Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 22
(1912)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |||||||||
De afbeelding van het paard in beweging,
| |||||||||
[pagina 12]
| |||||||||
De meeste paarden op de overige prenten uit deze serie hebben spotachtige trekken, of geven onverholen hunne minachting te kennen, waarschijnlijk over de wijze waarop ze uitgeteekend worden, en trekken daarbij vermakelijk booze gezichten, met zwaar gefronste wenkbrauwen, als wilden ze zeggen ‘'t is een schandaal’. In de 17de eeuw komt het paard veel op schilderijen en prenten voor, en het wordt bij velen een onderwerp van studie; wij noemen slechts Wouwerman, Potter, Stoop, Maas, du Jardin en Huchtenburg, terwijl voorts op stukken van Rembrandt, Backhuyzen, Lingelbach, Th. de Keyzer, Van Goyen, A. v.d. Venne en anderen, paarden voorkomen, zonder dat deze meesters nu speciaal paardenschilders waren.
lucas van leyden. david en abigaël.
Both houdt zich aan den muilezel, Berchem meestal ook. Van bovengenoemde schilders vindt men paarden in rust, voor statiekoetsen gespannen, in optochten, in het krijgsgewoel, in alle denkbare standen. Wat altijd opvalt, als men de musea doorwandelt om de paarden op de schilderijen te bekijken, is de afwezigheid van het werkpaard. Men krijgt ook in 't algemeen uit onze 17e eeuwsche kunst nu niet bepaald den indruk dat er in die eeuw zoo hard gewerkt is. De boeren van Ostade, Jan Steen, Dusart, enz., maken plezier, spelen, rooken, vechten, en zijn dronken, hebben zonder uitzondering gemeene tronies, en voeren niets uit dan kattekwaad. De eigenaar van den Stier van Potter hangt over een hek, wij zouden zeggen, te baliekluiven, vindt men den boer niet op de kermis of in de kroeg, dan zit hij toch altijd ergens te luiwammesen, maar achter den ploeg, of op den hooiwagen of aan 't dorschen, vindt men hem nooit afgebeeld. Zoo is 't ook met de paarden. Waar vindt men het paard als werkend paard afgebeeld, behalve misschien bij Callot? Toch schijnen ze het in dien tijd niet zoo gemakkelijk gehad te hebben, getuige de prent van Potter, beschreven bij Bartsch als ‘les Chevaux de Charrue’ en een analoge prent van Stoop. Op beide prenten, vooral op eerstgenoemde, zijn de van hun dagtaak doodelijk vermoeide paarden, voortreffelijk weergegeven. Potter laat zich hier kennen als de fijne observator, die het afgewerkte beest afbeeldt zoo, dat men er medelijden mee krijgt. Men zou onwillekeurig van hem een diepere studie van het paard verwacht hebben, maar van paarden in beweging, in draf, of galop, was hij niet thuis. Het is waar, Potter is jong gestorven, | |||||||||
[pagina 13]
| |||||||||
maar ik geloof toch niet dat hij bij langer leven buiten het kader van de afbeelding der dieren in rust gegaan zou zijn. Het afbeelden van paarden in beweging, was voor onze 17e eeuwers nog niet weggelegd. Als ze het probeeren, vervallen ze toch weer in het afbeelden van betrekkelijk rustige standen. Dat gevoel van rust straalt trouwens uit de geheele 17e eeuwsche school. Wij zullen nu niet eens spreken van dat absoluut kalme, dat droomerig beweginglooze van Vermeer, Metzu, de Hoogh, Terborg, maar eens een blik werpen op ‘De messenvechters’ van Adriaan van Ostade, waarvan de prent door Suyderhoef gemaakt voor mij ligt.
de gheyn. de klaroenblazers.
