Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 21(1911)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] Drie liedjes door P.C. Boutens I Oud liedje - Ik hoorde uw zingen komen Van over de stille kreek... Wat hebt ge op den weg vernomen?: Gij ziet tot sterven bleek... Ik dacht dat gij beminden Als dooven gingt en blinden - Gij zult uw lief niet vinden: Hij is verreisd van hier. - Wat treedt gij tusschen ons beiden Gelijk de schim van een droom? Ziet gij niet aan mijn zijde Den jongen bruidegoom? Op stille morgenwegen Kwam mij zijn glimlach tegen... Wat is er u aan gelegen Of wij verreizen van hier? [pagina 40] [p. 40] - Wil toch uw zingen staken; Want zwijgen is u plicht: Zijn vader en moeder waken Waar hij verslagen ligt. Ten hoofdeinde en ten hielen Zijn bleeke knapen knielen Groetend de naakte ziele Die is verreisd van hier. - Wij gingen zoo kort tegader! Het lied is nog niet uit... Zeg gij zijn moeder en vader: Hun zoon komt met zijn bruid... En wilt ge ons lied niet hooren, Stop met uw nijd uw ooren - Wij zingen als tevoren Tot wij verreizen van hier! [pagina 41] [p. 41] II Wereldsch liedje Ik was een kind zoo rijk aan vreugd, Totdat mijn hart het niet meer droeg; Toen trok ik onder 't volk en vroeg: Wie deelt mijn overvloed van jeugd? Ik heb voor allen vreugd genoeg! Ik vond niet éen tot vreugd bereid: Zij staarden in afwezigheid Of aan een ver en somber ding Hun aller aandacht hing. Ik werd een kind zoo rijk aan smart, Totdat mijn hart het niet meer droeg: Toen trok ik onder 't volk en vroeg: Wie deelt den kommer van mijn hart? Ik heb voor allen smart genoeg! Daar was niet éen tot smart bereid: Zij staarden in afwezigheid Of aan een ver en heuchlijk ding Hun aller aandacht hing. [pagina 42] [p. 42] Toen voelde ik op mijn aangezicht Door een gestâge hand gebreid Het deksel der afwezigheid, Een weefsel ondoordringbaar dicht En zonder stoffelijk gewicht.... Nu naar het masker lacht of schreit, Vind ik bij elk gereed bescheid Of aan zijn minste wisseling Het heil der wereld hing. Zoo achter mom die lacht of schreit, Woont nu mijn blij-en-droeve kind: Het weinig dat hij diepst bemint, Bemint hij heimlijk weggeleid In ongemoeide veiligheid. En nimmer draagt hij aan den dag Zijn laten traan, zijn laten lach: Den glimlach waartoe smart hem bijt, De tranen door geluk geschreid. [pagina 43] [p. 43] III Simpel liedje Bosch en heide, veld en duin Waren onze groote tuin. Al de bloemen van het jaar Plukte en droeg ik de een na de aêr. Was het niet ons jonge roem: Iedren dag zijn andre bloem?... Nu is veld en gaarde leêg, Laatste blâren welk en veeg; En mijn hart na zomers lust Voelt hun dood als winst van rust: Wat is bloem en blad gedaan Nu uw oogen zijn gegaan? Toch van alle weet ik nog 't Geurig-kleurig kort bedrog: Voor mijn oogen die ik sluit, Bloeit de kelk zich zuiver uit; En zoo dikwijls als ik wil, Is het Juni, is 't April... Maar uw oogen die ik zag Bloeien naar mij dag aan dag, Die uw glimlach openscheen Uren lang voor mij alleen Tot ik in hun hartegrond Slechts mijn eigen oogen vond, Die 'k in de geheimenis Van al oogen om mij mis, Wier bestaan geen lust of leed, Leven niet of dood vergeet, - Hoe ik peins en zin en spied, Lief, uw oogen weet ik niet. Vorige Volgende