| |
| |
B. Constant was een moderne geest; niet alleen vertoonde hij verwantschap met de philosophen van dezen tijd, maar in hem was ook de aanleg voor 't socialisme. Menschelijke ellende trof hem, den menschenhater, altijd, vooral van ‘arme en kleine luyden’.
mme de staël.
....Met al deze gegevens is en blijft het moeilijk ons een compleet beeld van hem te vormen. Men moet zijn ‘Journal intime’ gelezen hebben; de talrijke brieven, die er van hem verschenen zijn en zijn roman ‘Adolphe’ zorgvuldig hebben bestudeerd om eenigszins te vatten voor welk een menschelijk raadsel wij hier staan.
In zijn verhouding tot mevrouw de Staël, tot zijn tweede vrouw, Charlotte von Hardenberg (arm zacht schepsel, maar te eentonig-lief en te weinig intelligent om hem blijvend te boeien) en in zijn hopelooze liefde voor de behaagzieke Mme de Récamier die hem alleen gebruikte als politiek instrument - zien wij telkens weer andere verschijningen van eenzelfde vreemde, complexe natuur.
Men heeft dikwijls genoeg gezegd dat het hem aan ‘hart’ ontbrak en dat een zekere nerveuse gevoeligheid het echte gevoel bij hem verving. Toch - zou een harteloos mensch zooveel geleden hebben? In een brief aan zijn tante, de gravin van Nassau schreef hij: ‘J'ai trop senti qu'on a beau se piquer de se mettre au-dessus des côtés touchants pour ne voir que les côtés ridicules, on ne sonde pas les profondeurs; le plaisir d'amour-propre que cette manie donne n'équivaut pas à une minute où l'on sent. Je suis fatigué de mon propre persiflage, je suis fatigué d'entourer mon coeur d'une triste atmosphère d'indifférence qui me prive des sensations les plus douces. Puisque ce faste de dédain ne m'a pas rendu heureux, au diable la gloire d'être supérieur à ceux qui sentent; j'aime mieux la folie de l'enthousiasme, si ce qui rend heureux est folie, que cette funeste sagesse, et quand ce ne serait que par égoïsme et par calcul, je veux cesser d'être calculateur et egoïste’.
En vergelijk daarmede wat hij eens aan Mme de Charrière schreef:
‘La vie n'est bonne que pour qui a souffert et sait souffrir. Cette science une fois acquise, on trouve de bons moments, mais l'apprentissage est affreux, la surprise de voir qu'on n'existe que pour souffrir est horrible et il vaudrait mieux sauter à pieds joints et arriver tout de suite au but. Vous me dites que je deviens une créature sociale et aimante. Je l'ai toujours été! Mais nourri de vanité par ma première édueation, mis ensuite à la torture par les gens qui voulaient tirer de moi la sensibilité comme on exprime le jus d'un citron, puis précipité dans un cloaque de bêtises et d'apathie, avec un démon d'étourderie et d'insou- | |
| |
ciance.... (zijn eerste vrouw) comment diable eussé-je été social ou aimant?’....
Lees ook wat hij in zijn dagboek schreef: ‘Je ne connais que moi qui sois toujours entraîné à sentir pour les autres plus que pour moi-même, parce-que la pitié me poursuit....’
Misschien was hij meer intellectueel dan gevoelsmensch, maar dan hadden zijn opvoeding en zijn zelfontleding daar schuld aan ‘L'esprit d'analyse lui a desséché le coeur’. Daarbij was hij niet sterk genoeg om te reageeren tegen de teleurstellingen van 't leven en liet hij zich dikwijls gaan in bitterheid en apathie. Geen bizonder krachtige, noch diepe natuur, maar een echt menschelijk mensch was hij en die zichzelven onmeedoogend beoordeeld heeft. Zijn hart was vertroebeld, maar zijn geest bleef helder. Toch was er in die zelfstudies ook ijdelheid. Een enkele keer, na een eerlijke biecht, stelt hij zich schadeloos door een of andere ijdele opmerking over zijn superioriteit. Die ijdelheid doet hem ook altijd gezelschap zoeken, al weet hij zich innerlijk vijandig aan alle wereldsche valschheid. Er is in hem de mensch die eenzaamheid zoekt en natuur en de man van de wereld, die buiten een salon niet leven kan.
Soms beklaagt en dramatiseert hij zijn leven als eens ‘René’ deed van Chateaubriand - dan zijn het romantische pessimisme en de superbe menschenverachting heel fel in hem, maar dadelijk daarop beziet hij die houding met zijn sarcastisch verstand en lacht hij zichzelven uit.
B. Constant heeft in zijn roman ‘Adolphe’ een moreele autobiographie gegeven en er zijn gevoelservaringen met meesterhand te boek gesteld. Misschien voelde hij den aandrang zich in eigen en anderer oogen ietwat te rechtvaardigen omtrent zijn gedrag tegenover Mme de Staël. Want het is ontwijfelbaar dat hij met de roman van ‘Adolphe’ hun jarenlange onweersvolle liefdesverhouding bedoeld heeft.