Wat ontzettend tooneel toovert u de titel die toch juist is, ‘de messenvechters’, niet voor oogen? Weest gerust, de messenvechters zullen u niet verschrikken. Er zit ontegenzeggelijk actie in de schorems, die elkaar hier met messen te lijf willen, maar een grappig klein meisje, met een allerliefst kalm hondje, kijken zoo bedaard, en in de woning, waar de herrie aan de gang is, staat overigens alles zoo ordelijk, dat men wel ziet, dat het zoo erg niet was als 't leek. Het zal wel bij een hartig vloekje gebleven zijn. Zoo ligt zelfs over de schijnbaar heftigste tooneelen een waas van rust. Dat treft ons evenzeer in de afbeelding van het 17e eeuwsche paard. Men vindt:
Twee bewegingsvormen ontbreken geheel, n.l. de draf en de galop. Het paard in rust is behalve door Potter, op voortreffelijke wijze afgebeeld door Wouwerman. Wat Philip Wouwerman ons te zien geeft aan stalintérieurs is van buitengewone kwaliteit. Hij, die van Wouwerman wil genieten, ga naar het Mauritshuis en vooral naar Cassel, waar niet minder dan 22 grootere en kleinere doeken van dien meester hangen. Zijn geliefkoosde schimmel, die zoowat op al zijn stukken voorkomt, vindt men in den hoogsten graad van volmaaktheid afgebeeld op No. 215 van de verzameling in 't Mauritshuis. Een enkele keer komt wel eens misteekening voor, zooals op ‘De hoefsmid’, No. 363 van het museum te Cassel, waar de uitgestrekte voorpoot van het paard, dat beslagen wordt, rijkelijk lang is, maar over 't algemeen zijn de paarden in rust van Wouwerman, uitstekend. Op datzelfde stuk komt een voortreffelijk geschilderd boerenwagentje voor, met een zeer mooi paard er voor, dat het karretje een heuvel optrekt; de afbeelding van het paard in beweging is echter toch meestal zeer bedenkelijk, al is Wouwerman door zijne tijdgenooten in deze niet overtroffen. In de eerste plaats dient opgemerkt, dat, zooals ik reeds zeide, de bewegingstoestanden beperkt zijn tot de stap, de ren, en de pesadeGa naar voetnoot*). | |||||||||
[pagina 14]
| |||||||||
Het paard in stap, wordt meestal afgebeeld, half van ter zijde, of bijna en profil, de kop zeer meewaardig gebogen, en eenigszins scheel kijkend. Bezie maar eens No. 217 in het Mauritshuis. Het bruine paard en profil is uitstekend geslaagd, naast een koets echter ziet men een vos, in een niet nader te omschrijven,17e eeuwsche ren, pesade en stap. (huchtenburg).
allerwonderlijksten bewegingstoestand, en vóór de koets 6 schimmels, waarvan er twee stappen, één stijgert en de anderen stil staan. ‘De reis van eene Hertogin’ van Frans van der Meulen in het museum te Cassel, heeft veel overeenkomst met dat stuk van Wouwerman in Den Haag. Ook hier 6 paarden voor een reiskoets, waarvan het voorste span rustig doorloopt, terwijl de twee andere spannen stil staan. De groote veldslag van Wouwerman (No. 210, Mauritshuis) moeten wij vermelden, voornamelijk om te wijzen op de volkomen symmetrie in den stand der pooten bij de daarop voorkomende paarden in ren, en bij de stijgerende paarden. Nu zijn Wouwerman en Van der Meulen nog heilig, vergeleken bij hunne tijdgenooten, die wel eens paarden schilderden. De doode zwaan van Weenix in het Mauritshuis, en het strand van Scheveningen van A. van de Velde te Cassel, vertoonen bij wijze van stoffage het typische rennende paard, met de symmetrisch ingeplante achterpooten, en de volkomen symmetrisch gestrekte voorbeenen. | |||||||||
[pagina 15]
| |||||||||
Vóór het einde der 18e eeuw komt in deze afbeelding van het rennende paard geen verandering, het is alsof een zelfde gipsbeeldje tot model gediend heeft. De paarden op de stukken van L. Backhuyzen, Cuyp, Lingelbach, Huchtenburg e.a. zijn alle inférieur bij die van Wouwerman, alleen Karel du Jardin slaagt somtijds voortreffelijk.
reiskoets van wouwerman.
