Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 23
(1913)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 457]
| |
Paleizen aan het Canal Grande,
| |
I.Van de eerste faze van deze eeuwenlange paleizenbouw - Byzantium was hier, gelijk in heel Venetië's oudste kunst en beschaving, leermeester - zijn geen volledige voorbeelden bewaard gebleven. Uit de resten, die door de stad verspreid zijn, en uit de litteratuur, heeft men zich niettemin een vrij volledig denkbeeld van de | |
[pagina 458]
| |
afb. i. cà da mosto.
oorspronkelike aanleg kunnen vormen en de Fondaco dei Turchi - stedelik museum geworden - biedt eene 19e eeuwse reconstructie van zulk een paleis, waardoor b.v. op de flanken de torens, die overal verdwenen zijn, in ere zijn hersteld. Overigens heeft die restauratie van het schilderachtig en naar typies Italiaanse trant verbouwd en vervallen huis, dat oude prenten te zien geven, een saai en gladgelikt gebouw gemaakt, dat in zijn helle witheid brutaal tussen de oudversleten tinten aan het Kanaal te blinken staat. De Romaanse paleizen, die uit de 11e, 12e, 13e eeuw stammen, dienden niet alleen tot woonhuis, maar ook tot berging der handelswaren van de patriciër-koopman: de benedenverdieping was ingericht tot pakhuis en kantoor, en kwam tot gemakkelike verscheping van de goederen met een open gaanderij op het water uit. Het motief van de ranke zuilen, in kleine ronde bogen uitlopend, herhaalde zich in de lange vensterreeks van de tweede verdieping, die de woonvertrekken bevatte en aan weers-zijden zich nog in de twee brede, lage, vierkante torens verhief. Die vensterreeks, (die eigenlik een loggia is: de zuilen omvatten het glas niet, zij steunen de bovenbouw; er achter glas, in hout) met de énkele vensters aan weerszijden heeft eeuwenlang het plan van de Venetiaanse gevelbouw beheerst. Intussen is in deze vorm niet één bewaard gebleven. Alle zijn geheel verbouwd: hun flanktorens hebben overal voor de rechtlijnige bovenafsluiting moeten wijken en alleen aan hun ronde boogreeksen, die gewoonlik roekeloos verminkt en halverwege afgebroken of volgestopt zijn, zijn zij nog herkenbaar. Piëteit voor verleden kunstvormen is een deugd van onze tijd. De grofdurvende eigengerechtigdheid, waarmee de Renaissance, sterk in het bewustzijn, dat zij iets nieuws te brengen had, onder de erfenis van Gotiek en Romanisme heeft | |
[pagina 459]
| |
afb. 4. cà d'oro.
huisgehouden, blijkt in elke Italiaanse stad. Aan de Cà da Mosto (afb. 1) is trouwens slechts vernield, zonder dat andere schoonheid in ruil gegeven werd. Men ziet hoe van de zuilenreeks, die eenmaal de tweede verdieping schraagde, slechts drie bogen zijn overgebleven, waarvan er een overgaat in de muur die de open gaanderij vervangen heeft, terwijl ook onder de andere de kapitelen afgebikt en de zuilen weggebroken zijn. Ook van de vensters er boven is er een volgebouwd en zijn heel wat zuilen en kapitelen verdwenen. En toch, hoe ook de eenheid van gedachte, die de gevel beheerste, verbroken is, een gebouw als dit, en er zijn er verscheidene zo - alle in de buurt van de Rialto, oudtijds het handelsmiddelpunt der stad - geeft nog heel wat moois te genieten. Van de fijne siermotieven, die deze bouwwijze kenmerkten, toch, is aan reliefs, boogranden en kapitelen vrij wat bewaard. Gemeenlik zal men slechts aan de San Marco, inderdaad een museum van Romaanse sierkunst, dat alles zoeken; of in kerken altans, in de oude basilica's van Murano of Torcello. Ten onrechte. In heel de stad, in de onogelikste stegen en sloppen, kan men soms door een staaltje van die eigenaardige stijl worden bekoord. De randen, zoals er aan de Cà da Mosto een rechte en horizontale valt op te merken, vindt men gemeenlik aan bogen, gelijk die aan een huis in de Salissada San Francesco (vroeger was er het paleis Contarini del Ferro), waarvan op bladz. 460 ren foto (afb. 2). In de kronkeling van de bladerrank zijn dieren uitgebeeld - een steeds terugkerend motief -, die alle symboliese betekenis hebben. Oorspronkelik altans: in | |
[pagina 460]
| |
een rand als deze zijn het wel niet meer dan dravende konijntjes, hertjes, vogeltjes; dravend of vechtend gelijk in de ronde steen onder de welving. (De engel is natuurlik een toevoeging van veel later tijd). De kapitelen zijn aan de Cà da Mosta alle op een na hopeloos verminkt. Prachtig bewaard gebleven zijn zij daarentegen aan het overigens sterk gerestaureerde palazzo Loredan, een van
afb. 2 romaanse boogrand in de salizzada san francesco.
