Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 23
(1913)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 281]
| |
[pagina 281]
| |
(Slot).Intusschen had Mantegna zich geheel van Squarcione losgemaakt, doch niet met een vriendelijk en dankbaar saluutje, zooals een leerling doet die, volwassen geworden, goedsmoeds zijne zelfstandigheid eischt..... Hij maakte zich los om zich bewonderend aan te sluiten bij den grooten Venetiaan Bellini; en de oude Squarcione moet daar diep gekrenkt om geweest zijn en moet tegen zijn vroegeren leerling toen vervaarlijk te keer zijn gegaan; en de jonge Mantegna, op zijn beurt weer verontwaardigd, heet zich daarop in woorden van zuiverste woede over zijn ouden bescherm-vader te hebben uitgelaten.... Laten wij ons niet verdiepen in een persoonlijke ruzie, die 4½ eeuw geleden uitgevochten werd. In die tijden heeft men druk getilosofeerd, maar is men zelden ‘wijs’ geweest, naar ons begrip, en absoluut nooit oudmannetjesachtig braaf. Men leefde groot en fel en naar alle kanten uit; men filosofeerde dus óók, maar.... levendig!
mantegna: portret van een onbekende. (‘pitti’, florence).
Jacopo Bellini, die kleuren-ziener, mag wel de eerste, groote schilder heeten van Venetië; hij was de vader van Gentile en van den milden, dichterlijken Giovanni, de bekendste der drie. Een dochter van Jacopo werd in 1454 Mantegna's vrouw. Een zachtere gestemdheid komt thans over 't werk van Mantegna, zooals bij een, die, na de zware jaren der eerste volwassenheid, na veel hardnekkig werken, eindelijk, in de rustige bewustheid van zijn eigen kracht, de wereld genietender kan aanzien. Hij schildert dan zijn S. Giorgio: onbedekt de blonde haren staat er de jonge held, die ridder onder de heiligen, in zijn fijn gesmede wapenrusting, de afgebroken speer-schacht nog ter hand en de gevelde Draak, het symbool van de boosheid die 't Leven bedreigt, dood aan zijn voeten. Als een jonge Apollo is hij, eenigszins mat van expressie, droomerig, en bijna vrouwelijk mooi. Een fijne gloed van zon overschijnt de slanke gestalte, fonkelt in 't harnas, | |
[pagina 282]
| |
overtintelt het heuvelig landschap, de kronkelende heirbaan en hooge burcht-stad in 't verschiet, en overspreidt als met een glans van vreedzaamheid de blank-blauwe hemel, waarin rozige wolkjes lijnen. Zoo laat Mantegna zich een oogenblik door de zachte schoonheid der Venetiaansche levens-sfeer beïnvloeden. Op den duur zou dit soort geluk hem te makkelijk, te streelendzinnelijk zijn. Want wel was zijn natuur helder en harmonisch, zag hij het leven als iets dat heerlijk is.... maar die heerlijkheid ondervond hij bovenal als kracht, kracht van geest, van wil, van houding. In een volgend werk heeft hij dien milden kleurenrijkdom en dat teerder licht en die fijne zorgvuldigheid der Venetianen behouden, doch met een ruk keert hij toch er terug tot de expressie-volle kracht van zijn eigen, veel grootere kunst. - Ik spreek van de kleine triptiek, die hij in opdracht der Gonzaga's maakte (Uffizi-Florence). Dit werk stelt voor: het middenpaneel de Aanbidding der Koningen, links de Hemelvaart, rechts de Besnijdenis. Men kan bij dit laatste paneeltje - het volmaaktste en allermooiste nog der drie - Memlinck's beroemde werkje uit Brugge vergelijken, dat eveneens dit onderwerp behandelt: wij zien hier uit een zelfden tijd en naar aanleiding van een zelfde geloofslegende twee hoogte-momenten van kunst, van innerlijk volks-leven. De gemoedelijke intimiteit, den voorzichtigen ernst en vromen eerbied van den ouden Vlaming kan men stellen tegenover den monumentalen stijl en volle levens-belangstelling van den Italiaanschen Renaissance-mensch! Maria - zij is een schuchter en zachtmoedig nonnetje bij Memlinck - hoe weidsch heeft zich Mantegna haar verbeeld, hoe rijst haar gestalte krachtig op! Hoe grootsch ook van menschelijkheid is de ernst waarmee ze neerziet op het Gods-kind in haar handen. Voorvoelt ze de ontzaglijke wereld-tragedie van hun beider levens-gang? Het heel Hooge versterkt