Het landschap No. 73 Mauritshuis vertoont een voortreffelijk los en goed geschilderd paardje. De rijschool van Dirk Maas, waar in eene serie van 10 stuks al de bekende bewegingsvormen zijn afgebeeld, is niet meer dan een mislukt pogen, evenals de rijscholen van Ridinger. Strikt genomen herkent men er niet eens een ernstig pogen naar juiste afbeelding van bewegingsvormen in. Academisch, geschilderd naar gipsmodellen, dat is de algemeene indruk die men krijgt, maar dat het paard in beweging naar de natuur werd bestudeerd, is nauwelijks denkbaar. Dat is een interessant verschijnsel. Alles trok onze 17e eeuwsche meesters aan, het landschap, vee in de weide, vogels, bloemen en vruchten, stadsgezichten, herbergen, jaarmarkten, feesten, keukens, portalen, kerken, men schilderde alles, en alles goed, maar het moest iets in rust zijn, of iets vroolijks, in alle geval iets dat de schilder op zijn gemak kon concipieeren. Een boerenkermis van Breughel vertoont | |||||||||
[pagina 16]
| |||||||||
p. potter. afgetobd.
stoeiende knapen, boeren en boerinnen die een genoegelijk rondedansje doen, legio drinkende en beschonken menschen, allen uitstekend weergegeven, zóo dat men bijna de aria die de vioolspeler ten beste geeft, uit de gemoedelijke cadans der dansers kan raden, en tusschen al dat goed geobserveerde gedoe, éen ridder te paard, in ren, die bizar afsteekt als fout en onnatuurlijk afgebeeld. Die niet zoo gauw te concipieeren bewegingsvorm was den schilder te machtig, op de plaats waar hij het paard gezien had, werd een copie naar een gipsen beeldje gezet. Bij onze beschouwingen over het paard in de 17e en 18e eeuwsche kunst moeten wij billijkheidshalve rekening houden met de wijziging der rassen. De elegante, nerveuze bewegingen onzer hedendaagsche luxepaarden kon men bij de zwaardere, plompere 17e eeuwsche dieren niet verwachten, maar dat kan toch niet geheel ter verontschuldiging strekken voor de misteekening die zoo algemeen in de 17e eeuwsche kunst gevonden wordt. Dat ook een plomp paard wel fraai in actie kan zijn, ziet men bijv. bij Meissonier in zijn stuk ‘1807’; wat laat hij daar een zware cavalerie galoppeeren! In Engeland treedt in 't begin van de 18e eeuw het Arabische ras op. De hengst Darley Arabian, door den Heer Darley uit Aleppo ingevoerd, werd nooit een renpaard van beteekenis, maar na 15 jaar was de invloed van Darley Arabian in het Engelsche paardenras reeds zeer merkbaar. Hoewel officieel, d.i. in de renregisters onbekend, is een der afstammelingen van Darley Arabian, n.l. het paard van den straatroover Turpin, ‘Black Bess’, nog altijd een beroemd, half legendarisch paard. Wie de Pickwick kent - en wie kent dien niet? - herinnert zich ook de ‘Song’, die Sam Weller voordraagt voor de vrienden van zijn vader en den zaakwaarnemer Pel: ‘Bold Turpin vunce on Honslouw heath
His bold mare Bess bestrode - er
When there he see's the Bishop's coach
A coming along the road - er’.
enz. enz. Die Black Bess moet wel een zeer merkwaardig dier zijn geweest, te oordeelen naar het relaas van Turpin's ontsnapping over de heide bij Hampstead, waar de merrie over hooge tolhekken springt, in ravijnen zich laat afglijden, om ten slotte helaas het leven te laten bij een poging om over een te hoogen muur te springen. Met Black Bess en haar familie begint de paardensport in Engeland zich buitengewoon te ontwikkelen, en daarmede ook de afbeelding van het paard. Tegen het einde der 18e eeuw ontstaat ‘de sportprent’. Nu eerst begint de studie van het paard in beweging naar de natuur; het blijft nog wel voorloopig bij de academische standen van ren en sprong, maar duidelijk komt in deze afbeeldingen het paard uit het gipsverband. De paarden van Houston naar Spencer's teekeningen zijn nog erg | |||||||||
[pagina 17]
| |||||||||
traditioneel in de beweging, maar er
de pesade.
