De naam van den maker.
De zoo droef beëinde tentoonstelling te Brussel zou tot heel wat overdenkingen aanleiding kunnen geven. Zij biedt bij uitstek gelegenheid verschillende nationaliteiten te vergelijken in hunne artistieke zoowel als kaufmännische praestaties. Wij zouden de opvatting van ons Hollanders eens kunnen beschouwen naast onze Duitsche buren, en dan als van zelf bijv. tot de conclusie komen, dat de Duitschers het ‘im groszen und ganzen’ toch van ons winnen, vooral wat aanpakken en vasthouden van een idee betreft.
Het pavilloen van Duitschland alleen reeds is, mooi of leelijk daargelaten voor het oogenblik, een ding waar de geest van de hedendaagsche Duitsche architectuur uit spreekt; terwijl het Nederlandsche slechts getuigt van een glorievol verleden.
Nu is het wel genoegelijk ons te koesteren in den roem van onze zeventiende-eeuwsche voorouders, evenals het wel aangenaam is familie te zijn van een of andere beroemdheid, maar het getuigt toch van een zeer laksche zelfgenoegzaamheid.
Wij willen den heer Kromhout hier op het oogenblik niet hard om vallen, hij had zelf aanvankelijk een ander plan gemaakt en heeft zich ten slotte geschikt naar de wenschen zijner principalen, die meenden, dat het gebouw niet moest zijn ‘een van Kromhout’, maar een duidelijk te herkennen ‘Hollandsch gebouw’.
Wij zijn het hiermede in zooverre eens, dat het niet mocht zijn een persoonlijke uiting van één man, tenminste wanneer die uiting niet weergaf het type van onze hedendaagsche architectuur. Nu is dit waarschijnlijk een zeer moeilijke opgave, maar juist daarom was er van een algemeene prijsvraag in deze wellicht iets te verwachten geweest, en hadden wij mogelijk een ontwerp gekregen, dat het ‘moderne Nederland’ vertegenwoordigde.
Nu is het iets als de Vollendammertjes, die aardig zijn, (behalve als brochjes, zooals ze in de Japansche afdeeling zelfs verkocht werden), maar daarom nog niet als type van ons Hollanders aangemerkt behoeven te worden, al zal heel de wereld ze gelijk de Renaissance trapgeveltjes als Hollandsch herkennen.
Wij zouden voor onze inzendingen geen pavilloen gewenscht hebben als Duitschland, ik neem aan, dat velen het zelfs zeer leelijk vonden en de dakvensters als oogen van een groot en wild dier zagen, maar deze lieden zullen toch moeten getuigen, dat het al geheel een ding was, dat het moderne Duitschland representeerde en als zoodanig een voorbeeld, vooral wanneer wij nagaan hoe Duitschland in betrekkelijk korten tijd, maar met zeer goede inzichten zich in de richting der moderne bouw- en sierkunst ontwikkelde. Ik zeg nog eens: het is hier geen kwestie van meerdere of mindere appreciatie van hetgeen ze maken, maar wel van het degelijke groote aanpakken, van het begrip van organisatie, dat zich niet in kleinigheden verliest.
Om slechts enkele voorbeelden te noemen, de leerkrachten aan de kunstnijverheidsscholen zijn de beste menschen, die te krijgen zijn op kunstnijverheidsgebied, maar... verdienen ook tractementen hunner waardig en worden daarenboven door regeering van stad en land in de gelegenheid gesteld telkens opdrachten uit te voeren, waardoor zij zelf niet in het onderwijs ten ondergaan, maar voortdurend voor nieuwe opgaven komen, waar natuurlijk hunne leerlingen van profiteeren. En ten onzent?.. Wij willen geen namen noemen, maar weten te goed, dat het directeursschap van een groote school weinig tijd laat tot eigen werk en in hoofdzaak een administratieve functie is, zij het dan ook in nog zoo'n uitgebreiden zin genomen.
Trouwens in Duitschland is een ontwerper op kunstnijverheidsgebied iemand, zelfs als hij daarenboven les geeft, ten onzent slechts een bijzonder soort schoolmeester. Deze kwestie van appreciatie draagt er toe bij dat het publiek in de eerste plaats en de fabrikanten van zelf ook, er belang in stellen wie de ontwerper is geweest, van behangsel, wie van linoleum, van aardewerk, van borduursels, van boekversieringen.