| |
| |
| |
Eene tentoonstelling van Mahomedaansche kunstwerken
door H.v.d.V.
II (Slot).
De Islamitische schilderkunst, althans voor zoover wij ze kennen, staat in nauw en onverbreekbaar verband met de boek-kunst. De miniatuur-schildering, die voor een niet onbelangrijk deel ontstaan is uit eene tot de uiterste verfijning ontwikkelde calligraphie, werd in de eerste tijden voornamelijk tot verluchting van handschriften beoefend; en ook in de verdere uiterlijke verzorging van het boek speelde de schilderkunst, waar het gold schutbladen of boekbanden te versieren, een belangrijke rol.
afb. 12. boekband, gouddruk op blauwen fond, perzisch 16e eeuw. eig. peytel, parijs. (photo bruckmann).
Wel is het bij overlevering bekend, dat zelfs in de eerste eeuwen van de Mahomedaansche tijdrekening muurschilderingen zijn gemaakt; wel zijn verhalen tot ons gekomen, die den lof zingen van twee portretten van danseressen, door twee ‘concurreerende’ kunstenaars geschilderd, van zóó verbluffend perspectief, dat ieder, die ze zag, meende, dat door den muur van het paleis de eene danseres naar binnen ging, de andere naar buiten kwam; ook zou er een muurschildering bestaan hebben van ‘Joseph in de put’, die zoo ‘echt’ moet geweest zijn, dat zij, die ze hadden kunnen zien, verzekerden, dat het was, alsof Joseph uit de put kwam. Het is ons echter niet mogelijk na te gaan, in hoeverre deze uitingen van bewondering ook naar Westersche opvattingen verdiend mochten heeten. Maar van de Mohamedaansche schil- | |
| |
derkunst, zooals zij in de miniaturen zich doet kennen, was het perspectief in het algemeen nu juist niet de sterkste kant.
De muurschilderingen, die door Prof. Musil in de overblijfselen van het woestijnslot Kosseïr-Amra eenige jaren geleden werden ontdekt, zijn, wij wezen er vroeger reeds op, van zoo volkomen Byzantijnschen stijl, - verklaarbaar als men bedenkt, dat het bouwwerk voor den Khalif door op zijn verzoek hem door den Byzantijnschen keizer ter beschikking gestelde kunstenaars en handwerkslieden uitgevoerd werd, - dat zij als een specimen van Mahomedaansche schilderkunst moeilijk in aanmerking kunnen komen.
Zoodat wij van Mahomedaansche schilderkunst in grooten stijl ongeveer niets uit eigen aanschouwing kunnen leeren kennen.
afb. 13. boekband, lakschildering met goud op zwarten fond, perzië 17e eeuw. eig. museum f. kunst und gewerbe, hamburg. (photo bruckmann).
* * *
Aan het boek, nauwkeuriger uitgedrukt, aan het handschrift, hebben de Mahomedanen getoond al wat aan onuitputtelijk geduld, technisch kunnen en bovenal gevoel voor het schoone in hen was.
Niet alleen het eigenlijke handschrift, niet slechts de miniaturen ter verluchting daarin aangebracht, maar ook de band der boeken, bestemd voor de bibliotheken van de prachtlievende khalifen of rijke verzamelaars, werden op zich zelf ware kunstwerken.
De handschriften werden gebonden in lederen banden met een klepomslag, ongeveer zooals aan onze oude kerkboeken gebruikelijk is. Van twee wijzen van versiering van boekbanden geven de afb. No. 12 en No. 13 een denkbeeld. De eerste is van geperst goudleer en merkwaardig, behalve wegens de zeer fraaie vlakverdeeling, ook om het sterk uitgesproken Mongoolsch karakter der versiering. Vooral de zittende figuur in het midden en de beide gevleugelde daarboven vallen hierdoor op. Later zullen wij zien, dat deze invloed ook op de Perzische schilderkunst in dezen tijd (16de eeuw) zeer sterk was. De tweede boekband is versierd in lakschildering, met goudachtige kleuren
| |
| |
op zwarten achtergrond. Men ziet hierin dezelfde versierings-motieven als ook op Perzische tapijten uit dezen tijd (17de eeuw) voorkomen. En ook de omlijsting, streng symmetrisch, maar toch van eene bekoorlijke losheid door de talrijke fijne details, doet denken aan de omranding van een tapijt.