zit toch al wat meer vrijheid in. Het is van belang om op te merken, dat de stereotype norsche trek der 16e eeuwsche, en de dikwerf zoo spotachtige en verwaande trekken der 17e eeuwsche paarden, die in de 18e eeuw tot iets schaapachtigs wezenloos zijn verwaterd, nu meer en meer plaats gaan maken voor portretten. Het eene paard is nu het andere niet meer, ook zonder op de onderschriften te letten ziet men, dat, paarden van bepaalden naam zijn afgebeeld. Moge een goed paardenkenner op de schilderijen van Wouwerman, Van der Meulen en Van Breda dan ook al kunnen aanwijzen, ‘dit is een kozak’ en ‘dat is een Oldenburger’, de prenten die einde 18e eeuw in de wereld komen, geven ons de afbeeldingen van den grijzen hengst Crab, van Marske, van Eclipse, Godolphin, en zoovele anderen, en zóo, dat men ze herkent. De afbeeldingen van paarden worden nu zoo talrijk, dat wij ons beperken moeten tot enkele grepen. Wij kunnen daarbij niet eens rekening houden met het recht op vermelding van naam en werk van specialiteiten als Hunt, Alken en Pollard, en wanneer wij de prenten van deze meesters niet, of slechts ter loops aanhalen, beteekent dit niet ‘geringschatting’, het is ons slechts te doen om het type. De meest typische phase in den ontwikkelingsgang van de afbeelding van het paard in beweging levert Victor Adam. Van allen, die het paard in beweging hebben bestudeerd en afgebeeld, is Victor Adam mij altijd verreweg het meest sympathiek geweest; ik acht hem dan ook in deze ontwikelingsgeschiedenis de belangrijkste figuur. Victor Adam beeldt af ‘de galop’ en ‘de draf’. Ik leg daar den nadruk op, omdat bij hem voor 't eerst de drang zichtbaar wordt om deze bewegingsvormen af te beelden. Het is haast ondenkbaar, dat men een beter voorbeeld zou kunnen aanhalen van den drang om zich te ontworstelen aan de traditie, juist omdat van de traditie, zoozeer de duidelijke sporen zijn achter gebleven. Ik kom nu aan een delicaat punt in de beschouwing, en ben genoodzaakt om eenige instrumenten te beschrijven, waarmede men bekend moet zijn om de ontleding te kunnen vatten. Aangezien twijfel zou kunnen ontstaan, aan de noodzakelijkheid dezer uitwijding, wil ik niet nalaten den grond daarvoor even te schetsen. Victor Adam geeft steeds het dravende paard en het galoppeerende paard in gemengden bewegingstoestand, dus de achterhand dravendGa naar voetnoot*) en de voorhand galoppeerend, of omgekeerd, maar nooit de draf of de galop zooals wij die begrijpenGa naar voetnoot†). De reproductie van No. 133 van het album ‘Passe-Tems’ dient ter verdediging dezer stelling; en om nog duidelijker de bedoeling te doen uitkomen, heb ik erbij geteekend, hoe men het daarop afgebeelde paard in twee deelen kan splitsen, een dravend achterdeel, en een galoppeerende voorhand, die tot een goed dravend, respect. | |||||||||
[pagina 18]
| |||||||||
goed galoppeerend paard zijn te completeeren. Men ziet dus de copie van het prentje van V. Adam, en daarnaast een dravend en een galoppeerend paard, door verandering van voor- en achterhand daaruit geconstrueerd. Nu, eerst iets over ons instrumentarium. Voor ongeveer 20 jaren was de techniek der fotografische platen reeds zoover gevorderd, dat voor het maken van eene opname niet meer dan een klein onderdeel van eene secunde noodig was. De momentfotografie deed ongemerkt haar intrede in de wereld, de momentfotografie die nu haar hoogtij viert in de Bioscope. Was voor het maken
victor adam. de draf. de galop.
