Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 20
(1910)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 306]
| |
Schaarkunst, door C. van Son.
fig. 1. (verkleind).
Schaarkunst, wat is dat eigenlijk? Het woord schijnt niet zoo algemeen bekend, want toen ik naar aanleiding van een oud album met sierlijke knipsels, dat ik bij een Hollandsche familie aantrof, besloot over deze kunst, of wilt ge kunstigheid, een opstel te schrijven en op zoek ging naar wat stof en geschiedenis, moest ik vaak het woord verduidelijken. In de woordenboeken zoekt men het woord te vergeefs. Onder schaarkunst verstaat men de kunst om met een schaar uit papier of andere stof figuren te knippen. Men spreekt ook van papieren snijkunst, knipkunst of silhouetteeren. Dit laatste woord is afgeleid van den naam van den Franschen ‘controleur général des Finances’, Etienne de Silhouette (1709-1767), aan wien ten onrechte de uitvinding werd toegeschreven portretten en figuren uit zwart papier te knippen, ook genoemd ‘zwarte’ kunst. Maar de schaarkunst is al veel ouder. Het gelukte mij niet een verhandeling over deze kunst in handen te krijgen. Wel vond ik hier en daar in tijdschriften een kort praatje bij silhouetjes, maar altijd van Duitschen oorsprong. Ik wil in dit opstel aantoonen, dat deze sierkunst in ons land veel en zelfstandige beoefening vond. Maar vooraf een enkel woord over sierkunst in 't algemeen. * * * De mensch heeft van de vroegste tijden af getracht de grondstoffen, die hem ten dienste stonden, te verwerken tot zijn nut, maar ook gehoorzaamd aan de neiging, die men het begin van alle sierkunstontwikkeling zou kunnen noemen, zijn gebruiksvoorwerpen hoe primitief ook te verfraaien met ornamentiek. Oude opgegraven urnen van ruw onbeholpen maaksel vertoonen die behoefte aan versiering in zigzag-kerven of arceeringen; ook wel in dier- en plantmotieven, uitsluitend als verfraaiing van het gebruiksvoorwerp aangebracht, meestal zeer primitief; maar er gaat juist daarvan, als kennelijk begin-stadium van een eerst door ontwikkeling en cultiveering tot zekere volmaking gekomen versiering, een bekoring van oorspronkelijkheid uit. Voor elke versieringskunst zou de ontwikkelingsgeschiedenis geschreven kunnen worden: van de lijnen-combinatie, waaruit nauwelijks een gedachte of vorm is op te maken, tot de bestudeerd bewuste ornamentiek van den ingewikkeldsten en weelderigsten figurenrijkdom, zooals stameling van klanken aan het redenaarstalent voorafgaat.
fig. 2. vrije symetrische knipsels. fröbelmethode.
De loop der ontwikkeling van een of andere kunst is dikwijls ook na te gaan uit de manier, waarop het uitbeeldingsvermogen van een kind zich openbaart en verfijnt. Ik bedoel dit: de ontwikkeling van den kunstaanleg bij één persoon doorloopt dezelfde phasen als die eener kunst over verschillende geslachten. | |
[pagina 307]
| |
Geef een twee- of driejarig kind lei en griffel, papier en potlood in handen - het zal er dikwijls zelf om vragen - en het begint met allerlei verwarde halen en krassen neer te zetten. Er ontstaat een chaos van lijntjes en krabbels, waaruit niets valt op te maken. Maar langzamerhand vereenvoudigen zich de lijnwarrelingen en met de ontwikkeling van het waarnemingsvermogen houdt de vaardigheid van de hand in het uitbeelden van wat 't oog aanschouwt gelijken tred, tenminste als er talent aanwezig is.
fig. 3. joanna koerten block. (van de beide linksche engeltjes draagt het eene 'n schaartje, het andere een vel papier met een knipsel).
