predicaat feitelijk onwaardig is. Ten slotte echter is ook het publiek mede verantwoordelijk voor al dat minderwaardige Japan-gedoe, omdat het maar koopt zonder te oordeelen, zonder te zien.
Want er komt ook wel goed werk uit handen van den tegenwoordigen Japanner, vooral wanneer hijzelf naar de houtsneden, naar de vazen en bronzen van z'n groote voorgangers heeft gekeken.
De prenten hebben nog wel niet die zelfde prachtige kleurcombinatie der oude, de aniline deed zijn intocht in het Rijk van den Chrysantemum; maar tal van moderne houtsneden uit den laatsten tijd bewijzen dat de Japanner over den export-tijd heen raakt.
Van de Japansche firma Ken-Hoshino uit Tokio, die thans te Londen een filiaal van hare zaak heeft (New Courts Chambers 57 en 58 Chancery Lane) ontving ik dezer dagen een serie door haar uitgegeven Japansche houtsneden die waarlijk naar de bekoring der oude streefden. De kleur is nog wat hard en het papier niet zoo soepel als wij dat gewend zijn, maar toch kunnen deze platen, waarvan er voor enkele een groot aantal verschillende kleurplankjes noodig was, bewijzen, dat, mits men zelf maar uit z'n oogen ziet, onder het hedendaagsche Japansch wel goed werk te vinden is.
Daar zijn lange paneeltjes; een avondlandschap met opkomende maan, en een nacht op de rivier, waar tegen de kleur van het water zich een schuit donker afteekent, en alleen het licht uit de ruitjes even opflikkert in dit stemmige geheel, die doen denken aan die avondgezichten van Hiroshigé. Naast deze impressies van het landschap, zijn er dierstudies die, zij het nog niet geheel in gevoeligheid van druk, toch in teekening de goede oude nabij komen. Een kraai op een tak, vliegende ganzen, watersnippen, een arend, een uil, zij zijn allen uitstekend in hun karakter geobserveerd en met een eenvoudigheid weergegeven, die ons de dieren van een Sosen in herinnering brengen; en de plantstudies, bloeiende takken van de kers, de appel, de wysteria, zij doen voor de dierenteekeningen niet onder.
Waar men tegenwoordig veel ijvert voor eenvoudige versiering in scholen en kinderkamers, daar zouden deze vogel- en plantstudies, waarvan de prijs tusschen 1 sh. en 2 sh. varieert, goede diensten kunnen bewijzen.
Sprekende over Japansche kunst, kom ik vanzelf tot een uitgave die mij onlangs bereikte, en, al geeft zij dan ook maar een zeer beknopten indruk van Japansche schilderkunst, toch niet onvermeld mag blijven.
‘L'Art Japonais’ heet een deeltje der serie die, in het Duitsch en Fransch verschenen, voor Nederland en Koloniën onder den titel ‘het artistiek schoone’ door den uitgever C.L.G. Veldt in den handel gebracht wordt.
Het is een uitgave waarvan zoowel de illustraties als de tekstdruk er bijzonder verzorgd uitzien, en die in het vrij korte bestek een aardig beeld geeft van een kunstperiode of van een enkelen kunstenaar. Het spreekt van zelf, dat, waar het zoo'n uitgebreid veld betreft als ‘L'Art Japonais’ men bezwaarlijk met een ruim vijf en twintigtal wijdgezette pagina's volstaan kan; maar toch krijgt men zoowel door de uitstekend gereproduceerde afbeeldingen als door de schets van Lawrence Binyon eenig begrip van de verschillen tusschen het werk der Kano-school en dat der Ukiyo-yé, tusschen de groote schilderschool en die der houtsneden in het bijzonder.
Behalve dit deeltje over Japansche kunst, verschenen er monografieën over Félicien Rops, Hogarth, Degas, Boehle, Delacroix, Rossetti, Hodler en de Zwitzers, Oberländer en Schwind, Constantin Guys en over oude Engelsche meesters.
Deze laatste aflevering is gewijd aan het werk van Reynolds, Romney, Turner, Gainsborough en andere Engelsche portretkunstenaars.
Een aardig nummer met zeer geslaagde reproductiën, maar ook weer wat heel erg beknopt.
Een essay over één kunstenaar in één enkel nummer lijkt mij, de plaatsruimte in aanmerking nemende, al voldoende.
In het najaar zal in deze serie een afzonderlijke aflevering verschijnen over Jozef Israëls door den heer C.L. Dake.
R.W.P. Jr.