de beide, die tegenwoordig als stadhuis dienst doen, en aan de groep zeer vervallen en verbouwde paleizen daar schuin tegenover, wier gevels echter vrij moeilijk te benaderen zijn. 't Zijn meest ragfijne uitwerkingen van het Korinthies motief; ook als soepel vlechtwerk in steen (afb. 3). | |
II.Omstreeks 1300 raakten de oude vormen van de Byzantijnse stijl in onbruik voor de uit het Noorden dringende Gotiek. In de gehele aanleg van de gevel geschiedde bovendien een omwenteling: de open zuilenreeks van de benedenverdieping verdween, evenals de torens op de flanken: de gevel werd een eenvoudige rechthoek, waarin slechts de ramen tekening brachten. De siermotiven werden nog een enkel maal herhaald, maar verdwenen toch allengs zonder dat de Gotiek een eigen vinding voor hen in de plaats gaf: op de vensters richtte de nieuwe stijl al zijn inspanning. Reeds aan de Cà da Mosto is in de bovenste boogreeks Gotiese invloed waar te nemen; terwijl de binnenste booglijn nog rond is, vertoont de buitenste de spits. Van deze vorm af tot de prachtige lijnspelingen van het Dogenpaleis of van palazzo Cavalli toe is aan de vensters van honderde huizen aan het Canal Grande en in de stad een reeks van overgangen en verscheidenheden op te merken, die Ruskin in schema heeft gebracht. Zo geven de twee ramenrijen | |
[pagina 461]
| |
aan het huis naast de Cà da Mosto twee verschillende vormen te zien, en welk een onderscheid nog tussen deze en de in vierkante omlijsting ingevatte en met een pluim gekroonde onderste vensters van palazzo Foscari, om van de bovenste nog te zwijgen. Die Gotiese vensterverscheidenheid kan men zeggen, geeft aan Venetië zijn karakter. In de vroegste voortbrengselen van de Gotiek te Venetië is een eenvoudig spitsboogje, aan alle vensters herhaald, de enige bekoring. Vergeleken bij wat de Romaanse paleisgevel geweest moet zijn, was die van de Gotiek zeker een achteruitgang. De rechtheid werd door de vensters alleen, die er symmetries, maar zonder groter lijnontwerp werden ingebroken, niet tot leven gebracht. Door van de steeds weelderiger versierde vensters op zichzelf een krachtige en levendige vormeenheid te maken, trachtte men het vraagstuk op te lossen. zonder geheel te slagen. Tenzij... Wie zal die uitspraak durven herhalen, staande voor de Cà d'Oro (afb. 4), dat zeker een van de aller bekoorlikste gebouwtjes is, die ter wereld kunnen bestaan. De tooi is niet alleen verrukkelik fijn en bevallig, maar met het ontwerp van de gevel zo innig vergroeid, dat hij, hoe weelderig ook, nergens stoort, nergens de aandacht onbescheiden afleidt, maar de indruk laat bestaan, dat het gebouw in eenheid uit des bouwers geest gesproten is. De asymmetrie
afb. palazzo contarini-fasan.
zelfs, hoe opvallend, schaadt die indruk niet. Men behoeft de zeer onwaarschijnlike theorie niet aan te voeren, dat de oorspronkelike bedoeling was links van het gedeelte met de loggia's nog een vleugel toe te voegen gelijk aan die rechts ervan. Men stelt zich gaarne tevreden met de oplossing, dat de rankband met het wapenschild de helften scheidt en dat elk door de meester op zichzelf behandeld is. De Cà d'Oro lijkt in zijn soort volmaakt. Maar is het niet het enige Gotiese gebouw te Venetië, dat zo volledig bevredigt? En welk een afwijkingen van de bekende vormen! De open loggia van de grondverdieping is een reminiscens aan de Romaanse paleizenstijl, en het is opmerkelik, dat de mid delste boog ervan rond is. Evenzeer Romaans zijn de sierranden, die zelfs de bekende herten en konijnen en dergelijke vertonen, en ook in hun regelmatig in zichzelf opkrullende bladerrank het oude type duidelik volgen: trouwens het denkbeeld zelf van die tooi, die in de vierkanten van de rechtervleugel zelf horizontaal wordt toegepast, is on-Goties. Sterker dan enig ander Goties paleis, vertoont de Cà d'Oro een horizontale indeling van de gevel 't geen met de ideale Gotiese stijl kwalik, maar met de rechte afsluiting van de Venetiaanse gebouwen uitstekend overeenstemt. Terwijl zij aldus niet schroomden in hun werk denkbeelden te brengen, die met de | |
[pagina 462]
| |
heersende stijl weinig uitstaande hadden, ontleenden de bouwmeesters van de Ca d'Oro aan de Gotiek haar kostbaarste bezit: de weelderige verfijning van de vensterdecoratie en overtroffen daarin alles wat er Venetië overigens in te zien geeft. Naar de gewoonte, die zich de eeuwen door handhaafde, namen zij voor de grondverdieping
afb. 6. palazzo foscari.
eenvoud in acht en bewaarden voor de ‘piano nobile’ hun kostelikste sier. De loggia van die verdieping vertoont de voor Venetië zo kenmerkende gedaante, die door de loggia's van het Dogenpaleis schijnt te zijn ingewijd. De pilaren splitsen zich boven het kapiteel en bij het vormen van de spitsboog tot een rij van elkander rakende sirkels, wier inwendig profiel door de vernuftige aanwending van een motief, waarmee de spitsboog zelf reeds word verlevendigd, de vorm van klaverbladen van vieren aanneemt. Deze wondermooie architektuur, die de onweerstaanbare bekoring van het Dogenpaleis uitmaakt, keert aan tal van paleizen terug en ook de variaties, zoals de bovenste loggia van de Ca d'Oro er ene, en een zeer bevallige, te zien geeft, zijn vele. Trouwens hoezeer zich houdend aan het oorspronkelik motief, de fantazie der navolgers heeft ook de klaverbladen van de piano nobile in harmonie met de omgeving veel fijner doorwerkt, dan de strenge eenvoud van het Dogenpaleis zou kunnen gedoogd hebben. Niet minder verzorgd is de binnenarchitectuur van de enkele vensters en van de verfijnde kostelikheid van het geheel zal men zich misschien een indruk kunnen maken, wanneer men bedenkt, dat een zorgvuldige keuze | |
[pagina 463]
| |
van zachte marmertinten een zalmkleur van het gebouwtje doet glanzen, terwijl het vroeger de naam van Cà d'Oro niet voor niets droeg. De knoppen van de spitsenreeks op de kroonlijst waren verguld; verguld de wapenschilden en de leeuwen op de hoeken;
afb. 8. palazzo manzoni-angaran.
