| |
| |
[pagina t.o. 433]
[p. t.o. 433] | |
mater amabilis, naar schilderij van jakob smits.
| |
| |
| |
Jakob Smits, door Jan van Nijlen.
Dat men bij de ontleding van het werk eens modernen kunstenaars er steeds onvermijdelijk toe genoopt wordt diens geestelijke verwantschap met vroegere artiesten te onderzoeken lijkt, bij oppervlakkige beschouwing, een bewijs voor het gemis aan levenskracht van de hedendaagsche kunst. Wel beschouwd is dit
jakob smits.
nochtans niet zoo. Men kan toch niet, naar ik meen, abstractie maken van den overweldigenden invloed, die uitgaat van de werken der oude meesters en beweren dat een kunstenaar, om origineel te zijn, zich niet de ontzaggelijke techniek van vroegere artiesten trachten mag eigen te maken om zijne persoonlijke visie te verbeelden. Dit hoeft geen betoog. Maar het eigenaardige verschijnsel, hetgeen werkelijk wèl een bewijs is van de weinig origineele levenskracht der moderne schilderkunst, ligt niet het in feit zelf, dat een kunstenaar onder invloed staat van ouderen, maar wel in den aard van dien invloed.
Van welke moderne kunstenaars kan en mag men verklaren dat zij beïnvloed worden door een Rembrandt, een Vermeer, een Breughel? Uiterst zelden heeft de kritiek op grond van eenige zekerheid dit mogen beweren. Maar wel kan men dagelijks lezen, dat die of die schilder beïnvloed wordt door een ander modern meester, wiens werk wellicht zeer voortreffelijk is, maar nochtans niet op ééne lijn kan gesteld worden met de machtige producties der oude kunst. Overigens in de meeste gevallen zal zijn werk in waarheid maar dàn goede kunst mogen genoemd worden, wanneer het den invloed ondergaan heeft van het door de eeuwen heen erkende meesterschap der ouden. Men begrijpt, wanneer zulk een kunstenaar op zijne beurt een zekeren invloed uitoefent, deze alleen het uitgangspunt kan zijn van werken die slechts een zwakke schaduw zullen zijn van het door hem erkende ideaal; daaruit spruit eene tweede- en derdehandschkunst, waarin de krachtige persoonlijkheid van den ouden meester, die achtereenvolgens door twee temperamenten wordt begrepen, verwatert tot eene alles aan den schijn opofferende uiterlijkheid. Zoo worden, bijvoorbeeld, tal van hedendaagsche vlaamsche en hollandsche schilders beïnvloed door zekere fransche impressionnisten, die alleen maar werk geleverd hebben van werkelijke kunstwaarde, doordat zij de oudere vlaamsche en hollandsche schilders met eenige liefde hebben bestudeerd. Dit zien de meeste moderne kunstenaars over het hoofd en zij bewonderen liever de zeer knappe leerlingen dan de origineele meesters, wier werk zij dagelijks in de musea voor
| |
| |
oogen hebben. Waartoe toch die nuttelooze omweg?
* * *
Bovenstaande schreef ik maar alleenlijk hierom, omdat Jakob Smits een der weinige schilders is die, wars van alle moderne getheoriseer, alleen de ouden als hunne meesters erkennen en dan ook in hun werk die ongeëvenaarde oude kunst trachten te benaderen. Zulke zijn zeldzamer dan men wel zou durven denken, en meestal wordt hunne waarde niet begrepen, doordat de smaak te dilettantisch is, te eenzijdig modern, zelfs bij het intellectueele publiek. De smaak is onder dit opzicht zoo bedorven, dat men voor revolutionnairen aanziet, degenen die in den waren zin het meest traditionneel zijn.
Wat hebben toch, in 's hemels naam, die kunstformules, zooals realisme en impressionnisme en wat weet ik al, te maken met groote, superieure kunst? Denkt men aan zoo iets, staande voor een schilderij van Rembrandt, Vermeer of Fabritius? Neen, nietwaar? En begrijpt gij niet hoe zij onvermijdelijk verdwalen moeten, die blinden, die een schilderij beoordeelen volgens hunne bevooroordeelde en onfeilbaar-gewaande esthetiek? Het werk van Jakob Smits schuift al die theorietjes terzij en vraagt enkel beoordeeld te worden volgens het bekomen resultaat. Gansch het werk van dezen kunstenaar - en het is belangrijk - is slechts ééne poging, ééne betrachting om het allerhoogste te bereiken, een sprank te vatten van het onsterfelijk licht, waardoor een Rembrandt of een Vermeer de zinnelijke wereld herschapen hebben in eene onstoffelijke werkelijkheid. Ik zeg: gansch het werk van Jakob Smits is slechts een pogen. Dat is zoo. Maar die poging, die niet het machteloos en wanhopig nabootsen is van eene a priori meesterlijk beschouwde kunst, maar het werk uit innig meevoelen en begeesterende liefde gegroeid, van iemand die een schijn heeft gezien van het eeuwige licht, die poging is van eene veel grootere kracht en veel edeler hoedanigheid dan het uit eigen of toegepaste theorieën geboren werk van welk modern kunstenaar ook!
