Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 22(1912)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] Drie liederen van Isoude door P.C. Boutens I Ineens, geschoten in de vlucht, Met sidderende vlerken viel De wind op de avondlichte zee - Als zwevende in alomme lucht Staat op haar spiegelbeeld de kiel Vlak voor de langbegeerde reê. In koele schaduw van de wolk Ligt onbereikbaar na de stad: Een wakkre droom van ijdle zorg.... 'k Zie in de dwarse straten volk, Den bleeken slinger van het pad Dat opgaat naar de steile borg. [pagina 74] [p. 74] Mijn handen wringen van den boeg: Lief, hier schiet alle will tekort.... Denkt gij mij ver? - weet gij mij na?... Ik kom te laat, gij gaat te vroeg: Geleidlijk als de schemer wordt, Voel ik u sterven waar ik sta. Was dat de stilte die ik hoor? Het kloppen in mijn eigen borst, Dat zet de luchten in geluid, Dat roept zijn echo in mijn oor?.... Het is de doodsklok van een vorst.... De klokken luien Tristan uit. Over de waatren spiegelblind Huivert de zwarte rimpling aan; De zucht verzwatelt in het want; Diep in het scheepsruim kreunt de bint; 'k Voel onder mij het dek vergaan.... Wij zijn nog vóor den nacht aan land! [pagina 75] [p. 75] II Nog adem ik de zoete lucht; Nog waakt mijn oog, nog treedt mijn voet; Nog drinkt mijn oor het laag gerucht; Nog zingt in 't hart het blijde bloed - Hoe ligt de wereld vreugdeloos: Gij naamt mij allen luister heen!: Den glans van 't licht, den reuk der roos - Ik ben alleen, ik ben alleen! Op uit 't verkoolde leven vaart Al glorie bloede- en vlammerood, Een vuren wolkkolom die gaart Boven de deur van open dood.... [pagina 76] [p. 76] Ik kom - de strakke wand wordt licht Van ziende venstren zonder tal: Weêrzijds uw blinkend aangezicht Herken ik mijne dooden al!.... Gelijk bij 't klimmen van de maan De bleeke sterren van den nacht In lichte donkerheid vergaan - Uw glimlach blijft alleen en wacht.... O lief, wat slaap zal de onze zijn: Niet meer gestoord en eeuwig saam! Voor dezen droom wordt de aard te klein, Voor deze rust is hier geen naam! [pagina 77] [p. 77] III Nog eenmaal stijgt de donkre droom Van leven tusschen u en mij. Hoe waad ik door den diepen stroom? Hoe haal ik veilig de overzij? Met 't zeil dat neêrsuist aan mijn voet - De steven buigt de haven in - Zinkt al mijn ongeduld en moed.... O zoetste dood - o wrang begin! Het schemerschim van 't schip legt aan. Niemand verwellekomt de bruid. De stille manschap maakt mij baan. Van 't gangboord glijdt de loopbrug uit... [pagina 78] [p. 78] Een diepe slaap valt over mij: Op blinde vleuglen opgericht Zweef ik aan duister volk voorbij. Een nevel sluiert mijn gezicht. Hoe wordt de ziel zoo leêg, zoo licht? Komt zij nooit arm genoeg en bloot?: Al levens last, al levens plicht Verzinkt zij als een schip in nood.... Uit naë verte vloeit geluid Van klokken en van stemmen saam, Als zong op hemelhooge luit Het eindloos lied van uwen naam! Vorige Volgende