Hoe verrassend dit tot uiting kan komen bewijzen de beide dierfiguren, hierbij afgebeeld, geknipt door een kind van drie jaar uit grijs papierGa naar voetnoot*). Dat het een olifant en een bok heeft willen afbeelden is duidelijk. Fröbel (1782-1852) is de paedagoog geweest, die de neiging van het kind om het waargenomene af te beelden, om zich iets te scheppen uit onder het bereik liggende grondstoffen en zijn maaksel te versieren, tot methodiek heeft verheven. Met zijn acht speelgaven, zijn mozaikwerkjes, ringen, leg-, vouw- en bouwstokjes, vlechtlatjes en vouwblad, en ten slotte zijn papierwerk heeft hij den opvoeder van het jonge kind geleerd hoe hand en oog te oefenen, den smaak te ontwikkelen en mogelijk aanwezig talent gelegenheid tot openbaring te geven. Het is dat papierwerk, waarop ik voor mijn onderwerp de aandacht wensch te vestigen. De eenvoudigste wijze om uit papier ornament te verkrijgen is het scheuren. Een regelmatig stukje wit of gekleurd papier wordt herhaalde malen dichtgevouwenGa naar voetnoot*) en dan langs rechte en kromme aangegeven lijntjes met duim en vinger gescheurd. Opengevouwen vertoonen zij dikwijls de fraaiste figuren. Later worden dezelfde oefeningen met de schaar herhaald en komt het kind dus tot het eigenlijke knippen, tot primitieve schaarkunst. Ieder heeft zich in zijn jeugd wel met dit spelletje vermaakt, maar het lukraak verknippen van een herhaaldelijk toegevouwen papiertje zonder dat men vooruit het resultaat kent, kan bezwaarlijk met het woord kunst (in zijn bescheidenste beteekenis dan altijd) worden bestempeld. Meer bewust zijn de zoogenaamde vrije knipsels, symetrische figuren (fig. 2), zooals lamp, paraplu, boom, kikvorsch en de bekende | |
[pagina 308]
| |
dansende kinderrij, jongens en meisjes, waarbij de helften door dubbelvouwing gelijk geknipt worden. Hierbij sluiten zich aan het maken van de molentjes, waarmee de molentjesman loopt, de bobèche om pianokaarsen, het leesteeken met V-vormige insnijdingen, waarvan de oneven worden omgeslagen, het vischnetje of de vogelkooi, dat na de insnijdingen uitgetrokken wordt enz. Smaak en vernuft brengen daarbij dikwijls behaaglijke ornamentiek te voorschijn.
fig. 4. frederik, keurvorst van brandenburg, door joanna koerten, verkleind. (ook het latijnsche vers is in het papier gesneden).
En men kan zich voorstellen, dat wie eenmaal zich op het figuurknippen uit papier toelegt langzamerhand komt tot de eigenlijk gezegde schaarkunst, waarbij hij los van methodiek en voorgelegde patronen eigen vormen schept en in zijn grondstof op individueele wijze de dingen om ons tracht uit te beelden. Uit de Fröbelmethode kan echter de schaarkunst niet zijn voortgekomen omdat deze h.t.l. een bloeitijdperk heeft gekend in de 17de, zoowel als in de 18de eeuw, terwijl Fröbels speelgaven dagteekenen uit het begin der 19de. In welken tijd de gewoonte der kinderen om zich met figuurknippen onledig te houden op ouderen is overgegaan, die er een bepaalde studie van maakten, is niet met zekerheid te zeggen. Er bestaat een boekje geschreven door een Duitsch luitenant, zekeren Grabner, getiteld ‘Brieven over de Ver. Nederlanden’. Deze officier was langen tijd op het eind der 18de eeuw in dienst onzer Republiek en geeft in zijn geschrift een overzicht over ons land. In een der brieven beschouwt hij de liefhebberijen der Hollanders van dien tijd en noemt onder deze ‘de knipkunst of de bekwaamheid om allerlei zaken uit papier te knippen’. Dit viel hem dus op als een bijzonderheid van ons land. Hij had er alleen enkele sporen van ontdekt in Duitsche kloosters, bewijs dat de liefhebberij ouder is. De schrijver trof vele specimen aan achter glas in lijst gezet met opschrift of opdracht ter gelegenheid van een huiselijk feest, zooals nu nog wel met borduur- of stopwerk wordt gedaan. De schrijver beweert van die dingen gezien te hebben die op 20 dukaten en meer waarde werden geschat. In een oude levens-beschrijving van Anna Maria Schuurman, die, zooals men weet in vele kunsten uitmuntte, wordt gemeld: ‘Op haare zes jaaren konde Anna Maria Schuurman met de Schaar en het Pennemes allerhande voorwerpen, en zelfs tekenstukjes snyden.’
