| |
| |
| |
afb. 8. madonna met het kind, van a. rossellino(?)
| |
| |
| |
Italiaansche kunst in het Rijksmuseum
Verzameling van professor dr. O Lanz.
Door Ida Peelen.
II.
De beeldhouwers uit de tweede helft der vijftiende eeuw, allen min of meer door hem beïnvloed, huldigen ook zijne opvatting in het weergeven der Madonna, die tot de menschen meer spreken moest, dan het abstract heilige, dat de Madonna's van Donatello over het algemeen kenmerkt.
Duidelijk is dit te zien in ‘de Madonna met het kind en den kleinen Johannes’. (afb. 8).
De Madonna hier ook meer als moeder dan als de goddelijke vrouw voorgesteld, omvat teeder het kind, tevens zijn rechterhandje, dat tot zegenen is opgeheven, ondersteunend, terwijl Christus' linkerarm allerliefst om den hals der moeder geslagen is. Beiden kijken zij naar het Johanneskind, dat met saamgevouwen handen aanbiddend opkijkt. Deze hoofdgroep diagonaalsgewijs van boven rechts, naar beneden links gecomponeerd, wordt op juiste wijze door de twee cherubskopjes aangevuld, terwijl een derde met de breede vleugels prachtig de onderzijde der groep sluit.
Dat de artiest een goed en juist opmerker van kinderen is, blijkt ten duidelijkste uit de bekoorlijke Johannisfiguur. In dit aardige, fijne profiel heeft hij op zulk eene gevoelige, en meesterlijke wijze het afwachtend kijken en luisteren, het met volle vertrouwen opzien, uitgebeeld. Is het niet dezelfde houding die we bij kinderen kunnen waarnemen, als hun verhalen verteld worden en zij als het ware de woorden van iemands lippen trachten te lezen?
Het Christuskind met zijn dik kindergezichtje en mollige vormen is niet het van zijne goddelijkheid bewuste kind, doch een echte ‘bambino’, terwijl Maria met haar edele, zielvolle gelaatstrekken, haar diep weemoedigen blik, in haar houding, in de buiging van haar hoofd zulk eene schoonheid van lijn te zien geeft, dat we ons aan haar bekoring niet kunnen onttrekken.
De beroemde beeldhouwers Desiderio da Settignano en Antonio Rossellino hebben o.m. vele dergelijke composities gemaakt. Wij meenen nu deze stucco aan den laatste te moeten toeschrijven, zoowel om de fijnheid van het modelé, als de zorgvuldige behandeling in het algemeen. Ook de goed gevormde mond met de ietwat vooruitstekende bovenlip, de krachtig, mooi gewelfde wenkbrauwen, zijn eigenaardigheden van Rossellino (1427- ± 1478) die we ook hier in de Madonna en het kind terugvinden.
Niet zoo eenvoudig en natuurlijk, meer decoratief gedacht is de ‘Madonna met kind en spelende en dansende putti’ (afb. 9) van Bertoldo, waarvan in het Louvre een bronzen repliek bestaat. De Madonna, zwierig van houding met over elkaar gekruiste beenen, het gewaad met fijne plooien, die als banden het lichaam sieren, de wilde, loshangende haren in den geest van het kleed behandeld, is met de goed gemodelleerde kinderfiguren een typisch voorbeeld van het oeuvre van Bertoldo.
Deze beeldhouwer, een leerling van Donatello en op zijn beurt de leermeester van den grooten Michel Angelo, toont in zijn kunstwerken den overgang van de vroege tot de late Renaissance.
Terwijl hij tot voor korten tijd nog weinig bekend was, zijn nu door Bode en andere kunstgeleerden, na vergelijking met het door Vasari aan hem toegeschreven ‘Ruitergevecht’ in het Bargello te Florence, verschillende stukken aan hem toegeschreven.
Waar Donatello zijn figuren in een eenvoudige meer strakke houding uitbeeldt, tracht Bertoldo door tegengestelde bewe-
| |
| |
afb. 9. madonna met het kind van bertoldo.
| |
| |
gingen van romp en ledematen meer effect te bereiken, hetgeen Michel Angelo dan tot het uiterste doorvoert, tot het eigenlijke Contraposto.
Bertoldo's groote kennis van het menschelijk lichaam laat hij in de anatomische uitbeelding zijner figuren duidelijk ook door de kleeding heen spreken. Zijne voorliefde vooral de bewegingen dier personen te willen uitdrukken, merken we niet alleen in de Madonna, doch ook in de putti op. De lange figuren met kleine koppen, die over het algemeen verkeerd verkort zijn, zijn kenmerkend voor Bertoldo.