verschillende kapitelen verguld met blauw; de randen om de vensters verguld; en vermoedelik ook wel de vierkante vlakken, waarin de spitsbogen waren ingevat: zo altans stellen het de schilderijen in de Academia voor, die de wonderen van het Heilig Kruis vertonen, en voor de kennis van de oude architektuur van Venetië zo belangrijk zijn. Alle siermiddelen, waarover de toenmalige bouwkunst beschikte, schijnen aan de Cà d'Oro kwistig toebedeeld. Slechts de balkonnetjes, waaraan de Venetiaanse Gotiek een zorgzame cultus heeft gewijd, lijken eenvoudig, hoe bekoor lik ook, indien men ze vergelijkt met die van het alleraardigst paleisje, gezegd van Desdemona, dat aan de famielies Contarini-Fasan heeft toebehoord en dat tussen twee grote, tans tot hotel ingerichte gebouwen staat ingebouwd (afb. 5). Wanneer men onder de Ponte Rialto door westwaarts vaart, ziet men als afsluiting van het Kanaalgezicht het grote palazzo Foscari (afb. 6), in de bocht gelegen en dat met de naverwante en belendende | |
[pagina 464]
| |
paleizen Giustiniani misschien de schilderachtigste groep van heel het Canal Grande vormt. Onder de Gotiese paleizen van Venetië is het het meest indrukwekkend. Recht en sterk staat het daar, opvallend door het kontrast van zijn rode bakstenen met het witte marmer van zijn vensters. De tooi is fijn, maar niet zo, dat de kracht van het geheel erdoor geschaad zou worden. De spitsbogen van de vensterreeks van de piano nobile zijn ingevat in de bekende rechthoekige marmer-vlakken: om dat alles heen een smalle gouden lijst. De vensterreeks erboven vertoont de sirkels van de loggia's van het Dogenpaleis: getrouwelik nagevolgd hier, gelijk het trotse karakter van het gebouw verdragen kan. De bovenste vensters hebben het motief op vernuftige wijze gevarieerd. De brede marmeren baan tussen de twee verdiepingen, waar engelen wapenschilden houden, is een toevoeging van later tijd. In dit paleis, hoe aantrekkelik het zij, blijkt de grens van het kunnen der Venetiaanse Gotiek. Hoe levendig het lijnenspel der ramen, hoe pittig de rode kleur met het wit en goud, hoe groot ook met die drie hoge reeksen, de gevel van Foscari ontkomt niet aan het zwak der grootscheepse Gotiese paleizen: hij is vlak, de ramen zijn om zichzelf mooi, maar stellen geen groter geheel tezamen: men is nog niet ver genoeg van die gebouwen, aan het Canal Grande zo talrijk, waar de groote rechthoek van de voorwand door een erin verzinkend
afb. 7 goties geveltje bij de ponte dei greci.
Goties ramenstuk wordt opgeluisterd: de bouwmeesters behandelen de gevel niet als een geheel, dat door krachtige en duidelike lijnen van eenheid zou moeten vormen. In de bouw van monumentale paleizen, kon de Gotiek het hoogste niet bereiken: de horizontale afsluiting was een onoverkomelik bezwaar. De Gotiek, het is bekend, heeft in Italië nooit vrijuit zich kunnen ontwikkelen. Steeds hinderde haar de horizontale lijn, waarvan de bouwmeesters nimmer geheel hebben afstand gedaan. Op alle gebieden bleef het een hinken op twee gedachten. In de kerkenbouw kwamen de Italianen er niet toe de toren als uit het gebouw zelf te doen ontspringen: zij konden de gevel niet anders dan als een zelfstandig geheel beschouwen. Te Venetië, waar meer dan ergens de naar het water toegewende gevel een zelfstandig geheel was, liet de opwaartse lijn van de Gothiek hen niet toe er een harmoniese samenhangende eenheid van te vormen. Slechts waar zij, gelijk bij de Cà d'Oro tegen de beginselen van de Gotiek in een horizontale indeling toepasten, slaagden zij. Het oude Romaanse gevelplan, de vensterreeks door enkele vensters geflankeerd, waaraan de Venetiaanse bouwmeesters getrouw bleven, verergerde de verwarring nog. Tot een sprekende geleding van de gevel was die indeling zeker niet ongeschikt. Maar nog meer werkte zij in horizontale richting en schiep bovendien brede wandvlakken, | |
[pagina 465]
| |
die of onbekleed werden gelaten en dan vrij doods waren, of met aan het Goties begrip vreemde tooi - ronde kleurige stenen b.v. (daarover straks meer) - werden verlevendigd. Maar men vergelijke zulk een veelslachtig gebouw eens met echte Gotiek, met het Stadhuis te Leuven b.v., waar de wanden geheel in opwaartse lijnen zijn opgelost en waar geen lege plaatsen voorkomen, die zonder verband met de heersende gedachte door beeldhouwer of decorateur zouden moeten worden gevuld. Maar indien de Venetianen geen werkelik grote paleizenstijl met hun Gotiese vormen hebben geschapen, zooveel te meer hebben zij tal van hoekjes te Venetië met hun spitsboog-vensters of balkonnetjes tot een aller-bekoorlijkste en lieftallige schilderachtigheid vermooid. Wie zal, gaande over de Ponte dei