Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 22
(1912)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| |
Indisch kralenwerk
| |
[pagina 218]
| |
afb. 1. tasch van ned. n.-guinea. vlechtwerk, bedekt met opgenaaide snoeren nassa-plaatjes en vruchtenkralen. r. ethnogr. museum leiden, serie 929 - 406.
die allesbehalve kinderwerk is, een uiting van menschelijken schoonheidszin, diep in het leven dier gekleurde volken geworteld. Perioden van volkskunst rijzen niet uit den grond; jaren en eeuwen zijn noodig om techniek tot kunst te doen stijgen. Ook het Indische kralenwerk moet aan dien regel voldoen, is begonnen als kinderwerk en langzaam tot menschenkunst gerezen. Wellicht herinneren enkele lezers zich met mij, hoe in hun jeugd pitjes van meloenen of komkommers aan snoeren werden geregen en met trots als eigen werk gedragen. Ditzelfde beginpunt vindt men nog in de binnenlanden van Nieuw-Guinea, waar snoeren van geregen vruchtenpitjes als halssieraden worden gedragen. Halskettingen en armbanden worden er gemaakt van grijze Coix-vruchten, die door het tusschenvoegen van roode, ronde pitjes kleurig doen. Ook elders in den Archipel, hoewel niet zoo veelvuldig, komen deze primitieve sieraden voor. Naast dit vruchtenmateriaal voegt zich een tweede, een versiering met schelpplaatjes. De kleine Nassa-schelpen worden tot plaatjes afgeslepen, doorboord en in de zon gebleekt; zij vormen aan snoeren geregen, het bekende schelpengeld, dat in oude tijden als betaalmiddel heeft dienst gedaan. Ook de grootere schelpen van Cyprea moneta L. werden daarvoor gebruikt, kwamen echter meer in het Westelijk deel van den Archipel voor. Duizenden van deze schelpen werden door Chineezen bijv. in Borneo ingevoerd en door de inboorlingen verwerktGa naar voetnoot*). Snoeren van deze Nassa-plaatjes, afgewisseld met vruchtenpitjes deden nu dienst als sieraden, die, hoe simpel ook voor onze oogen, evengoed geldwaarde hadden als de onze van edel metaal. Want laag zal de standaard van dit schelpengeld wel niet geweest zijn! De importkosten, de bewerking, het vervoer naar de binnenlanden zullen den prijs bedenkelijk verhoogd hebben. Ook de breekbaarheid,
afb. 2 taschje van nias, overtrokken met rood katoen, waarop snoeren van witte, groene, gele en roode kralen vastgenaaid zijn. r. ethnogr. museum leiden, serie 115 - 3.
ontstaan door het bleeken in de zon, | |
[pagina 219]
| |
vereischt een voorzichtige behandeling. Vandaar dat het geen toeval is, dat deze schelpplaatjes meestal op stoffen, gevlochten of van boombast vervaardigd, vastgenaaid zijn. Zelfs de halskettingen of armbanden bestaan meestal uit gevlochten banden, met snoeren versierd. De snoervorm bleef daarbij opzettelijk behouden, omdat dit Nassa-geld op die manier verhandeld werd. Zoo ontstonden onder de Papoea's die fraai versierde dansschorten, rijkelijk met snoeren schelpplaatjes bedekt, die tevens den rijkdom van den drager toonden, soms het geheele kapitaal van het opperhoofd uitmaakten. Dat dit opnaaien der Nassa-plaatjes uit utiliteitsgronden ontstond, ziet men het beste uit het geheel andere gebruik, dat van de grootere kauri's gemaakt werd. Deze werden ‘vereinzelt’ op schilden vastgekleefd, op mutsen en doozen vastgenaaid. Beide schelpsoorten
afb. 4. baadje van rood katoen, uit borneo, met veelkleurig kralenwerk bedekt. ‘boeatan’, den haag.
hebben echter dit gemeen, dat men kruisbloemmotieven samenstelde door vier schelpen in kruisvorm te bevestigen.
afb. 6. dansschort uit veelkleurig kralenwerk van ned. n.-guinea. museum artis, amsterdam.