en verrijkt wel ons menschzijn, maar zelden strekt 't tot ons dadelijk geluk! Deze figuur - ik zeg het met zekerheid - leeft reeds in de geweldige weemoedssfeer van Michel Angelo's geest. - De grijze hooge-priester Simeon, een oud-testamentische Patriarch - en niet de brave, kommervolle pater die Memlinck zich denkt - wat straalt er een hevig willende liefde uit zijn oude, diep-aandachtige rimpel-oogen! Heel zijn wezen toont een mengeling van groote waardigheid in zich zelf en van geloovigen eerbied voor dat kleine, wondervolle kind: een gezagvolle en statige grijsaard is hij, die toch nog, spontaan verheugd, iets durft verwachten van het nieuw ontkiemende leven! - En dan, wat ware niet nog veel te zeggen van de bijfiguren, van het kind dat Simeon de schaal met instrumenten reikt, van de beide aandachtige vrouwen, rechts, van het pittige jochie in zijn hel-rood pakje, dat zich in de rokken van zijn moeder verstopt, een vinger in den mond, een krakeling in de hand, het hoofdje in alleraardigste verlegenheid afgewend! - Rijk en ruim boven de figuren uit rijst de marmeren zuil die de arkaden draagt, (bij Memlinck zien we een laag afgesneden perspectief van grijze kerk-pilaren). - Mantegna's voorstelling is grootscher van idee en van verbeelding, die van Memlinck daarentegen zoo met de ziel doorleefd, dat hij haar als om zich heen, in zijn naaste omgeving zag gebeuren. Mantegna is krachtiger en spiritueeler, Memlinck teerder, gevoeliger, zooals dan ook Italië het land van den ‘geest’ genoemd kan worden, Vlaanderen en Holland dat van de ‘stemming’. Maar 't merkwaardige is, dat in beide werken, in dat van den stil-devoten Vlaming zoo goed als van den forschen en meer heidenschen Italiaan, de eigenlijke innigheid van aanschouwing wel even diep aanwezig is!
In dien tijd, in 1469, was 't, dat Ludovico Gonzaga, graaf van Mantua, Mantegna voor goed aan zijn huis verbond en hem opdroeg | |
[pagina 283]
| |
in een vertrek van zijn groot kasteel een representatief beeld te schilderen van heel zijn gezin. De schilder was sedert lang al met Ludovico in contact; vanaf 1460 wordt hij er als een der dagelijksche gasten genoemd en in vijf paleizen en landhuizen der Gonzaga's had hij gewerkt. (Van al deze fresco's is er helaas niet één bewaard gebleven).
mantegna: fragment van de familie-groep in de ‘camera degli sposi’ te mantua.
Na de triomfen van den oorlog Ludovico was een duchtig veldheer, die zijn domein tot een krachtig staatje had weten te ontwikkelen - zocht de oud geworden Graaf zich thans in te leven in een sfeer van deftige weelde, van kunstzin en intellectualiteit, waardoor hij de verwerkelijking van zijn heerschers-wil als tastbaar om zich heen zou voelen. Mij was hierin echt een mensch van zijn tijd: het leven der Daad en dat der Gedachte wist hij met zwierig gemak in zijn persoon te vereenigen. Na de praktijk zocht hij den droom, de geestelijke abstractie van 't leven! - Kunstenaars en geleerden werden dus naar 't stille Mantua gelokt en vonden een genereuse ontvangst in het oude, grimmige slot, dat daar, even buiten de stad, zoo prachtig ligt aan den oever van een stralend blauw meer. Een paar geslachten achtereen zou Mantua het Florence worden van Noord-Italië, - Mantua, de stad der Gonzaga's, zooals Florence die der Medici's was. Het was nu twintig jaar geleden dat de jonge Mantegna zijn eerste werk begon, de schitterende en merkwaardige fresco-reeks der Fremitani. Thans stond hij in de volle kracht van zijn kunnen: een artiest, die zijn | |
[pagina 284]
| |
prachtig genie tot volkomen wasdom had weten te ontwikkelen. Nog kort geleden had hij Florence bezocht om daar de grandioze kunst der nieuwe ‘naturalisten’ te zien, en de gebouwen en de beeldhouwwerken van zijn tijd: o, hoe ruim en hoe verruimend dat alles! Hij voelde zich één met die kunstenaars en toch anders dan allen en groot onder de grootst en van hen! De tijd van zoeken en probeeren was voorbij.
mantegna: fresco-fragment uit de ‘camera degli sposi’ te mantua. (familie-groep).