In 1794 had B. Constant haar voor het eerst ontmoet en deze merkwaardige vrouw, waarvan Bonstetten verklaarde dat ‘de wereld te klein was voor haar vurige ziel’ maakte op hem zulk een diepen indruk, dat zijn gansche wezen er tijdelijk door werd veranderd. Zijn sceptische geest leerde door haar de echte geestdrift kennen; haar forsche kracht hief hem voor een pooze op uit zijn sfeer van spotzucht en zwakke melancolie.
(‘Mme de Staël était le mâle de Benjamin Constant’, ricaneert Sainte Beuve).
Het duurde niet lang of een hartstochtelijke liefde ontvlamde in beider hart. Toch verliep er nog eenigen tijd vóór zij hem andere rechten gaf dan de gewoon vriendschappelijke: Mme de Staël had pijnlijke ervaringen opgedaan en was voorzichtiger geworden. ‘Mais les heures arrivent toutes’.
Toen het eindelijk zoover was, vertroebelden aldra allerlei twisten hun vurig verlangd geluk.
B. Constant heeft in zijn ‘Journal intime’ de phasen van deze onzalige liefdesverhouding opgeteekend: zijn vriendin en zichzelve meedoogenloos critiseerend. Daar vindt men de wanhopige worstelingen van een opstandigen zwakkeling, die zielsgraag vrij zou willen zijn, maar zich niet los kan maken, omdat het medelijden en een zekere edelmoedigheid hem weerhouden en hij toch geboeid wordt door haar sterken, levens-krachtigen geest.
Later, in zijn Adolphe, vindt men dien strijd terug! Uit een soort piëteit tegenover Mevrouw de Staël durfde hij in Ellenore geen portret van haar te geven; doch om zijn gevoelservaringen zuiver te beelden moest hij zijn heldin wel met eenige eigenschappen bedeelen, die aan Germaine Necker herinneren. Daardoor is de figuur der vrouw wat vaag en tweeslachtig geworden. De liaison met Mme de Staël (zij wilde hem om een belachlijke reden niet huwen, ofschoon zij al van haar echtgenoot gescheiden leefde) heeft als een intermitteerende koorts gewoed van 1795 tot 1808 ongeveer; dus meer dan twaalf jaren. In 1811 werden pas de definitieve afscheidswoorden gesproken. In dat
| |
| |
jaar huwde Mme de Staël den 20-jaar jongeren de Rocca en vond eindelijk haar huwelijksideaal.
Dat ‘Adolphe’ Benjamin zelf is, wordt door zijn tijdgenooten bevestigd. De bekende Sismondi die in Mme de Staël's salon te Coppet een getrouwe bezoeker was, getuigt van de schrikkelijke tooneelen tusschen Benjamin en haar en schrijft later naar aanleiding van ‘Adolphe’: ‘Je reconnais l'auteur à chaque page et jamais confession n'offrit à mes yeux un portrait plus ressemblant’.
‘Adolphe’ zal altijd gelezen worden. Het is een boek van echtmenschelijke gevoelens, geschreven door een scherpzinnigen psycholoog. Meesterlijk in zijn soberen eenvoud, in zijn wreede analyse, zonder eenige plastiek of beschrijving van uiterlijke eigenaardigheden geeft het zuiver en alleen de innerlijke geschiedenis van twee menschenzielen, maar die menschenzielen leven voor ons en zullen altijd blijven leven.
De laatste bladzijden zijn van een ingehouden zachtheid, van een pakkende droefheid zonder eenig effectbejag. De woorden blijven eenvoudig, maar geven door hun eigenaardige schikking een indruk van hopelooze treurnis. De pijniging van twee harten die elkaar niet los kunnen laten is hier tot een sombere schoonheid geworden.
mme récamier.
Hetgeen vooral ‘Adolphe’ kenmerkt - en dus ook den auteur - is dat verscheidene menschen zich in hem verdringen en dat er dan nog een ander is die kalm toekijkt en ze zonder ophouden beoordeelt. Die bewuste toeschouwer van zichzelven heeft de geschiedenis van ‘Adolphe’ geschreven. De eigenschap zich te verdubbelen is een essentieele trek in Constant's karakter: hij kan het niet laten zichzelven te bekijken en zich zonder medelijden te analyseeren. Toch doet hem die bewerking pijn - maar ze is noodig om zijn moreele waardigheid te redden. Men heeft met recht ‘Adolphe’ de vader van den psychologischen roman genoemd. ‘Adolphe’ leidt naar Stendhal evenals naar Mérimée en Paul Bourget. - Met deze roman is de periode van zijn liefde voor Mme de Staël voorgoed afgesloten.