* * *
afb. 14. knielende jongeling, perz. miniatuur 17e eeuw. eig. koechlin, parijs. (photo bruckmann).
Weten wij dus van de muurschilderingen die door Mahomedaansche kunstenaars gemaakt zijn, niets dan wat bij overlevering tot ons gekomen opgetogen verhalen daarvan zeggen, van de miniatuurkunst zijn ons een zeer groot aantal werken van onvolprezen schoonheid bewaard gebleven.
De miniatuurkunst zou dan ontstaan zijn uit eene tot wijde ontplooiïng gekomen calligraphie. In hoeverre dit voor alle onder den Islam levende volken in gelijke mate zou zijn vol te houden; welken invloed de opvattingen der Perzen, omtrent het verbod levende wezens in beeld te brengen, op hunne kunst hadden; of niet misschien de groote vrijheid, waarmede zij dit - voor hen dan al of niet geldend - verbod overtraden, waartoe ten slotte toch ook de meeste andere Mahomedaansche volken kwamen, ten deele moet verklaard worden uit reeds vóórdat de Perzen onder den Islam gebracht werden, bij hen bestaande tradities; dit alles zijn vragen, waarover ter zake bevoegden het nog geenszins eens zijn en aan welker beantwoording in dezen of genen zin ik mij als onbevoegde niet zal wagen.
Eene systematiseering der miniaturen naar de landen waar, of den tijd wanneer zij gemaakt, gezwegen nog van de scholen, waaruit zij mochten voortgekomen zijn, ontmoet vaak hetzelfde bezwaar, waarop wij reeds dikwijls zagen, dat de onderzoeker van Mahomedaansche kunst telkens stuit. Een overgroot aantal is niet met eenigen naam geteekend. Soms is in een met miniaturen verlucht handschrift wel de naam van den calligraaf, niet die van den miniatuur-schilder aangegeven. Mogen wij ook hieruit misschien opmaken, dat de calligraphie de moeder-kunst, de hooger gewaardeerde was, de miniatuur-schildering slechts als eene bijkomstigheid gold?
De copiïst, die een manuscript afschreef, liet de bladzijden, die ‘versierd’ moesten
| |
| |
worden, wit, en later, als het handschrift gereed was, begon de schilder zijne figuren eerst met zwart of rood krijt te teekenen, om ze daarna te schilderen. Het papier, waarop geschilderd zou worden, werd vooraf bestreken met een laagje zeer fijne kalk, aangelengd met Arabische gom. Bij de met meer zorg gemaakte handschriften ging men in zooverre anders te werk, dat de kunstenaar zijne schildering op losse bladen maakte, die later op de witgelaten bladzijden werden geplakt.
Het nauwe verband tusschen de calligraphie en de schilderkunst is duidelijk te zien in de Egyptische verluchte handschriften. In de eerste tijden zijn in Egypte blijkbaar slechts Koran's met miniaturen gesierd: een schutblad, eene gansche bladzijde, aanvang van het geheel of van een onderdeel, of eene randversiering boven de eerste pagina. De afbeelding van levende wezens komt in deze heilige boeken natuurlijk niet en in het algemeen in deze periode nog niet voor. De versiering bepaalt zich tot geometrische figuren met of zonder een titel, een opschrift in calligraphie.
Maar wat in deze versiering van geheel geometrischen opbouw door die kunstenaars is bereikt, is van onovertroffen schoonheid. Men heeft het gevoel, dat alles wat lijn en cirkel aan ongedachte combinatie's kunnen geven, in deze miniaturen ons is voorgetooverd. En toch vraagt men zich een oogenblik later weer af, of de bron, waaruit al dit schoons is voortgekomen, niet in waarheid onuitputtelijk mag genoemd worden.