Niet langer dan ook, zooals bij de Eremitani-fresco's, volgen wij een fellen kunstenaars-wil in zijn ontwikkelingsfazen, pogingen bijna wetenschappelijk van zelf-bewustheid, - maar alles hier wordt een kalm en een meesterlijk doen! Ja, wat hij daar in Mantua maakte, in die kleine burchtkamer aan het meer, dat dunkt mij tot het mooiste te behooren wat het groote quattrocento gebracht heeft. Onze vriend, Fritz Knapp, noemt hiermee samen het ontdekkings -werk van Masaccio. En hij heeft gelijk, de man! Deze fresco's van de ‘Camera degli Sposi’ te Mantua en die, welke, een halve eeuw vroeger, Masaccio schiep in de Brancacci-kapel te Florence, dat zijn de twee groote monumenten van een der machtigste en meest beteekenisvolle schilderscholen ter wereld. De opdracht was moeilijk genoeg! Een uitgebreid groepen-portret te schilderen en daarbij nog de natuurlijke bewegelijkheid van 't leven weer te geven, dat is in zich zelf al een ware genieën-arbeid. Wat een macht van verbeelding en wat een breed conceptie-vermogen is er niet noodig, om de onsamenhangende en nuchtere realiteit van een willekeurig aantal ‘personen’ om te scheppen tot een geestvol aanééngesloten groep, tot een rhythmisch levend kunstwerk, zoodat men wel allereerst een indrukwekkend geheel geeft, maar toch, daarenboven, elk der figuren nog als individueele karakters tot hun recht doet komen. Frans Hals heelt dat gekund; en bovenal, o hoog boven allen, Rembrandt, toen hij de ‘Staalmeesters’ schiep, dat weidsch visioen van menschelijkheid. - Mantegna's taak was nog in 't bizonder zwaar, daar hij ook aan een formaat gebonden is geweest; hij moest - om te beginnen - een fresco schilderen, dat een geheele kamer-wand in beslag nam, welke wand bovendien nog door een schoorsteen werd onderbroken die niet eens in 't midden stond.... Eerst heeft hij zijn wand-vlak door drie geschilderde pijlers precies in tweeën verdeeld. De linker helft bevatte het eigenlijk familie-portret, geschilderd boven den rand van den schoorsteenmantel, terwijl het rechter-gedeelte, dat zich nog slechts voor een deel boven dien schoorsteen-rand uitstrekt, omgefantaseerd werd tot een drie-tredige trap van 't hooger vlak neer naar 't lagere: een jonge Gonzaga | |
[pagina 285]
| |
staat daar hoffelijk twee zijner broers te verwelkomen die het trapje op komen loopen. Om nu die schijn-pijlers niet vervelend te maken of al te opvallend, schilderde hij voor elk der twee linksche een figuur, een figuur dus, die gedacht is als staande vóór de familie-groep: in den uitersten hoek Ludovico's secretaris, die zich luisterend overbrugt naar zijn heer om een opdracht in ontvangst te nemen; voor den middenpijler een jong edel-man, Rudolpho Gonzaga, rechtop, vrank en statig als een beeld, en als een beeld ook zoo krachtig uit het wandvlak staand. Want de eenheid der samenstelling verkrijgt Mantegua niet door licht-concentratie, maar door den vorm en door de lijn zijner figuren zelf. Hij, de Romaan, droomt zich niet een geheimzinnig schemerend intérieur, zooals wij, stille en bedeesde Hollanders dat zoo gaarne doen, maar hij ziet de dingen liefst klaar verlicht, in hun volle wèzenlijkheid: hij wil niet stemmingsvol mijmeren, maar - opgetogen over de heerlijkheid van 't leven - wil hij gestalten scheppen. - De secretaris, zei ik, buigt voorover naar den zittenden Ludovico, om diens bevelen aan te hooren.... het is zoo, maar eigenlijk buigt hij naar voren om door de lijn van zijn lichaam vanzelf de aandacht te leiden naar 't geestelijk centrum: het echtpaar Gonzaga; en even zoo staat de jeugdige Rudolpho
mantegna: fresco-fragment uit de ‘camera degli sposi’ te mantua. (familie-groep).