Om de geestelijke en technische verandering te beseffen, van de eerste en tweede helft van het Quattrocento, vergelijke men eens het boven besproken relief van Luca della Robbia met Bertoldo's Madonna. Mag dit laatste van grooter technische vaardigheid getuigen, aan geestelijken inhoud heeft het voorzeker verloren.
afb. 10. johannes de evangelist, van b. da majano.
Ontegenzeggelijk is de ‘Johannes’ van Benedetto da Majano (1442-1497), (afb. 10), die we nu willen bespreken, de mooiste sculptuur uit deze verzameling. In deze figuur, die ons door zijne groote kracht en rust imponeert, heeft de beeldhouwer op meesterlijke wijze den evangelist gekarakteriseerd. De prachtig gesloten figuur, ‘aus einem Gusz’ - de gedachte van den kunstenaar als het ware dadelijk in beeld gebracht - duidt in zijne houding volkomen evenwichtigheid en zelfbewustheid aan. In een mantel gehuld, die in zware plooien neervalt, staat hij met gefronst voorhoofd in een boek te lezen, dat hij met de linkerhand vasthoudt, terwijl de rechter langs het lichaam neerhangt. De adelaar met de uitgespreide vleugels aan zijn voeten, pittig gemodelleerd kijkt nieuwsgierig naar boven.
Deze terra cotta heeft vermoedelijk tot voorbeeld gediend voor het levensgroote marmeren beeld op het altaar van de kerk van Montoliveto te Napels. Dit altaar, wat zijn bouw betreft afhankelijk van dat van Rossellino in dezelfde kapel, die van Piccolomini, heeft als middenstuk de ‘verkondiging aan Maria’, ter weerszijden de twee Johannes figuren, Johannes de Dooper en Johannes de Evangelist, waarboven in medaillons twee vrouwelijke heiligen. Het geheel wordt bekroond door kransdragende putti; terwijl de onderzijde versierd is met voorstellingen uit het leven van Christus en Maria. (afb. 11).
Van de levensgroote figuren is Johannes de Evangelist het mooist van uitvoering en
| |
| |
behandeling, terwijl de overige beelden, vooral Maria en de engel in hun zware, zakvormige en wat leege plooienval reeds sporen van decadentie toonen.
De zeer levendigen, fijn gemodelleerden kop met den langen baard, de diepliggende oogen en de wat ingevallen wangen is een geliefkoosd type van den artist, daar we het terugvinden
afb. 11. rossellino, chiesa di monte olweto cappella picolomini.
in God den Vader op de Verkondigingsscène van bovengenoemd altaar van Montoliveto en in de zittende Johannesfiguur van het Ciborium in S. Domenico te Siena.
Vergelijken wij nu deze stucco met het rijk en uitvoerig bewerkte marmeren exemplaar, zoo valt ons dadelijk de sobere, frisschere behandeling, de meer geëlanceerde vorm der figuur in het oog, welke ontstaat door den rechteren stand van het hoofd, en de strakker gemodelleerde, schuine plooien van het overkleed. Waar bij de marmeren Johannes figuur de plooien allen uitvoerig zijn gegeven, zijn deze slechts even in de stucco aangeduid, als b.v. de overslag der linkermouw en de plooien over de rechterknie, welke aan het geheel iets pittigs en levendigs geven.
Boven genoemd altaar is gemaakt in 1487, dus uit de laatste jaren van den meester.
Benedetto, een der laatste kunstenaars uit het Quattrocento vertoont in zijn werken hoe het naturalisme, het streven naar scherpe karakteriseering verandert in een
| |
| |
pogen de vormen te verzachten, te vermooien, de techniek te verbeteren. Zijne eerste sculpturen als b.v. de kansel v. St. Croce, onderscheiden zich dan ook door een adel van vormen, door sierlijkheid en rijke decoratie en eene volmaaktheid in de warmer uitvoering, terwijl zijne latere werken daarentegen in hun onrustige composities, de typische algemeenheid van uitdrukking en de gemaniëreerdheid de zwakheden der naderende Baroktijd aankondigen.
afb. 12. kleinoodiën kistje.
| |
III. Meubels.
Tot slot rest ons nog de derde categorie, de meubels, te bespreken, waarvan eenige mooie specimina in de collectie aanwezig zijn.
De zeer ruime en hooge vertrekken der Italiaansche huizen met hun rijk cassette- of eenvoudige balkenzoldering, hun vloer van marmer steenen, mozaïek of tegels en hun wandbetimmering of eenvoudig beschilderde wanden, zijn over het algemeen schaars gemeubeld. In de Italiaansche kamer zijn de meubels alle langs den wand geplaatst om het midden vrij te laten, waaruit de behoefte der Italianen naar eene groote ruimte duidelijk spreekt. De Venetianen maken hierop eene uitzondering. Hun woning, behagelijker, intiemer, gezelliger ingericht, vertoont meer overeenkomst met het interieur benoorden de Alpen.
