Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 21(1911)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 125] [p. 125] Holland. Door J. Reitsma. Langs langgerekte steile wanden stort bruisende de waterval waarvan het spattend schuim de wanden van 't bloeiend woud in luid geschal besprenkelt, dat de bloemen wuiven zacht trillende in den paarlendauw; dan verder gaat de bergstroom stuiven naar 't diepe dal, vanwaar nog flauw een zwak gemurmel zich doet hooren - gaat dan in 't boschgesuis verloren. En steiler stijgt het kronklend pad tot waar de eenzaamheid blijft zweven om lagen boom met bevend blad, in steenwoestijnen 't eenig leven. Daar rijst het droefgegroefd gezicht der reuzen van het eeuwig zwijgen, die in het avondlijke licht de eeuwen zien ter kimme neigen. O, mocht ik u toch eens verstaan! Ik zie uw raadslen zwijgend aan. De zon is tot den top gerezen en flitst haar stralen waar ik sta, door 't licht verduisterend mijn wezen zoodat ik mijn oogen nedersla. Daar duiken diepe, blauwe dalen, waar neev'len zweven, af en aan; de landen waar de menschen dwalen in 't eigen onbewust bestaan. [pagina 126] [p. 126] En verder strijkt mijn oog de grenzen waar 't blauw gewelf de aarde kust, en eeuwig boven alle wenschen de zondoorschenen koepel rust. Dáár, weet ik, zijn de lichte landen van 't ruischend, windbewogen graan. O, kon ik met mijn blanke handen van zegeningen tot U gaan o Holland, heerlijkst land der wereld, door d'eeuwgen schoonheidsdauw bepereld. Ik heb U lief, Uw lage landen omruischt door d'eeuwgen oceaan, waar aan de bloeiend-schuimge stranden de blondbehelmde duinen staan waaruit met fladderende vluchten de leeuwrik tot den hemel vliegt, dàn in 't getril der lenteluchten luid juublend op zijn liedren wiegt. Ik heb u lief, uw gouden weiden, waarover wolkenschaduw zweeft, waar 't roode dak, het zonverblijde, in blauwende verschieten beeft, waar 't hemeldiepe water spiegelt de witte wolken in de lucht, waarin der bloemen weerschijn wiegelt zacht wuivende op der winden zucht. Ik heb u lief, uw sombre dagen wanneer in 't late najaarslicht als wolken langs den hemel jagen verduisterend het zonnelicht, het rag der takken schijnt te breken in d'eenzaamheid van 't doodsgetij, wanneer uit ongeziene streken de macht der winden ruischt voorbij. Geen hooge pracht, maar innigheid is, wat Gij in uw wezen zijt. O, Holland, nooit genoeg bemind, mijn land, mijn moeder, 'k ben Uw kind! - Vorige Volgende