als een beeld zoo monumentaal, omdat daar, waar hij staat, het fresco in tweeën verdeeld wordt en zijn postuur dus een krachtig rust-punt vormen moest in 't geheel der compositie. Mantegna is een type van bezinning. Wel is hij vol groote menschelijkheid, vol geest en vol hartstocht, maar dat belet hem niet zijn schepping tot in onderdelen te beheerschen met zijn denkend verstand! Hij herinnert hierdoor aan Leonardo, dat genie van bezieling en logica. Mantegna is groot omdat hij compleet is. En zoo geducht is zijn meesterschap, dat hij ons allereerst dwingt te kijken naar de hoofdzaak der voorstelling, ook al is deze volstrekt niet grooter van proportie of opvallender van groepeering dan 't andere gedeelte. - De hoofdzaak: die is de familie-groep links, waar de oude Ludovico zit, een pas ontvangen brief in de hand, - en zijn vrouw, de deftige Barbara van Brandenburg, welke, vervuld van wat hij met zijn secretaris bespreekt, zoo aandachtig naar hem opkijkt, - en de drie kleine kindertjes en de oudste dochter. Mantegna, die stijlvolle realist, de denkende, diep doordringende psycholoog, was wel de man om juist het portret tot een heel hoogen kunst-vorm te ontwikkelen; - ik herinner aan dat geweldig strenge en diepzinnige portret van den kardinaal Mez- | |
[pagina 286]
| |
mantegna. fresco-fragment uit de ‘camera degli sposi’ te mantua.
zarota (Fritz Knapp zegt dat 't sentimenteel is). Maar hier kon hij tegelijk èn portretkunst èn een werk van verbeelding geven; en dat te meer omdat de Gonzaga's juist menschen waren naar zijn hart, menschen van voorname zelf-bewustheid en van bezielde intelligentie. Zij ademen in een wijde sfeer, deze sterke aristocraten! Mantegna heeft hen met een bewonderenden eerbied uitgebeeld, die geen zweem van burgerlijke onderdanigheid inhield. Nooit was zwierigheid zóó statig! Mantegna's innigste verbeelding zag hij hier als in 't volle leven zelf gerealiseerd. Is de schildering, die hij aan den anderen wand maakte, even mooi? Niet geheel, wel gedeeltelijk. - Hier had hij de ontmoeting in beeld te brengen van Ludovico met zijn oudsten zoon, Cardinaal Francesco, toen deze uit Rome terug kwam. Omdat een deur het wandvlak in tweeën deelt, kon van een aangesloten compositie geen sprake zijn. Links schildert hij, tegen een fantastisch berglandschap aan, het groote grijze paard, waarop de jonge kardinaal was komen aangereden, en eenige knechts en honden daarom heen. Dan, hoog in 't midden-vak, staand op de realiteit der deurplint, ziet men een aantal frisch-naakte, vlinder-vleu- | |
[pagina 287]
| |
gelige cherubijntjes, die, levendig door elkaar bewegend, met hun allen de groote, latijnsche dedicatie overeind houden.
mantegna: ontmoeting van ludovico gonzga en zijn zoon. (fresco te mantua).