Zoo krachtig en wel-overwogen deze Koran-miniaturen zijn in opzet en ordonnantie van het geheel, zoo soepel, levendig en subtiel zijn zij in de gedetailleerde uitwerking. Nergens lijkt het ons, dat de kunstenaar naar eene oplossing gezocht heeft; het is als kon het logisch niet anders zijn, dan het geworden is en als vloeide die stroom van geometrische motieven zoo ‘van zelf’ op het papier als in een kaleidoscoop.
Maar niet alleen de teekening, ook de schildering is bewonderenswaardig. Met hoe gekuischten, voornamen smaak zijn hier de verschillende kleuren en het goud tegenover elkaar afgewogen! Nergens eene onschoone naast-elkander-stelling van kleuren en toch overal die durf van overgangen, die het geheel in al de strakheid van den geometrischen opzet tot eene gloeiende weelde van kleurenpracht maakt. Zij vereenigen in zich - deze miniaturen - het warme, mollige van de fraaiste tapijten, en de voorname, elegante fijnheid van de getrokken lijn.
In de versiering van andere handschriften dan de Koran, met name wel geschiedenisboeken uit de 14de en 15de eeuw, hebben de Egyptenaren niet zulk eene hoogte bereikt. Het goud wordt overmatig veel aangewend en het geheel werd zwaarder en maakte af en toe zelfs den indruk van overlading.
Van de Arabieren zijn geen miniaturen bekend ouder dan de 13de eeuw. Zij worden niet onder de beste voortbrengselen van Mahomedaansche miniatuurkunst gerangschikt. Eene sterke invloed is merkbaar van Byzantijnsche muurschilderingen, voorbeelden, die zoo getrouw en slaafs werden nagevolgd, dat zelfs de heiligen-aureool, vaak ook door de Arabieren wordt weergegeven.
De grootste meesters onder de Mahomedanen in de eigenlijke miniatuurkunst zijn de Perzen geweest. Wij zagen het reeds: van de fresco-schilders, die zij moeten voortgebracht hebben, is niets meer over dan de verhalen over hun kunst en hun kunnen. Of er kans is, dat overblijfselen van hun werk nog eens aan het licht zullen komen, zooals Gaston Migeon veronderstelt, zal de toekomst ons slechts kunnen leeren. Hij houdt het voor ‘niet onmogelijk’, dat men overblijfselen zal vinden van fresco-schilderingen, die hij zich voorstelt, dat vooral onder de schitterende en luistervolle regeering van Shah Abbas I in de vorstelijke paleizen moeten aangebracht zijn. Hoe dit ook moge zijn, voor het oogenblik moeten wij ons tevreden stellen met wat er van Perzische miniatuurkunst over is, om ons een denk- | |
| |
beeld te vormen van de hooge cultuur, toen ter tijde in Perzië ook op dit gebied der kunst, en van de richting, waarin en de invloeden waaronder deze kunst zich ontwikkelde.
afb. 15. herder met bokje, miniatuur, perzisch, 17e eeuw. eig. jeuniette, parijs. (photo bruckmann).
Hier eerst recht zien wij de uitbeelding van levende wezens als de gewone opgave, die de schilder zich stelt. En al zullen wij zoo aanstonds zien den grooten invloed, die van de calligraphie op de schilderkunst moet zijn uitgegaan, van een beperking tot de versiering van het geschrevene heeft zij zich in den lateren tijd losgemaakt. Er is dan ontstaan eene geheel zelfstandige schilderkunst, al stelt zij zich ook nog vaak in dienst van de boekversiering. Van Byzantijnschen invloed, zooals wij in de Arabische miniatuurkunst opmerkten, zijn in de Perzische kunst minder sporen; zeer sterk daarentegen is de invloed van Mongoolsche zijde geweest.