van de daguerotype een tijd van 15 minuten noodig, in 1890 reeds was 1/50 seconde voldoende om het beeld door de lens op de gevoelige plaat geworpen, daarin vast te leggen. Tevens ontwikkelde zich de industrie der films. Geen glazen platen meer, maar strooken gevoelig gemaakt celluloid, dienen voor de opname, en door 50 malen per seconde deze strook in de camera, telkens over een zelfden afstand te verschuiven, en dan telkens eene momentopname te maken door even een klepje op te lichten dat de lens bedekt, verkrijgt men in 50 beelden, de ontleding van de beweging, zooals die zich in éen seconde afspeelt. Wat geeft ons nu een serie van dergelijke opnamen van een dravend paard te zien? Beperken wij ons tot de beschouwing van de voorhand. Op het oogenblik, dat het linker voorbeen wordt neergezet, is het rechter voorbeen nog achterwaarts gebogen, als hebbende zoo juist de hoef van den grond gelicht. Terwijl nu het linker voorbeen met den hoef op den grond blijft rusten, buigt het paard naar voren en slaat met groote snelheid het rechter voorbeen vooruit, om het daarna gestrekt in den bodem te planten, waarna rechter- en linker voorbeen van rol verwisselen, in de aldus ontlede bewegingsphase. Nu is ons oog niet in staat om de snelle beweging der beenen te volgen zooals de momentfotografie dat kan. Het oog neemt eigenlijk alleen de ruststanden waar, dus op het oogenblik, waarop de hoef den bodem raakt; en krijgt voorts een gemiddelden indruk van de zich snel bewegende deelen, een gemiddelde, dat de fantasie nu moet distilleeren, uit de superpositie der elkaar zoo snel opvolgende ontvangen indrukken. Terwijl nu tot het begin der 19e eeuw de onmacht blijkt om dat gemiddelde weer te geven, zoodat van de afbeelding van een paard in draf, of een paard in galop niet mag worden gesproken, is het zeer merkwaardige bij Victor Adam, dat hij werkelijk zoowel draf als galop juist heeft waargenomen, maar nog niet in staat blijkt deze bewegingsvormen geheel te doorvoelen, met het curieuse resultaat dat bijna altijd zijne paarden eene niet bestaanbare combinatie vertoonen van draf in de achterhand en galop in de voorhand. Bovendien is Victor Adam nog lang niet altijd los van den academischen ren, maar | |||||||||
[pagina 19]
| |||||||||
wel van het academisch stijgeren. De strenge symmetrie in deze bewegingsvorm, die tot het einde der 18e eeuw blijft heerschen, is er geheel uit, terwijl bij D. Langendijk althans in de achterhand die symmetrie nog streng gehandhaafd blijft. Victor Adam geeft een keur van alleraardigste paardenstudies, zoowel voor diligences, voor hooiwagens als in het circus, op de markt, en wat niet al.
de momentfotografie.
Men herkent het paard van V. Adam behalve aan den gang, altijd aan het arabische hoofd, met sterk brieschende neusgaten, en een min of meer concave neus. Van gelijke kracht als Adam is Raffet, (la Revue nocturne) Horace en vooral Carl Vernet is voortreffelijk, maar in het verband van ons verhaal weinig belangrijk. Zoo komen wij dan van de eerste op de tweede helft van de 19e eeuw, en vinden door Sturgess en Giles eigenlijk den draf en den galop pas goed begrepen, naast al de andere bewegingsvormen. Ik begin met deze twee illustrators te noemen, omdat zij zulk een ontzachelijk rijk materiaal leveren, in tijdschriften en boeken. John Sturgess is bijv. prachtig in the Sporting and dramatic News van omstreeks 1880, men zie maar eens de illustratie bij de ‘Bagman's Story’ uit de Pickwick. ‘How they tore along’, staat er onder; men vergeet het nooit meer, dat vierspan in den nacht, evenmin als ‘Splintering the Buckets’ van Giles. Dit is een der illustraties uit het dikwijls zoo vermakelijke boek getiteld ‘Driving’ by the Duke of Beaufort, en een 10tal andere ‘Sportsmen’ behoorende tot de upper ten. Hoofdstuk XI is geschreven door Lord Algernon St. Maur, en heeft tot titel ‘Old coaching days’. Concurreerende coaches, zoo vertelt Lord | |||||||||
[pagina 20]
| |||||||||
draf en galop van sturgess.
Algernon waren de ‘Age’ en de ‘Royal William’ tusschen Londen en Oxford. Zoo gebeurde het, dat de ‘Age’ het eerst aankwam om van paarden te verwisselen, en de paardenknecht een reeks houten stalemmers op den weg plaatste van de Royal William om de Royal William op te houden, maar Major Fane die mende, nam de leidsels alle vier vast in de hand, legde de zweep er over, en stormde zegevierend voorbij, de stalemmers in splinters achterlatend. Sturgess en Giles zijn onovertroffen in ‘coaching scenes’ en meesterlijk in de afbeelding van den draf en den gestrekten draf en gestrekt galop (bijna gelijk aan de ren). Geheel bevredigend is ook de rijschool van Tom Drake ‘Ecole de cavalerie de Saumur’, evenzoo vindt men draf, galop en ren volkomen juist weergegeven door den geestigen Cecil Aldin. Spraken wij hierboven reeds over de momentfotografie, om aan te toonen dat het struikelblok bij de afbeelding van dravende paarden gelegen is in de moeilijkheid om het gemiddelde te concipieeren van elkaar snel opvolgende indrukken, van bijzonder belang is het, er op te wijzen welken invloed de momentfotografie zelve op de afbeelding van het paard heeft gehad. Evenals vroeger blijkbaar veel naar beeldjes is gewerkt, naar bronzen of gipsen modellen, gaf de momentfotografie gelegenheid aan Jan, Piet en Klaas om tafereelen te stoffeeren met paarden, zonder dat deze artisten ook maar ooit een paard hadden bestudeerd. De vermakelijke resultaten van deze naar diefstal zweemende werkwijze vindt men omstreeks 1900 en ook nu nog in vele tijdschriften, waarin men op illustraties dikwijls paarden ziet afgebeeld, zooals het oog ze nooit kan hebben waargenomen, maar | |||||||||
[pagina 21]
| |||||||||
g.d. giles. splintering the buckets.