Die barsche, trotsche en driftige Mantegna n. 1. was een kinderbeminnaar zooals er maar zelden een geweest is. (Trouwens, waar zijn kinderen meer in tel en behandelt men ze aardiger dan in Italië!) Hoe mooi zijn, in 't groot familiestuk, die twee jongenskopjesgedaan, die zich zoo aardig heenneigen naar de statig zetelende moeder! en hoe allerhartelijkst van ironisch-gestemd realisme is daar ook het dikke, gewichtige monstertje, dat zich met zoo'n mal parmantige waardigheid op den voorgrond stelt! Mantegna kende en genoot de aardige argeloosheid en de verlegenheidjes en de verrukkelijke blijdschap en den ernst en de gratie van 't goddelijk kinderwezen. Raphaël's ‘putti’: worden geroemd; maar die van Mantegna zijn oneindig mooier, want ze zijn in 't minst niet sentimenteel. Ook deze engeltjes: hij vond ze allerliefste kindertjes en wij zijn verrukt als hij zelf! Het laatste, meest rechtsche, fresco-deel geeft dan eindelijk de ontmoeting zelf te zien; en juist dit is het minst aantrekkelijke werk geworden van heel de reeks! De Vader, een profiel-portret, is hier 'n beetje 'n ingebeeld, dor type; de zoon, kardinaal Francesco, poseert. Wat staan ze daar toch zoo versteend tegenover elkander? Is dit een ontmoeting? Vreemd stijf houdt de oude Ludovico zijn hand op, met een niets zeggend gebaar. Glazig kijkt hij voor zich uit. Mn Francesco schijnt plotseling in een eeuwigen droom verzonken: hij denkt en denkt, maar minst van al aan zijn Vader denkt hij. Hij herinnert zich.... Ook de andere figuren, op het tweede plan, hebben die wat onbezielde statigheid van officieele menschen die nog niet aan elkaar werden ‘voorgesteld’.... (Zij konden van Ghirlandajo zijn). - Alleen weer de kinderen zijn verbazend aardig: die twee jongetjes, aristocratische en leelijke en erg ernstige profieltjes, die jochies in hun ouwelijke kleedjes en met hun gezichtjes van heelemaal niet te begrijpen wat er eigenlijk gebeurt.... En dan de wat oudere broer, in zijn trieste soutane - ook hij was voor de geestelijkheid bestemd - wat heeft de schilder uitmuntend dien leeftijd gekarakteriseerd van een jongen, die begint zelfstandig te oordeelen, zonder dat nog ooit naar dat | |
[pagina 288]
| |
oordeel gevraagd wordt. Hij houdt zijn broer, den deftigen kardinaal, bij de hand en doedelijk ernstig - en een klein beetje kritisch - staart bij op naar zijn vader. Geen woord gaat voor hem - den zwijger! - verloren. Het kleinste Gonzaga'tje heeft hem veilig bij den vinger gepakt. - In den achtergrond ziet men een geïdealiseerd beeld van
mantegna: fresco in de ‘camera degli sposi’ te mantua.
Rome, als een aanduiding der wereld waar Francesco vandaan kwam. Om nu nog heel dit vertrekje tot een voltooid kunst-werk te maken, heeft Mantegna ook de zoldering beschilderd: in een strengdoorwerkt decor ontwierp hij tien keizersbusten, grijs-in grijs als bas-reliefs behandeld; en midden-in - als een triomfantelijk vertoon vanwat hij dorst en kòn - penseelde hij de ‘illusie’ van een ronde opening in 't gewelf, waardoor heen men dan, achter een scherp in 't verkort geziene balustrade, de blauwe lucht inkijkt! Engeltjes balanceeren, tegen de balustrade aan, op den rand van den cirkel (staande figuurtjes dus recht van onderen op gezien!) en een pauw ziet men er prijken en een vijftal vrouwen buigen zich over de balustrade heen als keken zij de kamer in. - Mantegna was van deze gedachte de ontdekker: tallooze schilders hebben dit klassieke voorbeeld nagevolgd. Ach, waarom imiteert men een genie altijd 't liefste in zijn juist minder groote eigenschappen? De gedachte mist eenvoud. Zelfs het verblufgendst kunnen wettigt nog niet een bravour-werk òm de bravour. In 1474 heeft Mantegna het werk voltooid. | |
[pagina 289]
| |
Aan zijn glorie ontbrak thans niets meer. Een Gonzaga zelf schreef, dat Mantua en zijn vorsten-huis eerst door Mantegna's kunst den onvergankelijken roem verworven hadden. En toch weet men nauwelijks één werk te noemen, dat hij in de volgende tien jaren gemaakt kan hebben. Niet veel schilders hebben zoo weinig geschilderd als hij. - De eerste grootere opdracht, die bij nu weer aanvaarden zou, was de versiering der theater-zaal van 't Gonzaga-paleis, De negen tafereelen, die er eens de wanden van dekten, vormen één doorloopend geheel: een Romeinsche krijgs-processie, de bekende ‘triomf-tocht van Caesar’.Ga naar voetnoot*)
mantegna: plafond-beschildering in de ‘camera degli sposi’ te mantua.