De schilderkunst schijnt in Perzië reeds lang vóór de verovering door den Islam te zijn beoefend. In een oud handschrift wordt gesproken van een boekwerk: Portretten van de vorsten uit de dynastie der Sassaniden, waarin dezen allen in miniaturen afgebeeld zouden zijn. De oudste - ons bekende - voortbrengselen van Perzische schilderkunst zijn van de 13de eeuw. En van dien tijd af tot in de 18de eeuw kunnen wij de ontwikkeling van die kunst volgen. Men heeft gemeend drie perioden in het leven dier kunst te kunnen onderscheiden, die te zamenvallen met de drie elkander opvolgende dynastiën: de Mongolendynastie (midden 13de tot midden 14de eeuw), die der Timouriden (tot einde 15e eeuw), die der Safiden (of Safawiden) (tot einde 18de eeuw).
Uit den tijd der Mongolendynastie zijn de oudste Perzische miniaturen, die wij kennen. Maar talrijk zijn de handschriften dan nog niet. De omstandigheden, waaronder men toen leefde, waren niet geschikt om een in aanleg bestaanden kunstzin tot uiting en ontwikkeling te brengen. Oorlogen, invallen waren aan de orde van den dag. En het leven van den enkeling ondervond den terugslag daarvan.
| |
| |
De jacht was de meest geliefde ontspanning. In eten en het gebruik van bedwelmende dranken heerschte toen overdaad. Zoo althans moeten wij ons het leven uit dien tijd denken, als wij ons daarvan een denkbeeld willen vormen uit de voorstellingen, die de miniaturen van toenmaals ons te zien geven. Veldslagen, bloedige vechterijen, groote eetpartijen of drinkgelagen. De uitvoering van deze schilderingen was nog bij lange na niet zoo voortreffelijk en verfijnd als zij later zou worden. Maar de sterke invloed, dien Chineesche vormen en opvattingen toen op de Perzische kunst begonnen te krijgen, blijft ook later steeds door merkbaar.
Met de regeering van Timour-Lenk kwam er verandering in den toestand. Het land kwam tot rust, een toestand, dien Perzië sinds lang niet meer kende. Timour-Lenk zelf wordt geschetst als een wreed en woest man, maar - een samengaan uit de Oostersche psyche misschien lichter verklaarbaar dan het ons in een Westersch karakter zou voorkomen - tevens een bewonderaar van dichtkunst, ja, zelf een schrijver. Ook zou hij smaak voor schilderkunst gehad hebben en van zich zelf en zijne verwanten liet hij portretten schilderen. De regeering van Timour en zijne opvolgers uit deze dynastie werd een tijdperk van stijgende ontwikkeling der Perzische schilderkunst.
afb. 16. een der miniaturen van behzad voor de ‘geschiedenis van timour’. stelt voor den bouw van de stad samarkand, gedateerd 1467 (n. chr.). eig. schulz, berlijn. (photo bruckmann).
Wij stipten reeds aan, dat de schilderkunst in nauw verband tot de calligraphie stond. De schilders, wier leerlingen en navolgers later de groote meesters van de Perzische schilderschool zouden worden, stelden hun kunst geheel in dienst van de versiering der handschriften, van de verzamelingen gedichten of vertellingen. Hun kunst is geheel geïnspireerd door, en ondergeschikt gemaakt aan den inhoud van het manuscript. In den rand van hun schildering worden soms in fraai, kunstvol schrift eenige regels van het vers herhaald, of eene ruimte wordt in de schildering vrijgelaten, waarop later eene strophe van het gedicht geschreven wordt, zoodat het werk van den schilder niet werd dan de omlijsting, de vereerende versiering van het gedicht, van het verhaal.
| |
| |
Maar niet alleen eene zoodanige uiterlijke afhankelijkheid bestond. Wij zullen zien, dat ook in de miniaturen, die als zelfstandig werk buiten eenig verband met boekversiering zijn gemaakt, nog wel de invloed van de calligraphie is aan te toonen.