Greci, vanwaar eens Gentile Bellini het stadsbeeld opnam voor zijn Wonder van het Heilig Kruis, niet getroffen worden door de intieme bevalligheid van de zo wonderlik onregelmatige gevel van het hoekhuis (afb. 7). Het fijnbewerkte profiel van het kleine driedubbele venster vlak onder het geestige balkonnetje, is onweerstaanbaar aantrekkelik. En dergelijke verrassingen biedt Venetië vele. Dagen en dagen kan men dwalen door de nauwe kronkelstegen en telkens weer nieuwe schoonheden vinden. Er zijn wijken, b.v. die begrensd door de Merceria, de kerken van S. Giov. Crisostomo, S. Maria dei Miracoli en ‘Zanipolo’, en door de Rio di San Lorenzo - waar men op goed geluk rondlopend bijna voortdurend geniet van het verschuiven van 't boeiend décor van donkere drukke steegjes, sierlik welvende bruggen over zich splitsende en bochtende grachten, waar in de paleiswanden Gotiese vensters op uitkijken. of balkonnetjes over steken. Soms een tuin, verrukkelik gezicht voor wie lang in Venetië toeft, al hangen de groene ranken ook maar heen over de zware dichte muren. Soms een poort, waarvan de deuren met lijnen en beeldwerk versierd, met een geestige dolfijn tot klopper, een studie waard zijn. In al die schoonheid overheerst de Gotiek. Haar zo karaktervolle vormen zijn in de grote Venetiaanse bouwsymphonie het treffendst motief. De latere stijl heeft nodig volgroeid te zijn om zo krachtig tot de verbeelding te spreken.
afb. 9 hoek van het palazzo dei camerlenghi.
| |
III.Intussen, de bouwmeesters konden hierbij niet blijven stilstaan, en ofschoon gelijk alle nieuwe kunstrichtingen later dan elders - ook te Venetië drongen de leuzen der Renaissance door. De architekten, die ze er brachten waren haast allen vreemdelingen: Lombarden. Een geslacht, dat een reeks van bouwmeesters en beeldhouwers leverde, die krachtig meehielpen de nieuwe stijl in Venetië te vestigen, voerde Lombardo tot bijnaam. Van hen is o.a. het palazzo Manzoni-Angaran, dichtbij de Academia gelegen (afb. 8). De Noord-Italiaanse vroege Renaissance heeft zich intussen op het scheppen van krachtig-sprekende organiese bouweenheden niet in de eerste plaats toegelegd. Wanneer men een gevel als die van Manzoni-Angaran aandachtig beschouwt, ziet men wel, hoe in de hele aanleg andere beginselen zijn gaan | |
[pagina 466]
| |
afb. 10. palazzo corner-spinelli.
heersen. Het is alsof over de Gotiek heen de kunst op de Romaanse tijd teruggrijpt. De gevel blijft een rechthoek en de open benedenloggia komt niet weer, maar de bogen zijn weer rond geworden en horizontale sierranden geven de indeling aan, waartoe ook pilasters, aan Gotiek zoowel als aan Romanisme onbekend, worden aangewend. Een belangrijke verbetering in het ontwerp van Manzoni-Angaran is, dat de daklijst sterker naar voren springt en niet zooals bij de Gotiese en zelfs nog bij vele paleizen van de vroege Renaissance, onmiddellik op de bovenste vensterreeks drukt. Later werd er een rij vlieringraampjes of een brede reliefbaan tussengebracht, hier vond men het door vernuftig gebruik maken van de in randen gevatte ronde stenen van groen of rood. Toch is de geleding van zulk een gevel nog tamelijk vlak. Men kan dit constateren door een beschouwing ook van de talrijke andere gebouwen in deze stijl. Zij hebben weinig eigens; men verwart ze licht met elkaar; indien ze niet rijk versierd zijn, worden ze een beetje gewoontjes en saai. De rijke versiering, dat is hun grootste bekoring. Niet tot de Romaansche tijd, maar rechtstreeks tot de klassieken zelf, zijn de Renaissance-bouwers om siermotieven gegaan. De pilasters van palazzo Manzoni-Angaran wezen er reeds op; hun Joniese kapitelen zijn niet minder klassiek. En de vazen, door vruchtenslingers verbonden, van de reliefband die eerste en tweede verdieping scheidt, zijn evenzeer naar de oude voorbeelden, als de versiering van de smalle pilasters naast de ramen der tweede verdieping: ranken ontspruitend uit vazen. Ook het bovenste balkon - het andere is waarschijnlijk later toegevoegd - vertoont dergelijke motieven, die de vroege Renaissancekunstenaars trouwens niet moede werden aan kerkportalen en altaarbogen, aan paleispoorten en gevels van elken aard te herhalen of te variëren. - Van eigen vinding schijnen de in Venetië veel voorkomende ronde kleurige stenen, van kostbaar materiaal te zijn geweest, die ik al noemde en die ook reeds aan latere Gotiese paleizen werden aangebracht. Het voorbeeld van de San Marco, waar met kleurig marmer zooveel schoons werd bereikt, kan ze hebben doen ontstaan. Hun effekt is gemeenlik zeer schilderachtig; soms lijkt het door overdrijving wat kinder- | |
[pagina 467]
| |
lik, zoals aan het
afb. 11. palazzo vendramin-calergi.