Indien er tusschen de hedendaagsche schilders nog enkele zijn, die men koloristen noemen mag, is Jakob Smits voorzeker één dier zeldzamen. Het koloriet, de grootste eigenschap van alle meesters, is de eerste en meest treffende hoedanigheid van zijn kunst. Zonder uit te wijden over de eigenaardige techniek van Jakob Smits - wat niet passen zou in deze eenvoudige schets zijner artistieke persoonlijkheid - weze het voldoende er op te wijzen hoe in elk zijner werken eene poging ligt naar evenwicht, dat van gansch het schilderij één rijke harmonie maakt. Niet eene eentonige harmonie, eene harmonie die alleen synoniem is van afwezigheid van storende en schreeuwende kleuren, geene ‘symphonie en gris’, of ‘symphonie en bleu’ bijvoorbeeld, zooals vele impressionnisten er ons te zien geven, maar eene veelkleurige, tintelende en toch niet schetterende harmonie van de meest essentieel verschillende tonen, die verkregen is dank aan de zuivere waarde der kleuren in verband tot elkaar en aan den overgang dezer kleuren tot een evenwichtig geheel. Dit is voldoende om te doen begrijpen, dat zijn werk noodzakelijk streeft naar synthesis, die het kenmerk is van alle goede kunst.
Zoo in het landschap, bijvoorbeeld. Jakob Smits heeft er vele geschilderd, die op eene treffende wijze het karakter der door hem behandelde streek weergeven. Die streek is het noorden der provincie Antwerpen, het Kempenland met zijne schijnbaar eentonige maar zoo kleurrijke heide en dennenbosschen, zijne water- en zandvlakten, zijne oude schuren en hoeven. De schilder kent dat land, hij heeft het gezien onder elk oogpunt, op elk oogenblik van 't jaar, hij heeft het doorvoeld, hij draagt het in zijn geest en hart. Veronderstellen wij nu dat hij het uitzicht van dit land wil schilderen. Hij zal niet, volgens de thans heerschende
| |
| |
mode, één enkel uitzicht van dat land trachten weer te geven, het beeld van één uur, één oogenblik; hij zal geen impressionnisme geven, want dit zou onvolledig zijn. Hij zal om het even een zomer- of winteruitzicht schilderen, maar het schilderij zal u niet eerst en vooral treffen door het geschilderde oogenblik of seizoen, die slechts bijzaak zijn
molen bij maanlicht. verzameling delloye - orban, brussel.
voor den schilder, maar door de synthetische waarde, door het karakter der streek. Zal men dit beter begrijpen met een voorbeeld? Rembrandt's ets ‘De drie boomen’ b.v. of Hobbema's ‘Laan van Middelharnis’, waarvan men getuigen kan, dat zij de synthesis zijn van vele natuuroogenblikken ter zelfder plaats waargenomen, zóó dat men zich zonder veel moeite hetzelfde landschap onmiddellijk voorstellen kan in den Herfst, den Zomer en den Winter. Dit vermag het hedendaagsch impressionnisme niet, daar het in plaats van synthesis, analyse is.
Weinig kunstenaars vermochten het landschappen te schilderen, die zulke volledige synthesis geven van een land, als de hollandsche schilders der XVIIe eeuw. Ik beweer niet dat Jakob Smits in zijne landschappen die onovertrefbare volmaaktheid bereikt, maar zijn werk is tenminste een pogen in dien zin - wat reeds op zichzelf eene helderziende kracht is - en toont aan hoe intiem hij doorgedrongen is in de zuiver-klassieke opvatting van het landschap.
Dit streven naar synthesis, naar alomvattendheid, is hetgeen het eerst treft in een schilderij als Molen bij Maanlicht (verz. Delloye-Orban, Brussel), de Witte
| |
| |
Wolk of Gouden Avond (verz. L. Franck, Antwerpen) en tal van anderen. De Molen bij maanlicht is onder dit oogpunt bizonder karakteristiek; het schilderij is niet groot: een strookje grond slechts met een molen links, een weg ervoor, enkele boerenwoningen in de verte en daarboven
jonge moeder. eigendom van den heer ch. franck te antwerpen.