Het waren verzamelingen van verhalen, van gedichten, die de schilders met miniaturen versierden van ongemeeneschoonheid. Talrijk zijn zij nog tot ons gekomen, die kostelijke manuscripten; een gedichten-bundel, den Bostan (tuin) van Sadi, een naar het schijnt in dien tijd populair boek, in meerdere exemplaren, verlucht door verschillende en blijkbaar van de voortreffelijkste schilders; gedichten van den poëet Nizami, van den dichter Hatefi; het Boek der Koningen, een uitvoerig gedicht, dat een op legenden berustende geschiedenis van Perzië bezingt; van dezen aard waren de geschriften, waarin wij het werk der Perzische miniaturisten kunnen vinden, maar daarnaast komt ook het zelfstandige schilderstuk voor; zij werden meestal verzameld in een lossen band, niet, zooals in Westersche landen, als wandversiering opgehangen.
De voorstellingen waren andere geworden, dan in den tijd der Mongolen. Het landschap of een ingewikkeld architectonisch geheel vormen vaak het decor, waarin zich tafereelen van geheel uiteenloopenden aard afspelen.
afb. 17. portret van sultan husseïn mirza, waarsch. door behzad omstr. 1500. eig. martin, stockholm. (photo bruckmann).
* * *
Er is iets idealistisch in de Perzische schilderkunst, iets droomerigs, zou men bijna kunnen zeggen. Zij geeft niet steeds de realiteit; in de handeling doet zij ons niet zoozeer de beweging, de actie zelf zien, dan wel den reflex daarvan op de omgeving, op de - zoo even handelende - personen zelf. In portretten geeft zij minder de substantie weer, die het menschelijk lichaam is, dan zijne silhouet, zijn omtrek; de gelaats-uitbeelding wordt niet uit een groot, een oneindig aantal kleine trekjes opgebouwd, maar magistraal met een paar lijnen aangeduid. Dat aan de strengste eischen van perspectief vaak niet voldaan wordt, zagen wij reeds. De ingewikkelde architectuur, waarin zij hunne tafereelen dikwijls plaatsen, komt dan vaak niet tot haar recht. Waaraan dit toegeschreven moet worden: aan de opvatting, dat de zuiver-schoone lijn, de kleur en bovenal de stemming hoofdzaak zijn, en dat
| |
| |
het realistisch juiste, zuiver weergeven van het voorwerp de waarde van niet meer dan eene bijkomstigheid heeft?
afb. 18. vorst met bedienden, miniatuur op zijde, blijkbaar door een chinees in perzischen stijl uitgevoerd. perzisch 15e eeuw. eig. v. goloubew, parijs. (photo bruckmann).
Ik zal niet trachten het antwoord hierop te geven. Aan een gebrek aan technisch kunnen valt het moeilijk te gelooven, als men ziet hoe voortreffelijke teekenaars de Perzen waren. En toch, ook hun teekenkunst heeft iets zeer eigens, bijzonders. Ziet men hierin misschien niet nog een trek van verwantschap met de calligraphie, waarop ik boven reeds doelde?
Heeft niet de in afb. 14 weergegeven penseel-teekening iets zeer eigenaardigs? Ten eerste valt ons op met welk een uiterste soberheid hier eene teekening van ongemeene fijnheid is verkregen. Geen lijn, die niet eene bepaalde, onmisbare werking geeft. Maar spreekt hier ook niet uit eene groote liefde voor de fraaie, met vaste hand getrokken, soepel rondende lijn, zooals zij ook als arabeske uit de calligraphie moest ontstaan, de lijn als element van schoonheid op zich zelf genomen, niet slechts als middel van uitbeelding? Men lette op de nobele lijn, die de ronding van het kleed om de dijen aangeeft. Het is alsof in deze teekening elke lijn slechts om haar zelfs wil is getrokken. De opzettelijkheid ziet men nergens.