paleisje Dario, tegenover de grote hotels aan het Canal Grande, het eerste Renaissance-paleis van Venetië; ofschoon men zich ook tegenover dat gebouwtje een glimlachend welbehagen niet ontzeggen kan. - Men merke aan palazzo Manzoni-Angaran ook het sierlik rasterwerk van de ramen der benedenverdieping op; gelijk dat aan veel huizen uit die tijd met zorg en smaak bewerkt is. Aan het Canal Grande liggen nog verschillende gebouwen van deze soort, vaak, zoals ik al opmerkte, wat onbetekenend (hùn eigenaardig karakter trouwens komt in 't biezonder door het zwart worden van het marmer, het verweren van beeldhouwwerk en verder verval minder tot zijn recht); ook in de stad is hun aantal groot. Het mooiste en grootste van alle, palazzo Trevisan, van de famielie, die in 1620 de gezant leverde, die het verbond van Venetië met onze Republiek kwam bekrachtigen, ligt aan de Rio del Palazzo: d.i.t.z. del Palazzo Ducale, achter de Brug der Zuchten, En aan de Campo di Santa Maria Formosa, midden in de stad, ligt het bevallige paleis Malipiero, waar de beminnelike heer Bizio-Gradenigo als consul-generaal de belangen der Nederlanders te Venetië behartigt. Door andere bouwmeesters dan de Lombardi, tijdgenoten niettemin, werd de paleizenstijl, nu door het volledig breken met de Gotiese opwaartsstreving er de mogelikheid toe open stond, verder op de weg van karaktervolle monumentaalheid gebracht. De overvloed van blijde, ogenstrelende tooi werd daarbij noodzakelik beperkt, zonder dat daarom vooreerst de weelderige levenslustigheid, die het karakter van de huizen der Lombardi en van geheel de Venetiaanse kunst uitmaakt, in het gedrang kwam. De wijze van uitdrukking werd alleen minder rechtstreeks. Een gebouw als het palazzo dei Camerlenghi ontleent zijn bekoring nog aan de kwistige bewerking met reliefs en kapiteeltooi (afb. 9): de opzet van het geheel is niet zonder luchtigheid en zwier, maar mist kracht en eenheid van gedachte. De staat van verwaarlozing en verzakking, waarin het verkeert, is trouwens zeer nadelig voor de verschijning van het gebouw. dat wel droevig van zijn heerlikheid vervallen is: eens huisden er de schatmeesters der Republiek en borg het de schilderijen van Bonifacio, die | |
[pagina 468]
| |
tans in de Academie hangen, - tegenwoordig doet het dienst als groentepakhuis. Anders wordt het met het beroemde paleis, waarin in 1883 Richard Wagner gestorven is, en dat, na aan verscheidene famielies te hebben toebehoord, genoemd wordt naar Vendramin en Calergi. Men kan dit gebouw als het eerste in grote stijl geslaagde te Venetië beschouwen. Een veel kleiner gevel - palazzo Corner-Spinelli (afb. 10) - zou men geneigd zijn als 's bouwers voorafgaande proefneming aan te zien. In dat onberispelik gebouwtje heerst een eenvoudige en overtuigende regelmaat, die zich doet gelden zonder grove middelen te gebruiken. Misschien konden de middelen zelfs iets krachtiger zijn. Dat nu is het geval aan het op groter schaal ontworpen palazzo Vendramin-Calergi (afb. 11), dat in de vorm van zijn raam-architektuur dezelfde hand verraadtGa naar voetnoot*), maar waar in alle opzichten de toets forser is. De verdiepingen zijn door krachtig naar voren springende randen gescheiden; de ramen van de bovenverdiepingen door daarop rustende volle zuilen. Terwijl aan Corner-Spinelli
afb. 12. cà grande (palazzo corner).
de onderverdieping in rustica is, herhalen zich aan die van het grotere gebouw de motieven van de andere verdiepingen in vlakker vorm. De scherpgeprofileerde daklijst sluit het geheel waardig af. Zo vormt dit paleis - of beter: deze gevel, want gelijk te vaak zijn de zijwanden onafgewerkt gelaten, zodat zij aan de naar het Kanaal gerichte pracht in genen dele beantwoorden -; deze gevel dan vormt een bewuste organiese eenheid, de fantazie van de kunstenaar was in staat het grote vlak te beheersen en het te verlevendigen zonder het te verbrokkelen. Met bescheidener tooi zeker, heeft hij het verlevendigd dan de rijke gevels der Lombardi siert. Toch vindt nadere beschouwing in de détails van dit paleis nog veel te genieten. Terwijl de kannelering der middelste zuilen en van het binnenwerk der ramen de kracht ranker doet schijnen, verhogen de festoenen van pilaster tot pilaster en van zuil tot zuil, de kleurige stenen en de in linten ingevatte leeuwekoppen de indruk van feestelikheid, die de Venetiaan aan de oever van het Grote Kanaal lief was. De fijne balkons vertonen de gewone antieke motieven, terwijl zij overigens - zelfs de leeuwtjes zijn nog aanwezig - dicht bij het Goties type staan. Slechts de figuren onder de | |
[pagina 469]
| |
daklijst schijnen mij minder gelukkig aangebracht.