Stel u voor een grandiozen stoet van levens-groote figuren, heel een evocatie-in-'t-groot van de wereld der Antieken. - Voorop schrijdt een groep mannen, luid de bazuinen blazend ter aankondiging van den held; zij worden begeleid door soldaten die krijgsemblemen en allegorische teekens op hooge, bewimpelde stokken dragen, of die breede banieren tusschen zich in houden, waarop Caesar's wereld-daden staan uitgebeeld. Zij gaan voorwaarts, onbedwingbaar als een stroom. Een Romeinsch veldheer volgt, een beeld gelijk, zoo statig-kalm hij staat op zijn lage zege-kar. Achter hem aan de monstrueuse belegerings-werktuigen en de tropheeën: antieke beelden, de goden van 't veroverde land, en een warrelige opstapeling van wapenen, pantsers en helmen, die triomfantelijk worden ten toon gespreid, hoog opgetild op de lansen. Dan - behoedzaam vervoerd - de vooral kòstbare oorlogsbuit: enorme sier-kannen, schalen boordevol muntstukken, bekers en prachtige vazen van beschilderd aardewerk of rijk gedreven zilver. De offerstieren volgen, omhangen met kransen en linten en precieuze ketting - snoertjes, als waren het meisjes die gingen ten feest.... Doch opnieuw meldt zich een stoet trompetters aan, die hoog opheffen hun lange bazuinen waaraan beschreven banderollen zwieren: S(enatus) P(opulusque) R(omanus), Julius Caesar P(ontifex) M(aximus)! Zij zijn de herauten voor den kern zelf van dezen zege-stoet en gaan direct voor de drie geweldige oliphanten uit, die stappen langzaam aan op hunne plompe pooten, als vervaarlijke monsters, bedwongen slechts door de uitbundige luidheid rond-om. Korven vol ooft bedekken, als kronen van belachelijke weelde, hun al te wijze koppen; een zilveren klok bengelt hun tusschen de voor-pooten; gouden kettingen en allerhand juweelen zijn over hun matelooze | |
[pagina 290]
| |
oor-lappen gehangen, en hoog voor-op, op de met persische tapijten bedekte ruggen, tronen hun geleiders die een palm-tak en een klein vinnig hamertje in de hand houden. Talrijke toortsen vlammen omhoog als een hulde aan de Goden. En vervolgens, na de gouden pronk-vazen en de weelderige, zware wapenrustingen en de konings-helmen, de buit die zich nu in nòg prachtiger rijkdom herhaalt, na al de doode tropheeën komen ook de levende: de gevangenen, die somber verzonken in hun leed, met gebogen hoofd maar trotsch en waardig van gemoed, voortschrijden, de overwonnen helden die nu slaven zullen zijn, met hun vrouwen, de aanzienlijke matronen, en met hun kinderen. Een van hen, de statigste van allen, keert zich onder 't langzaam voortgaan dreigend om naar 't misvormd gepeupel dat hen jouwend volgt. - Maar eindelijk, achter een uitbundig gewoel, achter de drievoudige gelederen der muzikanten, lierzangers, fluitisten en tambourijn-bespelers, achter de dansers, achter de wapperende vaandels en de fantastisch rook-slierende flambouwen en de hoog òp gedragen godenbeeldjes, die zoo grillig profileeren tegen den stormigen hemel, - daar nadert de overdadig rijk versierde zege-wagen van Caesar zelf, wiens rustig tronende gestalte tegen de machtige vormen van een triomfboog waardig uitkomt. Hij is stil van wezen, de jubelend aangebeden half-god; zonder ostentatie of uiterlijken hoog-moed is hij gezeten te midden van 't pralend gewoel. Over de deinende menigte heen schijnt hij de toekomst tegemoet te schouwen. Want de glorie is zijn natuurlijk element en zal hem niet ontroeren.... Zoo ongeveer is eens die magnifieke processie als een in waarheid bewegende menschen-macht den Mantuanen voor oogen geweest. Tien geschilderde zuilen scheidden de tafreelen van elkaar, die