In de in afb. 15 weergegeven penseelteekening evenals de vorige uit de 17de eeuw dateerend, ziet men eenigszins de perspectief-fout, waarop ik reeds wees. De grond, waarop de herder en zijn geit zich bewegen, gaat niet terug. Het is alsof hij dicht voor een gebloemd behangsel is afgebeeld, in plaats van in de vrije natuur.
Als de grootste Perzische schilder wordt ons genoemd Behzad (einde 15de en begin 16e eeuw). Zijn werk-voor zoover het ons is bewaard gebleven - getuigt van een ongemeen evenwichtig ontwikkeld en veelzijdig talent. Van zijne hand is de miniatuur (afb. 16), die den bouw van de stad Samarkand, door Timour-Lenk tot residentie gekozen, in beeld brengt. De waarneming van de figuren in haar verschillende houdingen is hier treffend juist en sprekend. Zij is een van de twaalf miniaturen, waarmede Behzad het handschrift van de geschiedenis van Timour versierde.
Zeer fraaie miniaturen ter illustratie van
| |
| |
den Bostan van Sadi zijn ook van Behzad bewaard gebleven.
afb. 19. indische miniatuur op groenen achtergrond, 18e eeuw. eig. sarre, berlijn. (photo bruckmann).
Waarschijnlijk eveneens van Behzad - althans het inschrift vermeldt zijn naam als zoodanig - is het portret van Sultan Husseïn (afb. 17). Maar van wien het ook zijn moge, duidelijk is, dat het in zijn soort een meesterwerk is. De beheersching, waarmede elke niet strikt noodige lijn is weggelaten, zonder dat iets aan de gave af-heid van het portret ontbreekt, treft hier in nog sterker mate, dan in het portret van den jongen man in afb. 14.
Maar ook hier die verbluffende aan arabesken herinnerende soepele lijn, terwijl toch het geheel - en zelfs een detail als de halskraagversiering - den indruk van de strengste gebondenheid maakt.
In onze afbeeldingen kunnen wij natuurlijk niet weergeven de fijne kleurschakeeringen, die de Perzen in hunne miniaturen bereikten. Want ook hierin waren zij meesters; niet de felle kleurenpracht, die wij dikwijls meenen, dat onverbrekelijk bij het Oostersche landschap behoort, maar vooral de gevoelige, wazige kleuren. Een bewolkte horizon, eene bleeke lucht, waardoor het zonlicht als door een sluier neervalt, en daarin als tegenstelling een weelde van Oosterschen plantengroei, van bloemen; een zonsondergang met zachte violette, roze kleuren; parelmoerachtige lichtweerkaatsingen.
Zulk een landschap geeft onder de hand van den Perzischen kunstenaar eene stemming van ongekende innigheid, van diepe bezonkenheid.
De Chineezen, die eens hunne leermeesters moeten geweest zijn, hadden zij hierin ver overtroffen.
Hoe sterk die Chineesche invloed op de Perzische kunst moet geweest zijn, zien wij ook nog uit eene in afb. 18 weergegeven miniatuur op zijde. Vermoedelijk is zij van de hand van een Chineesch kunstenaar, maar zij werd in Perzië geschilderd.
In den tijd der regeering van Abbas I, een glansperiode in de Perzische cultuur, werd Mani, een Indiër van geboorte, aan het hof van den Shah verbonden, wiens werk, na dat van Behzad tot het beste van de Perzische schilderkunst wordt gerekend. Bij hem zien wij ook een juister begrip van perspectief. Uit zijn school moet ook de op een groenen achtergrond geschilderde miniatuur zijn, als No. 19 afgebeeld.
| |
| |
Bij de veelvuldige aanraking, waarin tengevolge van het handelsverkeer de Islamitische landen met de Westersche beschaving kwamen, is het niet te verwonderen, dat ook in de kunst de invloed daarvan merkbaar is. Zoo kon men op de Münchener tentoonstelling twee teekeningen zien, navolgingen, zooals men meent, van Gentile Bellini. En in verscheidene miniaturen van Mahomedaansche kunstenaars was de invloed merkbaar, dien zij van West-Europeesche kunst hadden ondergaan.