* * *
De beroemdste Nederlandsche schaarkunstenares was Joanna Koerten-Block (1650-1715). Bij Petrus Conradi te Amsterdam is in 1774 uitgegeven: ‘Levensbeschryving van eenige voornaame | |
[pagina 309]
| |
meest Nederlandsche mannen en vrouwen, uit egte stukken opgemaakt.’Ga naar voetnoot*) Daarin vinden we omtrent haar o.a. het volgende vermeld:
fig. 5. liereman, door joanna koerten. (verkleind).
‘Johanna Koerten, Huisvrouw van den Heer Adriaan Block, geboren te Amsterdam den 17den November 's jaars 1650, mag met regt een Wonder, niet slegst van haar tyd, maar zelfs onder het Menschdom gehouden worden; zij muntede op eene verbaazende wyze uit in alles, waar in verbeeldingskragt, handen, en goede smaak te passe koomen. Van haare jeugd afGa naar voetnoot†) viel zy met drift op het leeren van allerlei zoorten Konsten en Handwerken, en slaagde daarin op eene zonderling spoedige en gelukkige wyze. Zy leverde daar menigvuldige blyken van in veelerhande stukken, als fraaie borduurselen, fyn kant naayen, konstig akernaayen, heerlyke speldewerken, verwonderlijke afgietzelen van was, deftig schryven, verrukkelyke muzyk, konstig met den diamant op glas te schryven, en allerhande voorwerpen te teekenen, versierde bloemen zo levendig en volkoomen te maaken dat men derzelver verschil met de natuurlyke nauwelijks ontdekken konde; andere bloemen en sieraaden van zyde gevlogten en doorwerkt saam te stellen, met waterverven te schilderen, en meer andere konsten, waarvan nog het een en ander te zien is. Buiten deze gemelde bezat zij eene anderen konst, namelijk met de schaar en het pennemes in het papier te tekenen, om zo te spreken, welke konst zy tot zo groote volmaaktheid bragt, als mogelyk niemand dezelve vóór haar ooit bezeten hadt; zy slaagde in alles by uitstek wel, maar hierin scheen zy haar zelve te overtreffen, gelyk zy er dan ook een eeuwigen naam door verkregen heeft: want hierin is zy en zyn haare nog voorhanden zynde stukjes, altoos het voorwerp van verwondering geweest voor alle konstkenneren, die voor hunne oogen zagen, dat zy door eigen vernuft en onbedenkelyk geduld en yver met de schaar heeft uitgewerkt, al hetgeen een bedreeven hand door de tekenpen in opzigt van der menschen gelaat en karakterizeerende wezenstrekken kan verrigten. Ook heeft zy landschappen, beesten, vogels en bloemen, en meesterlyke trekken van groot en klein schrift gesneeden.’