afb. 13. palazzo grimani.
| |
IV.Intussen was met dit bouwwerk nog lang niet het einde van de weg bereikt. De neiging tot eenvoud en grootsheid, die in de kunstopvattingen van het overig Italië zegevierde, kon ook aan Venetië niet vreemd blijven. Hoezeer de stad een kultuureenheid vormde, zij was met de rest van het grote land op te veel wijzen verbonden om niet een gedurige inwerking van het algemeen Italiaanse gedachteleven te ondergaan. Wij zagen reeds, hoe er het begin van de Renaissance door kunstenaars van het vasteland werd ingewijd. In het palazzo Ven dramin-Calergi is rechtstreekse invloed van de Florentijnse Renaissance waar te nemen: de venster-tekening schijnt aan die van het beroemde paleis Riccardiontleend. Niet zonder wijziging evenwel naar het eigen karakter: de vensters van het Venetiaanse patriciërhuis zijn breder en luchtiger dan die van het Florentijns burchtpaleisGa naar voetnoot*). Maar over 't geheel was een dergelijke aanpassing niet eens nodig, want de blijde stemming der vroege Renaissance strookte voortreffelik met het Venetiaanse wezen, en de stad heelt zich die kunst dan ook in korte tijd op alle gebieden eigen weten te maken en er een levende en eigenaardige vorm tot uiting van eigen persoonlikheid van geschapen. Anders was het met de tweede fase. Om de idealen der vroege Renaissance te bewonderen, ja na te volgen, moest het pronklievende en genotzuchtige Venetië een tijdlang zijn eigen aard vergeten. Toen in 1532 het grote paleis van de famielie Cornaro aan het begin van het Grote Kanaal was afgebrand, werd de Florentijnse bouwmeester Jacopo Sansovino belast met het oprichten van een gebouw, dat het vernietigde nog zou overtreffen. Sansovino, die reeds een kunstleven te Rome en Florence achter de rug had en in de beginselen van verheven ernst van Bramante en Rafaël geschoold was, toonde in Venetië de soepelheid van zijn aanleg. Palazzo Corner (afb. 12), of, gelijk de verbazing der tijdgenoten het noemde, de Cà Grande (het Grote Huis) treft aan het Canal Grande zeker door rustige waardigheid. Zijn omvang is nog steeds indrukwekkend. Het ken een kardinaal met heel zijn huishouden bergen, zeiden de 16e eeuwers met ontzag. Op de zeer | |
[pagina 470]
| |
eenvoudige grondverdieping staat stoer en hoog de regelmaat der beide zuilenrijen. Telkens twee zuilen schragen de buitenbouw: ertussen rusten de raambogen op vierkante pilaren. Een soortgelijke aanleg vertoont de Bibliotheek op de Piazzetta. Maar welk een verschil met de eenvoud van het paleis! In behagelik vertoon van kostbare pracht doet de Bibliotheek, even als de tans herbouwde Loggetta aan de voet van de Campanile van San Marco, voor de werken van Venetië's vroege Renaissance niet onder. Hier verwacht de bouwmeester niet van de harmonie zijner architekturale gedachten alle uitwerking van zijn schepping: met een overlading van beelden, van bevallige reliefs dost hij ze uit. En geen bouwwerk heeft onder de Venetianen zulk een roem genoten als dit. Trouwens, ook het palazzo Corner - en men is geneigd er de bouwmeester om te loven - vertoont de ‘Romeinse’ stijl niet in zijn strengste vorm: reeds daar schijnt Sansovino met zijn omgeving te hebben rekening gehouden. Men ziet dit het best, wanneer men met zijn werk dat van San Micheli vergelijkt, die een vijftiental jaren later een niet minder grootscheeps paleis aan het Canal Grande neerzetten voor de Grimani's (afb. 13). Ook hij heeft zijn stijl verzacht. Te Verona, zijn vaderstad, placht hij de grondverdieping met ruw rustica te bekleden, zonder zuilen of pilasters, zodat ze als een machtig voetstuk werd voor de zware bovenbouw. Zo ver ging hij hier niet. En toch is de indruk, die het palazzo Grimani aan het feestelik Canal Grande maakt, er een van in zichzelf besloten, zwijgende, bijna sombere geweldigheid en kracht. 't Is waar, dat het moeilik is te bepalen wat vroeger de indruk geweest moet zijn van de witheid van het marmer, welks vale zwartheid tans de stemming nog verzwaart. Toch zal zeker steeds de taal van dit gebouw duidelik zijn geweest. De eenvoudige vormen zijn groot en weinige. Vijf ramen: de Ca Grande zeven, palazzo Foscari twaalf. Drie verdiepingen, maar zo geweldig hoog, dat het huis ernaast, dat er vier heeft, niet tot de helft van de tweede reikt. Van tooi is hier weinig meer te bespeuren: de indruk komt voort uit lijnen, verhoudingen, maten. Iets, dat met de grootsheid van dit paleis kan worden vergeleken, zou te Venetië niet meer gebouwd worden. In paleizen als die van de famielies Papadopoli en Balbi bleef de strenge stijl in ere, maar die gebouwen, die ook op kleiner schaal ontworpen werden missen de indrukwekkendheid, die de eenvoud van San Micheli en, zij het dan in mindere mate, ook van Sansovino te voorschijn helpt roepen en hebben er met al hun weloverwogen regelmaat slechts de dorheid en stijfheid van. Het is opmerkelik dat deze