Is het een bewijs van de grootere verbreiding van het Nassa-schelpengeld, dat versieringen met Nassa-plaatjes van Sumatra tot Nieuw-Guinea te vinden zijn? Of is het de grootere bruikbaarheid tot versiering, die de inlander aan het laatstgenoemde materiaal de voorkeur deed geven? In ieder geval is het hoogst merkwaardig, hoe dit aloude materiaal zelfs onder de meer beschaafde Bataks in gebruik gebleven is. Toch blijft Nieuw-Guinea het land, waar van dit schelpenwerk het meeste geprofiteerd is. Naast de witte schelpplaatjes gebruikt men daar zwarte of donkerbruine kralen, die ook weer in snoeren opgenaaid een mooi fond vormen voor de blanke rijen Nassa-plaatjes (zie Afb. 1). Deze donkere kralen komen in zoo groote hoeveelheid voor, dat dit feit op een inheemsche industrie wijst. ParkinsonGa naar voetnoot*) is de eenige, die deze kralen releveert en vermeldt, dat zij uit zwarte vruchtenpitten vervaardigd worden, die van 1½ tot | |
[pagina 220]
| |
3 m. M. in doorsnede zijn. De boven- en onderzijde wordt afgeslepen, waardoor het weeke binnengedeelte bloot komt en de opening gevormd is. Men beperkte zich op Nieuw-Guinea niet tot het simpel opnaaien van snoeren, dat bijna overal in den Archipel de overheerschende vorm is. Dezelfde Papoea's, meesters in het knoopen van netten en tasschen, pasten deze techniek op het verbinden der schelpen toe en met deze kruistechniek vermeerderde zich tevens het materiaal. Lange kralen van bamboe, vruchtenpitten werden naast de schelpplaatjes gebruikt en zoo ontstonden interessante stukken, ondanks de onaanzienlijke grondstoffen. Hoe hoog deze techniek ginds steeg, toonen twee armbanden, die ik verleden jaar in het Ethnographische Museum te Rome onder No 4544 vond. Deze antieke stukken zijn van witte en roode schelpringen vervaardigd en door kruising der vezeldraden verbonden. Een eenvoudig geometrisch patroon wordt door de roode ringen gevormd en het geheel is zoo fraai bewerkt, dat men in het eerst aan kralenwerk denkt. Naast dit schelpen- en vruchten-materiaal werden ook bamboestaafjes gebruikt op Nieuw-Guinea. Van Celebes bezit het R. Ethnogr. Museum te Leiden (ser. 401 - 29) een zeer interessant baadje, geheel uit bamboe-kralen samengesteld. Toen dus in Indië glaskralen ingevoerd werden, vond men reeds een rijpe techniek, die onveranderd voor het bewerken van glaskralen kon overgenomen worden. Deze invoer schijnt reeds vroeg plaats gehad te hebben, want de Chineesche reiziger Fei Hsin releveert van Blitoeng, dat er glaskralen van verschillende kleur werden ingevoerd (1463)Ga naar voetnoot*). Op het woord glas moet hier de nadruk gelegd worden, want alleen dit meer gemeene materiaal komt voor ons onderwerp in aanmerking. De bekende moetisalah's, de gestreepte kralen van Egyptische of Chineesche herkomst, die nog onder enkele stammen bizonder hoog geschat worden, waren te kostbaar om als materiaal te kunnen dienen; ze werden hoogstens als kettingen gebruikt. De glaskralen, eerst van Chineesche, later van Europeesche herkomst, waren door hun lagen prijs en hun gelijkvormige grootte het meest geschikt om het oude materiaal te vervangen en de techniek tot hoogeren trap te voeren. Ook de grootere rijkdom aan kleuren droeg daartoe bizonder bij. Toch waren deze mooiere glaskralen niet in staat het vroeger gebruikte materiaal geheel te verdringen. Nu nog vindt men op Sumatra, Borneo en Nieuw-Guinea