Bezien we nu den inboedel eener Italiaansche woning, dan zal het ons opvallen, dat de kisten (cassone) tot de onontbeerlijkste meubels der huishouding behooren. Deze dienden niet alleen tot berging van linnengoed, bovenkleeren, wapens, huisraad, toiletbenoodigdheden, sieraden en kleinodiëen, doch werden ook als koffers mee op reis genomen. Bij gebrek aan de noodige zetels, deden zij dienst als bank, het sprak dus van zelf dat in ieder huis meerdere exemplaren voorkwamen.
Als geliefkoosd bruidsgeschenk, werd de kist veelal met toepasselijke voorstellingen versierd, hetgeen we kunnen waarnemen op het mooie toilet- of kleinoodiënkistje (afb. 12) hier tentoongesteld. Het kistje van carta pasta, uit de laatste jaren der XIVe eeuw is geheel gepolychromeerd en verguld en rondom met vele figuren gedecoreerd. Op het dakvormige deksel zijn verschillende tooneeltjes gegeven, links eene liefdesbron, waarbij een jonge man aan zijne uitverkorene zijne liefde betuigt, ter weerszijden
| |
| |
afb. 13. venetiaansche cassone.
een man en eene vrouw, de een een viool, de ander een psalterium bespelend, terwijl rechts, door ruiters gescheiden, een zittende man met de hand op het hart tot eene vrouw sprekend, zijn voorgesteld. Rond het kistje is eene jacht afgebeeld; verschillende ruiters en eene amazone, door honden vergezeld, iedere figuur door een boom gescheiden, stappen en galoppeeren elkaar tegemoet. Naast enkele der ruiters leest men namen als Lancilotto, Etore, Palamedes.
Dit kistje met zijn eenvoudige profielen, zijn naieve, wat primitieve, doch zeer zorgvuldige behandeling (men bezie eens de rijk versierde dekkleeden over de paardjes) is een betrekkelijk zeldzaam exemplaar. Slechts één dergelijk type zagen wij in het Victoria en Albert Museum te Londen, waar tusschen eikenranken een hertenjacht is weergegeven en op het deksel een tournooi is voorgesteld met in het midden de levensbron. Deze jacht geheel ornamentaal opgevat, vormt hierin een tegenstelling met die van het kistje van den Heer Lanz, welke meer naturalistisch is gedacht.
Van de groote kisten, die, toen er nog geen kasten waren, tot berging dienden, geven de Venetiaansche en Florentijnsche Cassone een goed voorbeeld.
De Venetiaansche Cassone (afb. 13) van notenhout met inlegwerk van ivoor en lichte houtsoorten is uit de 15e eeuw; deze
| |
| |
afb. 14. florentijnsche cassone.
veelkleurige intarsia versiering, welke op Oosterschen invloed wijst, werd in de werkplaatsen der familie Embriacchi omstreeks 1400 veel toegepast. Het is mogelijk, maar niet bewezen, dat deze techniek vroegtijdig van Venetië naar Milaan werd overgebracht en daarvan de naam Certosina meubels is af te leiden. In de nabijheid der Certosa (het Karthuizerklooster) van Pavia werden vele dergelijke werkplaatsen gevonden.
Over het algemeen zijn er weinig Lombardische meubels over gebleven, waarschijnlijk is dit te wijten aan de vele oorlogen en invallen van vreemde volken, als Franschen en Spanjaarden, waarbij toen veel verloren is gegaan.
Deze kist, geheel berekend op vlakversiering, vertoont den allereenvoudigsten grondvorm, groote vlakken zonder profielen alleen de dekselrand geleed het meubel aan de buitenzijde. Het ietwat oploopende deksel, het gebogen voorvlak, breken op gunstige wijze den mogelijk al te strakken vorm der cassone. Deze zoo juist gevoelde, nauwelijks merkbare buiging, verhoogt den vorm van het meubel zeer, wat uit eene vergelijking met eene dergelijke kist in het Victoria en Albert Museum te Londen, welke eene rechte voorzijde heeft, duidelijk blijkt.
Door accolade-vormige uitschulpingen aan den onderkant zijn kleine steunvlakken verkregen, die het meubel zijn anders wat te zwaren vorm ontnemen.
afb. 15. venetiaansche spiegel
De versiering met inlegwerk werd sedert de Middeleeuwen in Italië veel toegepast. Met groot geduld werden in de uitgesneden figuren van het hout de verschillende stukjes ivoor, satijn-, rozenhout enz., gelijmd.