paleizen, die in hun wezen buiten de Venetiaanse kultuur staan, in éen opzicht naar de vorm tot Venetiaanse traditie terugkeren. De door de Romaanse stijl vastgestelde indeling van de gevel: een aaneengesloten vensterreeks in het midden, met énkele vensters aan weerszijden was niet alleen door de Gotiek maar ook door de vroege Renaissance bewaard. Aan de paleizen Corner-Spinelli en Vendramin-Calergi ziet men het karakter van die indeling verflauwen. Vooral aan het laatste is de scheiding der uiterste, vensters van de middelste gering. Sansovino was de eerste, die in zijn Cà Grande met die traditie brak, en zelfs toen nog niet volledig. De balkons en de smalle wandvlakken naast de uiterste ramen geven als 't ware het verdwijnen van het oude plan nog aan. Ook bij Sanmicheli kan men een dergelijk rudiment opmerken: de uiterste vensters van palazzo Grimani zijn door twee in plaats van door éen zuil van de middelste gescheiden. Maar de leerlingen van Sansovino herstelden de door hun meester verlaten gewoonte. De Venetiaanse traditie was sterk. | |
V.En niet in vormkwesties alleen. Ook de oude zin der Venetianen voor bijna bandeloze, van leven overstromende pronk wist | |
[pagina 471]
| |
zich op den duur tegen de van buiten ingedrongen stijlzuiverheid en ernst te doen gelden. Sansovino zelf, door zijn omgeving gewonnen, had behalve zijn ‘Romeinse’ strengheid ook een andere les aan de komende geslachten gelaten. Daaraan inspireerde zich in het midden van de 17e eeuw een bouwmeester, aan wie het Canal Grande enkele
afb. 14. palazzo pesaro.
van zijn meest karakteristieke punten dankt: Longhena. Van hem is in de eerste plaats de kerk van Santa Maria della Salute. Het is een eigenaardig denkbeeld geweest die kerk daar op de punt van het eiland, ruim aangelegd met om zijn breeduitlopende trappen nog een wijd plein. De kerk is trouwens zelf in overeenstemming met de plaats, die men hem gekozen heeft: 't is een brallende uiting van de barokpraal. Wanneer ooit de barokstijl ergens past, dan aan het Canal Grande, dat breed als het is, en omzoomd met zoveel prachtige gebouwen, veel vertoon verdragen kan niet alleen, maar er toe aanzet. Het is niet innig, zooals het Leidse Rapenburg of Goudse grachten, het is niet fijn schilderachtig zoals te Leiden het gezicht op de Hoogstraat van de Aalmarkt af: geen spel van schaduwen en glanzen, van zacht geschakeerde tinten met stille weerspiegelingen; het is, ook door de gondels, de vrachtboten, de vaporetti, levendig, rijk, feestelik. Met zon en met vlaggen en tapijten uit de vensters en over de balkons ziet men het op zijn mooist, en de vervallen huizen, die er zo talrijk staan, geven zelden, als aan de Hollandse steden, een verhoging van de bekoring, maar schaden die. Intussen, ook in deze omgeving blijft een kerk als de Santa Maria della Salute een uiting van ongelooflike wansmaak. Het doet pijn- | |
[pagina 472]
| |
lik aan te bedenken, dat een Christelik heiligdom daar zo werelds en luidruchtig de aandacht poogt te trekken en dat die beelden, die er in de gewone verwrongen houdingen van de barokstijl elegant en mondain de hand op het hart leggen of de ogen ten hemel slaan, heiligen zijn. Maar zelfs indien men zich van die overweging losmaakt, welk een onrust, welk een gebrek aan matiging, aan bezonkenheid. 't Is of heel dat gebouw om onze bewondering, neen om onze verstomde ontsteltenis staat te hijgen. De onopzettelikheid, die waarachtige kunst kenmerkt, ontbreekt. En toch, hoe grof en smakeloos in zijn persoonlike verschijning, het effekt van de plaatsing van het gebouw in het stadsdécor is niet misrekend. Van de Molo af, 's avonds vooral, zijn van het fantasties en groots-decoratief stadsgezicht over het brede water heen, dat door nog meer koepels wordt beheerst: die van San Giorgio en van de Redentore o.a., de koepels en de trappen van de Salute een gelukkige en onmisbare aanvulling. Met Longhena's paleizenGa naar voetnoot*) is het in wezen niet anders. Niettemin is er groot verschil. In de eerste plaats zijn het paleizen, en veel van wat aan de kerk te laken viel, wordt hier deugd. Maar bovendien zijn wij hier voor de uitspattingen der barok bewaard gebleven, omdat de bouwmeester met grote virtuositeit, maar niettemin vrij getrouw Sansovino's Bibliotheek heeft nagevolgd. Boven palazzo Pesaro's stevige grondverdieping in rustica twee vrijstaande zuilenreeksen, waartussen de vensterbogen telkens weer op zuilen rusten; in de hoeken over alle ronde bogen liggende manne- of kinderfiguren, midden erboven reuze- en leeuwekoppen: alles besloten met vruchtetrossen en kronen (afb. 14). Niet ver van de weelderige, maar smaakvolle en krachtige sierlikheid van palazzo Vendramin-Calergi, noch van de kostbare verfijning en luchtige bevalligheid van de Cà d'Oro, stuwt dit geweldige paleis zijn bonkige pracht brutaalweg omhoog. Vergelijking doet het geen goed. Men moet het nemen zoals het is. Grof, maar sterk. Rumoerig, maar in staat tegenspraak te overschreeuwen. Ten slotte ontkomt men niet aan een telkens weer levendige en frisse bewondering. En als uiting van de pratte zelfingenomenheid van een schatrijk patriciaat, gelijk die toenam, naarmate het verval der stad deerniswekkender werd, is het gebouw meesterlik. Het was, met Rezzonico en Labia van dezelfde architekt, het laatste, dat belang heeft als kunstwerk. Onder de talrijke grote paleizen, die de steeds pronklievender adel in de neergang der Republiek aan het Kanaal, maar vooral in de stad, deed bouwen, werd kracht en persoonlikheid van kunstgedachte steeds schaarser. | |