Een ander levensbeschrijver zegt van haar: ‘Haar snyschaar was als der schilderen Penceel, in haare hand, en daarmede heeft zy veele wonderen voortgebragt. In 't afbeelden van Wezens trof zij zoo net, dat men den man maar eenmaal 't zy levendig of | |
[pagina 310]
| |
in prent behoefde gezien te hebben, of men kende hem met den eersten opslag. In 't waarnemen van verschieten, schaduwen, hoogten, diepten enz. 't voornaamste sieraad der schilderyen, was zy meesterlyk afgericht, en wist het juiste zoo net te treffen, dat de grootste Meesters der Schilder Konst daar over verbaast stonden, gelyk ook de voornaamste Konstenaars in 't schryven over de Letters en trekken der Byschriften onder de afbeeldzels.’ Ook de bekende Arnold Houbraken gewaagt in zijn werk De Groote Schouburgh der Nederlandsche Konstschilders en Schilderessen van haar veelzijdige gaven. Wij glimlachen nu een weinig om deze verheerlijking. Maar Janneke Koerten, zooals zij voor haar huwelijk genoemd werd, schijnt toch wel een Europeeschen naam te hebben gehad, want de aanzienlijkste vreemdelingen brachten haar bezoeken o.a. Czaar Peter I en Maria van Engeland. De keurvorst Johan Willem van den Paltz moet haar zelfs voor drie harer knipsels 1000 gulden hebben geboden. Voor keizerin Anna Maria Josepha van Neuburg maakte zij ‘een heerlijk stuk werks, bestaande in bloemen, wapens, arendskronen in lofwerk versierd van gevlogten zyde, waarvoor meer dan vierduizend guldens gegeven zyn.’ En voor den keizer Leopold sneed zij diens portret met een vers er onder, dat in de ‘Konstkamer’ te Weenen ‘ter eeuwige gedagtenis’ is opgehangen. Dit moet een harer meesterstukken zijn geweest, maar een onderzoek op mijn verzoek door het Nederlandsch consulaat aldaar met groote welwillendheid ingesteld in verschillende openbare musea en bijzondere verzamelingen, ook die van het koninklijk-keizerlijke huis bracht niets aan het licht. Eindelijk gelukte het mij toch een drietal harer knipsels te ontdekken, misschien de eenige die nog bestaan.
fig. 6 czaar peter de groote, door joanna koerten. (verkleind, het geheele blad is met de schaar bewerkt).
Ze zijn in het bezit van den heer E.W. de Flines te Bussum, vermaagschapt aan Adriaan Block. De beschouwing der afbeeldingen door den eigenaar welwillend ter reproductie afgestaan, zal ieder doen zien, hoe de papieren snijkunst van Joanna Koerten een zeer bijzonder eigen karakter draagt, geheel verschillend van de silhouet-manier of vlakke knipkunst. De breede behandeling van den liereman (fig. 5) vermoedelijk naar een oud prentje geknipt, zou doen denken aan een penschets onzer oude meesters, indien enkele verschoven en opgekrulde reepjes papier niet de schaarkunst verrieden. Dat hier werkelijke artistieke wedergave te bewonderen valt, bewijst de draperie van des keurvorsten kleed (fig. 4) en de hermelijnen kraag benevens de kunstige reliefbeelding op den achtergrond. En welk een levendige uitdrukking is er in het gelaat van Czaar Peter, dien de schaarkunstenares naar het leven knipte (fig. 6). | |
[pagina 311]
| |
Inderdaad dit werk beantwoordt aan drie eischen, die men schilder- en teekenwerk mag stellen: juistheid, diepte en stofuitdrukking en de geheele manier van behandeling wijst op een grooten aanleg voor de etskunst. Die beide vorstelijke figuren, doen zij niet aan geëtste platen denken? Joanna's tijdgenooten waren vol bewondering voor hare kunst, wat ten duidelijkste blijkt uit een lijvig boek,Ga naar voetnoot*) dat ik in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage aantrof, met talrijke gedichten op haar papieren snijkunst. Meer dan honderd poëten, of die er zich voor hielden, uit alle oorden des lands, hebben haar of hun bewondering in meest statige, van mythologische beeldspraak overvloeiende vaerzen, naar den geest des tijds, in het album geschreven, vooral predikanten en hoogleeraren. Om er enkelen te noemen: Hieronimus Simon van Alphen en Melchior Leydekker, hoogleeraren te Utrecht; Haverkamp en Bidloo idem te Leiden; Abrahamsz, menistenleeraar te Amsterdam; Kaspar Brandt, Remonstrantsch leeraar aldaar; David van Hoogstraten, doctor in de medicijnen; Joan Blaauw, Secretaris der Stad AmsterdamGa naar voetnoot†); Pieter van Baerle, Abraham Bogaert, Jan Faber enz. Ziehier enkele fragmenten: Haar schrandre geest, waar zich de vingren reppen,
Weet Beelden, Dieren en Gebloemte op 't schoonst te scheppen.
Laat Atropos, verwoed, de dierb're levensdraân
Der Grooten onzer eeuw, vermaard door hunne daân,
Met haare Noodlots-schaar afsnijden tot zij sneeven,
Joanna's Kunstschaar geeft op nieu hen 't waardig leven.