echter niet streng afgesloten motieven vormen, maar wier groepen integendeel telkens in elkander overgaan. Door heel de serie gaat één ongebroken rhythme. Het was één vast aangesloten optocht, die men achter die zuilen om voorbij zag trekken. Maar Mantegna, waarlijk meester van zijn verbeeldings-wereld, wist toch nog ieder deel als een afgerond geheel, als iets compleets te concipieeren! Alles beweegt en woelt dooreen en davert van leven.... en alles blijft in wezen rustig en groot-harmonisch. Ongetwijfeld heeft Mantegna hier gedacht aan de bepaalde reconstructie van een antiek werk: de reliefs van een fries wilde hij omscheppen tot een monumentaal schilderij zóó groot, dat al de wanden van een theater-zaal er mee bedekt konden worden. Maar ziet, onder zijn handen veranderde die opzet van zelf. De eerste gestalten zijn nog streng van stand en van groepeering; maar meer en meer schildert hij zijn figuren als bezielde en hartstochtelijke wezens, ziet hij ze individueel en expressief, en zet hij ze in de volle ruimte, krachtig plastisch tegen een weg-wijkenden achtergrond van heuvels en luchten.... Mantegna wilde een Griek zijn en nooit zoo vol-op was hij een woelig Renaissance-mensch. Wat hij hier deed schijnt, van buiten bezien, een soortgelijke uiting als de voorstellingen der Oudheid, die Alma Tadema ons gaf. Maar voor Mantegna was deze oproeping der Antieke wereld een noodzakelijke en natuurlijke daad, bij Alma Tadema een avontuur der gedachte, waaraan zijn innerlijk leven eigenlijk geen deel had. Beide wapenden zich met de grootst mogelijke archeologische kennis, maar deze is door Mantegna verwerkt tot rhythmisch levende schoonheid, tot een spontane en rijke verbeelding, terwijl Alma Tadema's schilderijen zich niet boven de technische vaardigheid - die enorm is - verheffen en in waarheid dood zijn en ten eenen male onverschillig. Bij Mantegna voelen we hoe een groote levens-beschouwing zich uitte; - bij Alma Tadema spreken we van een ‘genre’, dat hij zich ‘koos’. - | |
[pagina 291]
| |
mantegna: de parnassus. (‘louvre’, parijs).
Acht jaren lang was Mantegna aan zijn ‘triomftocht’ bezig geweestGa naar voetnoot*) en den laatsten tijd had er een uit zijn omgeving met ongeduldige belangstelling den voortgang van zijn arbeid gevolgd: de intelligente, rijk begaafde Isabella d'Este n.l. de jonge vrouw van Francesco Gonzaga die Ludovico was opgevolgd. Zij bezat een kostbare bibliotheek, een keur-verzameling beelden en schilderijen; met veel ‘intellectueelen’ van haar tijd was zij in geregelde correspondentie. Tot in baar laatste dagen heeft zij haar huis tot een tempel van den Geest weten te maken, het grootsche voorbeeld voor de ‘salons’ die twee eeuwen later de Parijsche dames stichtten. Geen wonder, dat zij, die voor elk symptoon van den nieuwen tijd een zoo volle belangstelling had, vooral den grooten en merkwaardigen Mantegna bewonderde. Zij spoorde hem aan, bestelde hem allegorische werken, ‘zinrijk’ naar de opvatting dier dagen. [Waaronder ook de tritonen-gevechten en bachanten-vreugden, die streng gecomponeerde gravures, waarvan de gedachte later dooreen Rubens en Jordaens los-zwierig zou worden overgenomen]. Ze zijn niet alle mooi, de paneelen en teekeningen uit dien lateren tijd. De zin ervan gaat vaak voor ons verloren en de geest is ons vreemd geworden. | |
[pagina 292]
| |
Doch een enkel maal heeft de glorie van zijn kunst alle tijds-verschillen overstraald. Ik denk hierbij vooral aan zijn ‘Parnassus’, het werk dat eens Isabella's studeer-kamer versierde en dat thans te Parijs wordt bewonderd.
mantegna: studieblad.
