Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 22

[p. 463]

Een lente-avond,
door Ellen.

Door een lenteluwe laan
was 'k den avond ingegaan.
'k Ging er loom van twijfelingen
zwaar van zwoele mijmeringen.
Vol van voorjaar was de lucht.
Àl gerucht één lentezucht!

Uit een bloeiend tuinpriëel
steeg de streeling van een veêl.
't Was alsof de⁀ontroerde snaren
snikkend van verrukking waren
over 't bitterzoet geluk
van een vluchtend oogenblik.

Achter bloem'-doorwoelden heg
lag een blanke bloesemweg,
waar jasmijnentwijgen geurden,
gòlven geuren tot mij beurden.
Late vogel kweelde⁀er luid
lentedronken liedjes uit.

Dáár, in Meie-weeldrigheid,
heb ik de⁀armen uitgebreid
naar 't geloovig openvouwen
van mijn zonnig jong vertrouwen;
naar wat booze tongen schonden,
naar door Dood gesloten monden
en vermoorde levensdroomen,....
al wat nooit terug zal komen....

Lenteweelde deed mij zéér:
't Was voor mij geen lente meer!

Voor Marie Metz-Koning.