de volle maan in eene zwaar-bewolkte lucht die bijna gansch de oppervlakte van het doek beslaat. Maar welk reusachtig werk door zijn indruk! Een gansche streek, een gansche wereld ligt hier in den wijden maannacht. Diezelfde illusie van grootschheid geven de meeste zijner landschappen, die onovertroffen poëma's zijn van licht en kleur. Met dezelfde liefde, dezelfde zucht naar synthetische uitdrukking schildert hij, naast de streek, hare bewoners, de kempische boeren. Deze, men zal het toegeven, zijn geene gecompliceerde onderwerpen die leenen tot psychologische subtiliteiten, zoomin als eertijds Breughels vlaamsche boeren. Maar wie zou men na dien grooten vlaamschen meester kunnen noemen die Jacob Smit evenaart in het conterfeiten dezer rustieke wezens? Nemen wij tot voorbeeld (ik moet mij beperken in het opnoemen van des schilders werken, daar deze zoo talrijk zijn en zoo verspreid dat het catalogeeren ervan alleen een aanzienlijk werk vereischen zou) nemen wij, zeg ik, deze drie meesterwerken: Jan Caers (verz. Schmalzigaug,
| |
| |
Antwerpen), de vader van den veroordeelde (museum, Brussel) en De oude eenzame (verz. Speth, Antwerpen). Het zijn werkelijk typische schilderijen! Het profiel van Jan Caers verschijnt in eenvoudige lijn tegen de prachtige kleur van een witten muur. Het lichaam buigt een weinig voorover, de eeltige handen rusten
de spinsters.
op de knieën. Het ziekelijke, moedelooze hoofd met het scherpe, uitgeteerd gelaat, en het doffe oog starend zonder doel, zijn van een diep doordringend realisme, wiens tot in het uiterste gedreven soberheid van conceptie en uitvoering het summum der ontroering bereikt. Het is een portret, zoo ge wilt, maar het is veel meer nog; het is een boer, het is de boer, de afgesloofde arbeider uit de Kempen.
Zoo is evenzeer De Vader van den veroordeelde uit het Museum van Brussel eene prachtige uitdrukking, niet zoozeer van een individueelen gemoedstoestand, dan wel de concentratie in één individu van een algemeen abstrakt menschelijk gevoel. Ook die Oude eenzaat, die oude man zittend op het lage stoeltje in de eenzame keuken bij den haard, zou men misschien enkel kunnen beschouwen als een rijkkleurig interieur - en dat is het voorzeker - maar tevens openbaart ons dat schilderij het wezen der streek en de ziel harer bewoners. Eén zelfde hoedanigheid kenmerkt deze drie schilderijen: eene uiterste soberheid en de intensiteit der onvergetelijke kleurenharmonie. Wat ik hooger zei over de uitdrukking van het synthetisch leven der boeren past zich ook toe op werken als het bekende schilderij uit het brusselsch mu- | |
| |
seum Het Symbool der Kempen, de leerlingen van Emmaüs en de reeks prachtige moedertypen zooals Mater amabilis. Deze zijn alle werken die weer, hoewel ditmaal op gansch andere wijze, het schoone Kempenland en zijne bewoners verheerlijken. Een groot aantal etsen en krijtteekeningen kan men daar ook bijvoegen. Hoe karakteristiek en overwegend ook, is deze verheerlijking van het land slechts ééne zijde van het veelomvattend talent van Jakob Smits; deze kunstenaar heeft niet één bepaald genre waarin hij uitmunt, maar - en dit heeft hij met de groote meesters gemeen - hij levert prachtig werk in elk genre: landschappen en bijbelepisoden, interieurs en portretten. Tusschen deze laatste noem ik als bizonder merkwaardig: De Jongen met den stok (verz. Philippson, Brussel) Vrouwenportret (verz. van Minister Beernaert, Brussel) Meisjesportret (verz. F. Franck, Antwerpen) Kobe en Max (verz. van
Nieuwenhuyze, Antwerpen).
Al deze portretten munten uit door hun weelderig koloriet: het zijn onvergelijkelijke kleurenpoëma's.
* * *
Al heeft Jacob Smits niet geschilderd volgens een nieuw esthetisch inzicht, geen nieuwe theorieën verkondigd, maar zich steeds zeer streng gehouden in princiep aan de onverbeterlijke techniek der oude meesters, toch is zijn werk van eene machtige personaliteit. Het moet dus geene verbazing wekken wanneer ik hier bestatig hoe het optreden van dezen kunstenaar met wantrouwen en spot werd begroet en hoe hij nog tot heden toe door de koude akademiekers aangezien wordt als een revolutionnair - hij wellicht de meest traditionneele volgens het gezonde koloriet der ouden. Hij deelde, onder dit opzicht, het lot van dien anderen zoo lang miskenden kolorist James Ensor, wiens werk in dit tijdschrift naar verdienste werd gehuldigd door Ary Delen. Het optreden van Jakob Smits was overigens even verbazend als dit van den oostendschen kunstenaar. Geboren in 1857 te Rotterdam, heeft hij reeds een verleden van verbazende productieve kracht achter zich.
jongenskopje.