De Scheepsbouw staat verbaast, als zij haar ziet een schip
Voltooyen naer den eisch, dat, vrij voor bank en klip,
Aan d'eeuwen is gewijdt; en schoon het schuwt de baaren,
Nochtans met haaren naam den aardkloot rondt zal vaaren.
Kataryne Lescailje.
‘De Pen van juffrou Maria Garnier, gebooren Bouget’ schreef ‘aan het Schaartje van juffrou Joanna Blok, gebooren Koerten’, o.m.: Sneedig schaartje, scherp gesleepen,
Waar mee 't meer gesleepe brein
Groote wondren doet in 't klein.
fig. 7. voorstudie, bloem en bladmotief, door willem eigeman.
Een andere dame omschrijft aldus Joanna's kunst: Zij toont ons water, zeên en lant;
Laat vogelen en visschen zweeven;
Geeft tam en wilt gedierte 't leven
En heeft en boom en bloem geplant,
En hoven vol van heerlijkheden,
Elk, als een Tempe, schoon gesneeden.
Aan vorsten rijk van Majesteit
Monarchen, Prinssen, groote Heeren,
Die thans de weerelt door regeeren,
Gunt haare schaar d'onsterflijkheit.
Daar kan, zoo komt elx beelt te praalen,
Noch marmer noch metaal bij haalen.
Geertruyd van Halmael.
Ook enkele bewonderaars geven we even het woord: Men roeme dan Joannaas Schaarkunst vrij
En zett' het bij de Wondren aan het Y.
Joannes d'Ontrein,
Hoogleeraar te Dordrecht.
Een wonder strekt het bijschrift met zijn letteren,
Zoo zuiver in 't papierbladt uitgesneên,
Dat schrijfkunst zelf, noch druk van letterzetteren
In 't groot dit zou verbeteren, of in 't kleen.
Hier laat zij 't niet bij steken: bosch en bomen
Verleent de schaar natuurlijk: en wie ziet
Zijn oog niet blint aan zeilen op de stromen
Voor Amsterdam, verflauende in 't verschiet.
Het boschhout schijnt te schudden, en zijn blâren
| |
[pagina 312]
| |
fig. 8. ornament met figuurtjes, door willem eigeman (verkleind).
Niet stil te staan: men zou geloven, dat
De vloet ook van den Ystroom met zijn baren
Waarachtig schuimt, en kiel bij kiel bespat.
Joannes Vollenhove, Kerkleeraar in 's-Gravenhage. Al trok men naar des werelts endt,
Men vindt geen, die haar weerga kent.
Henricus van Born.
Toen haar roem na 30 jaar ten toppunt was gestegen, dichtte ‘der medicijnen doctor S.C. v.d. Loef’: O weergalooze vrou, zoo afgerecht op 't snijen!
Al 't puik der poëzy moet tot Uw roem gedijen.
Uw edle schaar verdient aan 't stargewelf vereert
Bij Orfeus lier, vermits gij zelf u hebt geleert
Deze onbegrijpbre kunst: geen oog kan zich verzaaden,
Maar staart op 't schitteren van al uw gulde bladen.
Dus zong hij, die aan 't Y, op 't klaarste van den dag
Met veel eerbiedigheit uw wondre kunstzaal zag.
Zekere Hermanus van den Berg smeedde een vervaarlijken herderszang, waarin de volgende typisch Helmersche ontboezeming: .... eer zal 't gevogelt van de min
De dartle duif en zwaan in raave of kraai verkeeren,
Eer zal de wolf bij 't lam het groene gras afscheeren,
En 't veltkonijn de fret vervolgen in het hol;
De bruinvisch eer het nat verlaaten en de mol
Voortteelen in de kroon van hooge denneboomen.
De zilverblanke maan neerstorten in de stroomen,
En 't miertje zorgloos zijn; de koekoek d'ouden zang
Vergeeten, 't pluimgediert zijn velttoon zonder dwang
Verzwijgen, en eer 't gras den groenen sprinkhaan eeten,
Eer ik haar schrandre geest en kunstschaar zal vergeeten.
fig. 10. letterknipsel, 1782 (verkleind).
| |
[pagina 313]
| |
nares vormen en in allerlei puntdichten worden letteromzettingen (anagrammen) toegepast, b.v.:
Noit kon een aâr
Zo snijde met de schaar.