de aloude Nassa-plaatjes naast de nieuwere glaskralen in gebruik, ja, soms zijn zij zelfs tegelijk toegepast. In de toepassing der glaskralen vindt men dezen sterken invloed van het schelpenmateriaal terug. In het Bataksche werk en op Engano vooral worden zij in snoeren geregen en vastgenaaid (zie Afb. 2, bl. 218). De bij de Bataks geliefde kleuren in glaskralen: wit, rood en zwart herinneren evenzeer aan de oude traditie. Ook in de keuze der voorwerpen, die met voorliefde met kralenwerk versierd worden, komt dit verschijnsel te voorschijn. De schelpentasschen van Nieuw-Guinea herhalen zich in de kralentasschen der Bataks. De doozen van palmblad, die op Ternate en omringende eilanden met kauri's versierd werden, vindt men weer terug in de kralendoozen der Sangir-eilanden. De versiering van de gevlochten hoofddeksels der Dajaks met Nassa-plaatjes vindt een voortzetting in het rijke kralenwerk, dat in Centraal-Borneo voor mutsjes gebruikt wordt en het kralenwerk aan Dajaksche mandau's herinnert evenzeer aan het oude toevoegen van schelpversieringen aan zwaarden en schilden. Het spreekt vanzelf, dat ook op kleedinggebied de glaskralen uitvoerig aangewend worden. Naast de oude dansschorten op Nieuw-Guinea komen nieuwere, geheel uit kleurig kralenwerk vervaardigd (zie Afb. 6, bl. 219). | |
[pagina 221]
| |
Op Borneo en Roti gaat men zelfs verder en maakt geheele baadjes van kralenwerk met uitvoerig ornament, die evenals de Papoeasche dansschorten uit kruisvormig vlechtwerk bestaan, welke techniek op deze eilanden de meest gebruikte is (zie Afb. 4 en 5). Ook op Sumatra en Java en de Sangir-eilanden komt dit kruisverband voor, hoewel het
afb. 5. baadje van geel kralenwerk uit roti met kleurige figuren. r. ethnogr. museum, leiden, serie 300 - 1749.
eerstgenoemde eiland het opnaaien van kralensnoeren den voorkeur blijft geven. Over de technieken bij het kralenwerk kan men kort zijn. Het vasthechten der snoeren kralen is al zeer eenvoudig en daar het traditie-motieven zijn, kan de ornamenteele samenstelling weinig bezwaren opleveren. Iets ingewikkelder is het gekruiste kralenwerk. Over de Sangireesche techniek weet de heer JasperGa naar voetnoot*) het volgende te melden: Het kralenwerk wordt pona genoemd (pona mamona beteekent eigenlijk netten mazen). Gewoonlijk past men hierbij de doea lelang methode toe, d.w.z. men begint met 2 draden, die telkens weer bij elkaar komen en kleine mazen daardoor doen ontstaan. Elke zijde daarvan kan 3 of 5 kraaltjes bevatten....’ Daarentegen werken de Dajaks van Midden-Borneo op plankjes, waarop een snoer gespannen wordt, waaraan de eigenlijke kruisdraadjes bevestigd worden. Typisch is, dat volgens Prof. Nieuwenhuis de mannen in deze plankjes de patronen ruw voorsnij- | |
[pagina 222]
| |
den (zie Afb. 3, bl. 217).Ga naar voetnoot*) Ook dit gekruiste kralenwerk wordt meestal op stoffen vastgehecht. Een enkele maal komt het ook zonder voering voor (zie Afb. 5 en 6). Over de gebruikte kleuren der kralen is reeds bij de Bataks opgemerkt, dat deze vooral witte kralen als fond gebruiken met rood, zwart of blauw. Op Engano, waar veel gesnoerd kralenwerk voorkomt, hoofdzakelijk roode kralen met witte en blauwe. Ook Nias toont in het weinige kralenwerk deze voorliefde.
afb. 7. tabakszak met witte, roode en zwarte kralen versierd, uit amarassi (timor). in het bezit van den heer h.w. bosman, den haag.