Na een verblijf in München en eene studiereis van een paar jaren in Italië vestigt hij zich in 1889 in het hartje van de Kempen, waar eerst zijn kunstenaarstemperament tot zijne volste uiting komt. In de eerste periode van dit rijk kunstenaarsleven vinden wij een vrij groot aantal symbolistische werken waarin men reeds die kleurenpracht ontdekt die later nog aan intensiteit winnen zal, naarmate zijne visie evenwichtiger wordt en klaarder. Bijna tegelijkertijd zoekt zijn temperament in eene andere richting: het synthetisch landschap. Zijne werkkracht neemt eene verbazende uitbreiding. Verscheidene tafereelen uit het leven van Christus dagteekenen van uit dien tijd, samen met eene reeks portretten en tal van interieurs, zooals die wonderlijke Spinsters, en die Lezende meisjes.
Deze tafereelen zijn niet zeer talrijk, maar verdienen om hunne eigenaardigheid eene bizondere melding. Het is het leven van Christus verplaatst in de Kempen. Een oude boer die naast een kar loopt, waarin
| |
| |
een vrouw zit met een kind, en het paard bij den teugel neemt om het leiden door den zandigen boschweg, verbeeldt de Vlucht naar Egypte (verz. Serigiers, Antwerpen); in de Mater Dolorosa - Maria die het hoofd van den dooden Christus aan de borst drukt - is de moeder Gods eene oude vrouw, gehuld in den zwarten kapmantel, het eigenaardige kleedsel der
jan caers. eigendom van den heer schmalzigaug te antwerpen.
kempische boerinnen. Deze prachtige waterverf-schildering is kenschetsend: doordat die oude vrouw in hare grootsche simpelheid zoo volledig het beeld oproept der troostelooze moeder, gaat van dit werk eene emotie uit die waarschijnlijk ware teloor gegaan, indien de kunstenaar eene meer ‘historische’ waarheid betracht had, die overigens altijd zeer betrekkelijk is. Dezelfde ontroering geeft ons de Vlucht naar Egypte door het bekoorlijke der onmiddellijke realiteit. Men begrijpe hier het veelmisbruikte woord realiteit niet in den zin, als zoude de kunstenaar enkel door de plastische weergave der uiterlijkheid dit summum van ontroering bereikt hebben; neen in dien zin is zulk een tafereel niet realistisch, maar het is wel realistisch doordat het de illusie geeft der werkelijkheid.
De Nood Gods, de bekende Judaskus (verz. Speth, Antwerpen), de Pieta (museum van Gent) geven weer iets heel aparts. Men bedenke maar even hoevele honderden malen die onderwerpen door kunstenaars van meer of minder talent werden behandeld, om onmiddellijk de personaliteit der visie en de kracht der uitvoering dezer werken te waardeeren.
Gaarne zou ik nog uitwijden over de teekeningen en de etsen van dezen vruchtbaren artiest - zijne etsen verdienen eene
| |
| |
bijzondere aandacht - maar van een werk zoo menigvuldig en verscheiden moet men zich bepalen het meest karakteristieke aan te wijzen.
Ik geloof wel dat men, zijne kunstenaars-streven saamvattend, van hem gerust zeggen kan: Jakob Smits is eerst en vooral een rustelooze zoeker. Wat heeft die man ontzettend veel gewerkt en gezocht! Ik zeg gezocht, want telkens, met ieder nieuw werk, streeft hij naar verdere volmaking. Hij is in de kunstwereld een dier zeldzamen wier leven en werken een voorbeeld zijn van integriteit, wanneer zij nooit of nimmer, trots alle miskenning en spot, iets opofferen van hun ideaal aan den heerschenden kunstsmaak van een ontoerekenbaar publiek of idealiseerende estheten. Terecht mocht G. Eekhoud in de voorrede van den etsenalbum van Jakob Smits getuigen: ‘à coté des siens les tableaux des peintres à la mode ne sont tout au plus que d'intéressantes expériences de physique’.
studie-kop.
Met een bewonderenswaardigen moed heeft hij zichzelf ontgint, steeds zich verbeterend, steeds zich volmakend. Met de koppige bewustheid van iemand, die in zichzelf en in zijn door vele ernstige studie gerijpt inzicht vertrouwt, heeft hij zich gehecht aan de rijke traditie der oude meesters, die hij in hunne intiemste essentie begrijpt.
Is het reeds geen verheugend verschijnsel in zichzelf dat in dezen tijd van idealistische kunstanarchie, van zoeken naar ongezonde originaliteit en naar raar-doen een kunstenaar die overweldigende traditie herop te vatten zoekt?
|
|