VI.De 19e eeuw, die trouwens nergens erin geslaagd is zich een eigen bouwschoonheid te scheppen, is voor Venetië bovendien een tijd van jammerlik verval, bijna van ondergang geweest. Beklemmend om aan te zien moet de verwording, het zieltogen van de eens zoo krachtig levende stad zijn geweest. ‘In diesen Hallen scheint ein ew'ges Ach zu wohnen’ is Platen's indruk. In het grote paleis, waar de ongelukkige doge Foscari, die 't had doen bouwen na zijn afzetting was komen sterven; waar later koning Hendrik III na zijn avontuurlike vlucht uit zijn eigen koninkrijk Polen om de Franse troon te aanvaarden gedurende zijn verblijf te Venetië door de Senaat werd gehuisvest, aan welks poort de vele tientallen van gondels met roodgetabberde senatoren hem afhaalden tot de luisterlike feesten in het Dogenpaleis; daar huisden in de eerste helft van de 19e eeuw twee oude zusters, de laatste gravinnen Foscari, zo arm, dat ze ternauwernood konden rondkomen, totdat een rijk Engelschman hen steunde; en het gebouw was zo | |
[pagina 473]
| |
vervallen en zwak, dat het in elkaar dreigde te storten. - Een balletdanseres bewoonde de Cà d'Oro en deed er meedogenloze verwoestingen aanrichten, die met moeite door de tegenwoordige eigenaar zijn hersteld. - Zo weinig in tel waren de paleizen, dat Wagner de beide palazzi Giustiniani naast Foscari geheel in huur kon nemen. Het algemeen worden van het besef van het kunstschoon en de toevloed der vreemdelingen hebben de stad gered. Aan het Canal Grande verkeren de meeste grotere huizen tans in redelike staat. Anders is het helaas nog al te vaak in de stad gesteld. Men zie het jammerlik verval van het toch zo schone palazzo Orfei, dat als huurkazerne wordt gebruikt; om een uit vele te noemen. En niet alleen als toeristenonderneming in het groot is de stad herleefd, men heeft ook altans verwachtingen, wensen, plannen voor een herovering van de verloren handelsmacht. Havenuitbreiding, betere verbinding met het vasteland, demping van veel voor het verkeer belemmerende kanalen, dat alles komt voor op het programma van de Venetiaanse patriotten. Zelfs indien men rekening houdt met de door de eeuwen ingeroeste en door de vreemdelingen verergerde luiheid en slapheid, die het eens zo kloeke en wakkere volk bevangen schijnt te hebben, men zal wel kunnen aannemen, dat in korter of langer tijd Venetië, welks ligging niet eeuwig ongebruikt kan worden gelaten, tot een tweede jeugd zal ontwaken. Dat die zich ooit in een grote bouwstijl uiten zal, is niet waarschijnlik. De aanwezigheid van een als kunst nog zo levend verleden zal de bouwmeesters in hun vrijheid belemmeren. En bovendien, hoe lang zal het duren, voor dat in deze met lege paleizen overvulde stad opnieuw behoefte bestaat aan grote bouwwerken! Men heeft tot nog toe voor alle gemeente- of staatsdoeleinden uit de voorraad van paleizen kunnen kiezen: palazzi Loredan en Farsetti dienen tot stadhuis, Grimani tot Hof van Appel, de Cà Grande tot Prefektuur, Foscari is Hogere Handelschool, de Fondaco dei Tedeschi postkantoor, Corner della Regina huisvest de Bank van Lening, palazzo Pisani (a S. Stefano) het conservatorium, de Procuratie Nuove en de Oude, Bibliotheek zijn koninklik paleis; op een verdieping van Pesaro is het museum van moderne schilderijen ondergebracht, de Fondaco dei Turchi bergt de oude verzameling Correr, de grote koninklike schilderijenverzameling wordt in de Scuola di Sa. Maria della Carità bewaard, het beroemde archief in het klooster van de Frari; de Scuola di San Marco doet dienst als ziekenhuis en hoeveel kloosters er tot kazerne zijn ingericht, weet ik waarlik niet. Al die gebouwen, door vroegere geslachten tot nooit weerkerende behoeften gesticht, zijn door staat en gemeente zo goed of zo kwaad als 't ging aan eigen gebruik aangepast. Breiden de behoeften van staat en gemeente zich uit, zij zullen uit de tans verwaarloosde erfenis nog lange tijd kunnen putten. Maar het onstaan van een nieuwe gebouwenpracht zal daardoor worden tegengehouden en Venetië zal ook indien het een nieuw daden- en cultuurleven gaat leiden, het uiterlik behouden van een kerkhof van zijn verleden, van een ontzaglike relikwie onder een stolp. Venetië, Maart 1912. |
|