In 1808 had hij, gedreven door een jarenlangen wensch, een geheim huwelijk gesloten met Charlotte von Hardenberg. Over dit besluit had hij al heel wat van mevrouw de Staël moeten hooren en eigenlijk trok zijn hart nog altijd naar de oudere vriendin, hoe pijnlijk haar scènes hem ook wogen. Charlotte leed er natuurlijk onder. Eindelijk in 1811 kon hij rustig schrijven: ‘Une tout autre atmosphère, plus de luttes. Charlotte contente, plus d'opinion contre nous’. Maar
| |
| |
die gelukkige vrede duurde maar kort. Weldra gaf zijn vrouw hem ook al ergernis. ‘Que la vie est triste et que je suis fou!’ bekent hij in zijn dagboek, ‘Mme de Staël est perdue pour moi, je ne m'en relèverai pas....’
Gepijnigd door een altijd folterend liefdesverlangen dat nooit geheel bevredigd wordt, gelooft hij toch niet aan de liefde en deze eeuwige strijd tusschen zijn instinct en zijn geest heeft zijn gevoelsleven uitgeput. Trouw kon hij nooit blijven - maar altijd betreurde hij degene die hij door zijn ontrouw verloren had. Gedurende zijn verhouding tot Mme de Staël zijn er veel andere vrouwen in zijn leven geweest: toch bleef zij degene waar hij altijd bij terugkwam; zij heeft wel het meest zijn ongestadig hart geboeid, omdat zij sterker en grooter was dan hij. Van nu af aan wordt zijn leven voornamelijk ingenomen door de politiek en het spel. Dat hij niet altijd een edele rol vervulde in staatszaken is bekend. Later, op zijn 47ste jaar, in een wanhopige verliefdheid op de beroemd-mooie Mme de Récamier, begaat hij menige zotheid en laat zich zelfs door Mme de Krudner inwijden in een soort kinderlijk mysticisme, alles om 't koude hart der coquette te veroveren, maar vergeefs. Het was voornamelijk door deze passie dat hij zich liet verleiden zijn politieke overtuigingen te laten varen en over te loopen tot de vijandige partij. Zijn heftige verdediging van de monarchie van Lodewijk den 18en werd ook daardoor geïnspireerd, daar zij alleen diende om Mme de Récamier te behagen. Hij leed onder dezen onvruchtbaren hartstocht die hem in geen enkel opzicht gewin bracht.
De bittere en ontroerend-wrange notities in zijn dagboek leggen daarvan getuigenis af. Na achttien maanden bluschte het vuur - bij gebrek aan brandstof. ‘Ouand l'âge des passions est passé’, schrijft hij, ‘que peut-on désirer si ce n'est d'échapper à la vie avec le moins de douleur possible’. In de politiek speelt hij van nu af echter een waardiger rol.
Ik sprak in het begin van dit opstel reeds van zijn liberale denkbeelden, zijn trouwe liefde voor de vrijheid. Victor Glachant die over B. Constant als politicus een uitvoerige studie gaf, getuigt van hem: ‘Si Constant était misanthrope, il professait du moins l'amour fervent de la liberté, pour les autres et pour lui-même. Libéral, il l'était dans les moelles’. - Daarin ligt zijn eer en daarmee heeft hij veel minder edels goed gemaakt. Zijn grootste eigenschap was de eerlijkheid tegenover zichzelf. Ook in gezelschap deed hij zich niet beter voor dan hij was, integendeel, hij was dikwijls zijn eigen lasteraar. En ongelukkig geloofde men hem dan al te graag! Montaigne heeft het al gezegd: ‘Quand tout est compté, on ne parle jamais de soi sans perte; les propres condamnations sont toujours accrues, les louanges mescrues’.
Ondanks al zijn gebreken schijnt hij veel sympathie te hebben opgewekt. Hij was wat men noemt een ‘charmeur’. Mme de Staël roemde zijn schitterende conversatie; Chateaubriand kende hem nog meer geest toe dan Voltaire; voeg daarbij zijn knappe, voorname verschijning en ieder begrijpt, dat men hem in de salons met genoegen zag komen.
Als denker en als schrijver was hij ongetwijfeld grooter dan als mensch. Toch, als men zijn ‘Journal intime’ aandachtig leest en bemerkt hoe scherp hij zich daar zelf heeft beoordeeld, hoe veel strenger hij was voor eigen gebreken dan een humaan moralist het misschien voor hem wezen zou - dan komt het medelijden eerder dan de blaam.
Wij denken aan J.J. Rousseau die ook zijn fouten heeft willen biechten in zijn prachtige ‘Confessions’ - maar op welk een anderen toon! Rousseau bleef nog de trotsche, zelfbewuste die zich niet minder wilde voelen dan zijn vijanden, die hem veroordeelen zouden; - Benjamin Constant heeft alle illusie omtrent zichzelven verloren, hij is soms van een ontroerende zelfverachting. Dienzelfden toon herkent men in ‘Adolphe’. Deze moderne ‘La Rochefoucauld’ had, niettegenstaande zijn wankelenden en droog-sceptischen geest een ondergrond van goedheid.
|
|