Witte kralen komen in het Papoeawerk in meerdere mate voor met roode en zwarte. Doch ook veelkleurige patronen worden er gemaakt zonder dat bepaalde kleuren opvallen. Hetzelfde is ook op Borneo, Java, en Timor het geval. Met tal van kleuren wordt hier gewerkt, die haast altijd uitstekend bij elkaar passen. Roti gebruikt daarentegen veel gele kralen. Een oud baadje, dat het Rijks Ethnographisch Museum te Leiden (ser. 300-1749) van Roti bezit, is bijna geheel van geele kralen vervaardigd, in de oude vorstelijke kleur. Op dit zeldzame stuk een vijftal ingewerkte menschenfiguren met opgeheven drievingerige handen. Een motief, dat ook op het Dajaksche werk veelvuldig voorkomt, terwijl bij de Bataksche hoofdbanden een samenstel van maskers veelal te vinden is. Het Dajaksche kralenwerk bestaat evenals alle ornamenten der Dajaks uit kunstig samengevoegde motieven, die mooi verwerkt zijn. Al zijn deze kralenwerken van gemeene glas-, soms van porceleinkralen vervaardigd, toch vertegenwoordigen zij zekere waarde. Daardoor kunnen slechts de voornamen onder de inlanders zich deze luxe veroorloven en de geheel van kralen vervaardigde baadjes worden alleen bij bizondere, feestelijke gelegenheden gedragen. Zoo wordt onder de Bataks van Si-Priok een witte sirihtasch van gesnoerde kralen gebruikt, die alleen door den Radja en zijn naaste verwanten gedragen mag wordenGa naar voetnoot*). Verder vindt men daar bruidsbaadjes en bruidssieraden van kralenwerk. In de Lampongs dient een met kralen geborduurde stof als zitplaats voor de bruidGa naar voetnoot†). Lange kettingen van kralen met duiten en een gekleurde handdoek worden bij huwelijksfeesten door aanzienlijken gebruiktGa naar voetnoot*) en op Engano wordt een heupband van kralen door vrou- | |
[pagina 223]
| |
wen bij het rouwfeest ter eere van haar overleden man gedragenGa naar voetnoot*). Op Java, in Buitenzorg is een met kralen geborduurde tasch een gewoon geschenk van de bruid aan haren bruigomGa naar voetnoot†). Naast dit gebruik bij bizondere gelegenheden spelen de kralen evenals de oude schelpen een voorname rol bij het bezweren der geesten; vooral voor kinderen dienen kettingen van kralen en schelpen als amuletten en zelfs komt dit op Java nog voorGa naar voetnoot§).
afb. 8. gevlochten doosje uit west-timor, met veelkleurig kralenwerk versierd. in het bezit van den heer r.w.p. de vries jr. te hilversum.
Deze enkele voorbeelden uit den rijken schat der gegevens kunnen toonen, hoe diep het kralenwerk bij enkele volken van den Indischen Archipel geworteld is. En juist daardoor is het ten zeerste verklaarbaar, hoe de sierkunstige waarde bizonder verzorgd is geworden en tal van prachtige stukken zijn ontstaan, waarvan men bezwaarlijk ten onzent gelijke vinden zal. Het Europeesche kralenwerk is veelal onder den invloed van het schilderwerk geweest; men heeft plastische werking beproefd en vooral tegen het einde der 18e eeuw zijn zeer gekompliceerde kralenwerken gemaakt, die door fictieve effekten het toppunt van verval toonen. In Indië heeft die invloed ontbroken, is steeds in dezelfde lijn gewerkt en juist door dit innig karakter van kleurig vlakornament is een hoogtepunt bereikt, dat waardig onder de voortbrengselen van Indische sierkunst mag genoemd worden.
Elberfeld, 1911. |
|