De jonge, geharnaste Apollo en de zachte, ongerept - naakte Venus, ze staan, even aanleunend naar elkander, hoog verheven op het natuurlijke voetstuk van een poortachtig hollen heuvel, terwijl de muzen aan den heuvelvoet voorbij treden, luchtig dansend, hand in hand, of rhythmisch voortschrijdend met veerkrachtig zich reppende leden: gratievol en vroolijk en fier als reine, vrije schepsels der natuur. - De blijde en edele gratie der eerste Renaissance: hoeveel zuiverder geeft Mantegna haar dan de melankolische, rustlooze, over-verfijnde Botticelli! Mantegna is de Goethe der schilders! En eindelijk, onder de allerlaatste stukken die hij nog schiep, is vooral een ‘Beweening van Christus’ te noemen (Brera, Milaan). Het geheel is in een griezelig grijs-rozige tint gehouden; men ziet het lijk van Christus recht in 't verkort, de voeten stijf naar voren, de armen willoos liggend langs 't lichaam: alles streng en geducht gedaan. (en wonderbaarlijk knap!) links, in den hoek van 't schilderij gedrukt, twee vrouwen: niets dan hun magere, rimpelige profielen, die in heel de vervaarlijke leelijkheid gegeven zijn van uitgehuilde oude wijven. Het werk is als een late triomf van Donatello's hevig en ruw realisme. Goethe èn Donatello? Goethe, de Olympische, en de stoere karakter - beelder Donatello... de afstand tusschen beiden lijkt ons nu onoverkomelijk; maar Mantegna, Mantegna het duidelijkst onder al zijn tijdgenooten en geest-verwanten, toont ons de mogelijkheid van een verbinding.
In 1506, juist toen Mantegna stervende was, had zijn bewonderaar, Albrecht Dürer, zich opgemaakt om hem een sinds lang begeerd bezoek te brengen. Deze ontmoeting, had ze plaats gehad, zou tot een der groote gebeurtenissen van de beschavings-historie gerekend mogen worden. Want is niet Mantegna de volledigste vertegenwoordiger van de eerste Renaissance-beweging in Italië, en Dürer het genie, door wien de ziel dezer bevrijdingsdaad ook in het Noorden levend werd, tot een levende schoonheid? De dag dezer ontmoeting had | |
[pagina 293]
| |
als het symbolisch moment kunnen gelden, waarop de cultuur-machten van het Zuiden en van het Noorden in contact kwamen en inéén stroomden. Maar het wezenlijke is geest en behoeft geen concrete feiten. Mantegna is de schilder van 't karakter, van den vorm, die zich verspiritualiseert en die stijlvol gezien is en tintelend van leven. Wanneer wij zijn eerste fresco's te Padua vergelijken met dat van zijn tijdgenooten in dezelfde kapel - dan treft ons dat Mantegna zijn onderwerp ruimer opvat en dat hij tegelijk treffender wààr is. Deze ‘treffende waarheid’ berust ten slotte op een uiterst scherpe observatie-kracht. Het treffend ware is de helft van het kunstvolle. Het is zekerheid van zijn, het is bewustheid, het is geestelijke verklaardheid! Zijn breede, vaste teekening en koel-harmonische kleur genieten wij ook om geen andere reden. Mantegna leert ons met heldere en aandachtige oogen de wereld te bekijken en hij leert ons het leven als een hoog feest te genieten. Hij is precies en hij is ruim; scherp-concreet en weidsch-beschouwend. Hij was een man van zijn tijd, een groot man van zijn grooten tijd. Hij begeerde de volle vorm-uitbeelding, de optische illusie, - hij maakte zich de kennis der anatomie eigen en der perspectief en der archeologie; - hij wilde de herleving der Antieken.... Hij zocht de wetenschap tot de kunst te verzoenen.... En dit alles verruimde zijn geest en beknelde niet zijn ziel, daar hij bovenal in zich had die levens-liefde en die spontane scheppings-kracht van zijn groot en heerlijk volk. De kunst van Mantegna is zoo bewonderenswaard omdat strenge eenvoud van geest grootscher is, dan de zwijmelende stemmingssfeer der ingewikkeldheden; - omdat zijn stoer realisme vol idealiteit is en vol bebeteekenis; - eindelijk: omdat klare kracht van doen en van willen en grootschheid van gevoel en karaktervolle ernst toch wel die dingen zijn, welke ons wezenlijk helpen en die 't leven waardevol maken. Mantegna's kunst is de uitdrukking van een der groote levens-concepties. |
|