Maar ook in tegengestelde richting moeten die invloeden gewerkt hebben. Terloops stipten wij reeds aan, dat in schilderijen van de Vlaamsche, Hollandsche en Italiaansche scholen door Dr. Bode kostelijk materiaal gevonden werd voor de dateering van Perzische tapijten. Op zich zelf zou men in de afbeelding van die kleeden op schilderijen nog niet het bewijs kunnen zien van invloed, dien de schilderkunst van de zijde der Oostersche kunsten onderging. Maar Bode betoogt, dat niet alleen die Perzische tapijten veelvuldig op Italiaansche schilderijen als toevallige accessoires afgebeeld werden, maar dat de Italiaansche schilderkunst, met name de Venetiaansche school in haar coloriet en samenvoeging van kleuren langen tijd sterk onder den invloed heeft gestaan van de voorbeelden, welke zij zag in de Perzische tapijten, die later ook in Venetië zelf werden gemaakt. Eerst Giorgione en Titiaan zouden zich van dien invloed vrij gemaakt en een eigen palet zich gekozen hebben.
Dit is slechts een van de punten, waarop de Oostersche en Westersche kunst in eene aanraking met elkaar kwamen, die sporen naliet.
Zij waren op elk gebied der kunst en kunstnijverheid vele. Zelfs in de landen van Noord-Europa is de invloed van aanraking met de Mahomedaansche kunst sterk en duurzaam geweest. De handel moet de Scandinaviërs met de Mahomedaansche volken herhaaldelijk in aanraking gebracht hebben. Ook vochten velen van hen in de legers van den Byzantijnschen keizer tegen de Sarazenen. En waarschijnlijk brachten zij, ten slotte huiswaarts keerende, kleederen, eenvoudige tapijten, enz. mee naar het Noorden, die daar door hunne vrouwen werden nageweven.
Opmerkelijk is het de overeenkomst in motieven en kleurcombinaties te zien van een aantal Zweedsche weefsels uit het Historisch Museum te Stockholm op de Münchener tentoonstelling ingezonden, met Perzische voortbrengselen van weef- en tapijtkunst; alleen de kleuren zijn in de Noorsche landen wat levendiger, wat heller.
* * *
Ik vlei mij niet een beeld, hoe schetsmatig ook, van de Mahomedaansche kunst gegeven te hebben. Tot enkele opmerkingen, een greep hier en daar uit de overrijke stof, moest ik mij bepalen. Nog veel minder zal ik er in geslaagd zijn de als draden in een grillig weefsel elkaar kruisende invloeden te doen zien, die de talrijke volken en rassen, allengs onder den Islam vereenigd, op elkaar en op hun kunst hebben uitgeoefend.
Misschien zelfs is het mij niet gelukt den indruk te wekken, dat die rijke schat van voortbrengselen der Mahomedaansche kunst, die telkens weer door nieuwe vondsten verrijkt, door materiëele vondsten vermeerderd, door intellectueele vondsten ons onder een nieuw, helderder licht geplaatst wordt, niet alleen kostelijke genietingen voor onzen schoonheidszin kan geven, maar ook een onuitputtelijke bron is van leering voor den kunstnijvere, voor den sierkunstenaar.
En toch, verbluffender nog dan de groote hoogte, die de Mahomedaansche volken in verschillende, bijna alle, technieken van kunstnijverheid hebben bereikt, is de ongeevenaard rijke fantasie, waarmee zij telkens nieuwe motieven van versiering vonden en de oude weder tot nieuwe vormen ontwikkelden.
Is het te veel gezegd, dat nergens het ornament, de versiering om haar zelfs wil, tot grootere volkomenheid is gebracht, dan in de landen en in de tijden, wier kunstvoortbrengselen wij in den afgeloopen zomer te München konden bewonderen?
|
|