zooals de momentfotografie ze heeft vereeuwigd. De jaargangen van Graphic en London News staan vol met deze komische prullen, die echter toch de vermelding zeer waard zijn, als typisch historische bijzonderheid in ons relaas.
the defiance (de galop van sturgess).
De goede paarden-teekenaars - Meissonier, Courboin, Détaille, Aldin, Caran d'Ache, Breitner, Hoynk, Boutet de Monvel en andere werkelijke artisten - hebben zich aan het hulpmiddeltje der momentfotografie natuurlijk niet vergrepen. Zoo naderen wij het einde onzer beschouwingen. Willen wij nog een oogenblik ons verlustigen in de herinnering aan veel schoons, dan dringen als vanzelf, tusschen de Blue-Market races van Aldin, de Charge van Xaintrailles en de la Hire door van Boutet de Monvel, en de gloedvolle veldslagen van Meissonier, Détaille en de Neufville, de paarden van Caran d'Ache het meest op den voorgrond. ‘Sous l'autre on criait: “Vive l'Empereur!” et la victoire était à nous’. | |||||||||
[pagina 22]
| |||||||||
Dit staat onder een prent in een extra nummer van ‘le Rire’ getiteld ‘La guerre à travers les ages’. Werkelijk, de zware cavalerie van Murat vliegt daar door alle andere voorstellingen heen, recht op u af. Maar wij zien ook met grooten eerbied naar de harde werkers van wijlen Dupont, die voor ploeg en kar hun werk doen.
caran d'ache. vive l'empereur!!
De weemoed bij de beschouwing van deze zwoegende kameraden van de niet minder hard ploeterende menschen, wordt tot smart, bij de gedachte dat ons deze kunstenaar zoo jong is ontvallen. Rest ons nog de beantwoording van de vraag, ‘worden de paarden in beweging nu werkelijk goed afgebeeld, of is de afbeelding van heden slechts een phase in eene ontwikkelingsgang?’ Zullen over een eeuw, de paardenteekenaars gemeten worden met dezelfde maat, waarmede wij de 17e en 18e eeuwers hebben gemeten? Ongetwijfeld heeft de juistheid van afbeelding een grens, en ik geloof dat wat de afbeelding van het paard betreft, de grens al zeer is benaderd. Juist het feit, dat de goede teekenaars niet onder invloed zijn gekomen van de resultaten der momentfotografie, leert ons, dat de juiste afbeelding zal blijven, de afbeelding van een gemiddelde, het gemiddelde van een groot aantal snel na elkaar geobserveerde bewegingstoestanden. Dat gemiddelde konden de artisten der 17e en 18e eeuw maar niet te pakken krijgen, zoodat zij zich, óok bij de afbeelding van de | |||||||||
[pagina 23]
| |||||||||
p. dupont. zwaar werk.
heftigste beweging, beperken moesten tot de daarin voorkomende momenten van betrekkelijke rust. Victor Adam had in zijn hoofd zeer goede draf en galopgemiddelden van de voorhand, en van de achterhand, maar die tot éen geheel combineeren, was hem nog te machtig. Sturgess, Giles, Caran d'Ache, Hoynck, Breitner, Meissonier, Cecil Aldin, hebben echter geen principieele verschillen meer, zij geven ons de voor ons gevoel, juiste wedergave van het in beweging zijnde paard. GESTREKTE DRAF, ONDER INVLOED DER MOMENTFOTOGRAFIE GETEEKEND.
(ter reproductie afgestaan door den kunsthandel gonst. grolman, utrecht). |
|