Het ornament in voor intarsia werk geëigenden vorm van rosetten, bandslingers en geometrische figuren, vult op prachtige wijze de geheele kist, zoowel de binnen-, als buitenzijde. Het naturalistisch plantmotief op de
| |
| |
voorzijde fijn tot ornament gestyleerd, herinnert ons aan het Oostersch motief van den levensboom. De kleuren van het ivoor en de lichte houtsoorten, zoo rijk uitkomend tegen het donkere notenhout, vormen een prachtig decoratief geheel, dat de Venetiaansche meubelkunst tot eere strekt.
Hoe geheel anders doet de Florentijnsche Cassone (afb. 14) hier tegenover, waaruit hoofdzakelijk de architectonische bouw, de goede en juiste verhoudingen van lengte, tegenover hoogte en breedte spreken.
Het deksel met kussen en ingediepte bossing een rijk bovenvlak vormend, de voorzijde slechts met een enkele rozet versierd, onderaan door een binnenwaarts gebogen knorlijst begrensd, de zijkanten glad en onversierd, de hoekstijlen met acanthusbladen rustende op leeuwenklauwen, ziedaar de weinige gegevens waaruit dit deftige meubel is samengesteld. Het warme, donkerbruine notenhout, het Italiaansche hout bij uitnemendheid, de krachtige profielen, die het meubel geleden, vormen met het forsch gestoken ornament de schoonheid van deze Cassone. De rozet, die het voorvlak als zoodanig laat spreken, de acanthus bladen en de knorlijst, die de constructieve onderdeelen geleidelijk in elkaar doen overgaan, de forsche profielen, maken het waarschijnlijk, dat dit meubel ± 1500 ontstaan is.
De gebondenheid van vorm, de harmonische verhoudingen geven aan dit monumentale meubel een zeer voornaam aanzien.
Opmerkelijk is het, dat de sloten in tegenstelling met Fransche en Duitsche kisten niet kunstvol bewerkt zijn, doch zelfs bij mooie exemplaren ruw-weg veelal in het ornament ingesneden worden.
Het Venetiaansch spiegeltje uit de 15e eeuw (afb. 15) dat ons ter bespreking rest, is van carta pasta, dat geheel gepolychromeerd en verguld is; een zeldzaam exemplaar, daar er weinig spiegels, over het algemeen ook weinig meubels van Venetië tot ons gekomen zijn. De rijke, prachtlievende Venetianen kochten waarschijnlijk met elke nieuwe mode andere meubels, terwijl de oude langzamerhand hun ondergang tegemoet gingen. Om aan de toenemende luxe paal en perk te stellen, werden door den Raad talrijke verbodsbepalingen uitgevaardigd, o.a. in 1489, tegen de overmatige weelde der restelli. Voor het veranderlijke karakter der Venetianen wat de mode betrof, is het merkwaardig te vernemen, dat deze restelli in 1526 reeds ouderwetsch genoemd werden. Deze restelli bestonden uit een spiegel met rek, waaraan eenige haakjes waren bevestigd, met het doel allerlei toiletbenoodigdheden er aan op te hangen. Na het verdwijnen dezer restelli komen daarvoor de spiegel en het toiletkistje meer in gebruik. De spiegel bestaande uit een gepolijst metalen, later uit een duurdere glazen plaat is in Venetië meestal rond van vorm met een gebeeldhouwden rand. Een dergelijke spiegel is in het bezit van Professor Lanz. Heel curieus is het, dat op eene schilderij van Bellini, de ‘Prudentia’ in de Academie te Venetië, een van denzelfden vorm is afgebeeld.
Het hier tentoongestelde spiegeltje is bijzonder fijn van compositie. In een zevenhoek is het vrouwenbeeld gecomponeerd, eindigend in twee dolfijnen, welke met hun open bekken den spiegel omvatten. Het vrouwenkopje, met haar dik gegolfde haren, even naar links gewend, vult op prachtige wijze het ovaal door de twee ineengestrengelde dolfijnstaarten gevormd. Het geheel door wat rood en verguld verlevendigd is een mooi sieraad voor een kamer. Deze strenge, wel overwogen, nog zeer gebonden compositie, vinden we later rijker uitgevoerd bij Sansovino terug.
Hiermee hoop ik mijne lezers en lezeressen te hebben opgewekt deze interessante verzameling van den Heer Lanz in het Rijksmuseum te gaan zien. Hun moeite zal ruimschoots beloond worden!
|
|