De eerste regel is gevormd uit de letters van Joanna Koerten. Een der beste gedichten in den bundel, te lang om het hier over te nemen, is van Ds. Kasper Brandt Geeraardtszn., dat aldus begint: Een ander roeme op kunstgebouwen
Van wit arduin of marmersteen,
Of gae de wonderen beschouwen
Van Memfis, Romen of Atheen,
...............
Mijn Zangnimf stekt haer toon en snaer
Op 't Kunstwerk van Joannaes schaer.
fig. 9. medaillon met ornament door willem eigeman (verkleind).
volgende Fransche ontboezeming van zekeren Pierre Marin: Koerten de ses subtils ciseauz
avecque du papier imite la Nature:
elle dispute à la sculpture
aux arts parents de la peinture,
tous les traits delicats et beaux.
Les voyageurs ici admirent des canaux;
d'orgueilleux Batiments; Mille flottans chateaux;
et sortis de hollande, ils vantent leurs voyages;
mais s'ils n'ont de Koerten vu les rares ouvrages
ils ont des païs-bas Le prodige oublié,
et d'Amsterdam leur oeil n'a vu que la moitié.
Zelfs vindt men in het album een gedenknaald of eerzuil, te aardig als curiosum, om haar niet over te nemen, al maakt zij duizelig door onbegrijpelijk zinsverband, en al wordt onze pagina er typografisch leelijk door.
fig. 11. de winter, door willem eigeman. (verkleind, men lette op het schaartje boven den titel).
| |
[pagina 314]
| |
Lof
of
Met eer,
Te meer
Haar gaven
Dus draven
Door schaar en kant,
Vol geest, verstant,
Dies god'lijk zwieren,
Gesneën papieren,
Die op het aardrijk leeft,
En kunst als niemand heeft,
Hoe Koerten heeft gevonden
En gaat met roem verkonden,
Joannaas eigen werk en naam;
Doch nu bazuint de schelle Faam,
En niet van die ze zelf verrichten,
Van elk die wonderen deedt stichten,
Die luister zweeft alleen in 's werelts perk
Geen Artemis haar prachtig metselwerk;
Geen Faro zal zijn vuurbaak weêr beschouwen,
Noch Babels muur, noch Memfis grafgebouwen,
Noch 't groot Kolossusbeelt, noch tempel van Diaan,
Men vindt niet meer Jupyn te Pize blixems slaan,
Met pracht en praal, zijn thans in gruis en as verdweenen
De zeven wonderen, hoe heerelijk verscheenen.
GEDENKNAALDT ter eere van JOANNAKOERTEN. De rijkdom harer onderwerpen moet groot geweest zijn. Zij knipte spreuken en zinneprenten, zegewagens en pyramiden, teekeningen en schilderijen, naamverzen en grafschriften, landschappen en zeegezichten, veel mythologische en bijbelsche voorstellingen, de gebroeders Johan en Cornelis de Witt (den een op de voorzijde, den ander op de keerzijde van 't zelfde blad papier), Koning-Stadhouder
fig. 12. hondentypen, uit de vrije hand geknipt door paul konewka.
Willem III, Czaar Peter, de 12 Romeinsche keizers, den bekenden duivelbestrijder Ds. Balthasar Bekker, enz. Zeer merkwaardig moet geweest zijn: ‘Een kruik of bloempot daar een spinne zich bij eenen heelen fijnen draad konstig neer laat daalen.’ Uit een puntdicht van ‘een Gorcumschen kerkleeraar’ blijkt, dat er nog een grootmeester in de schaarkunst bestond n.l. Van Vliet, die het echter tegen haar moest afleggen. En dat zij geen voorgangers heeft gehad zou kunnen blijken uit het volgende puntdicht van den Zwolschen predikant Matth. Noppen: Uw schaar heeft beelt in 't wit papier gebracht
Door edle knippen, dat noit voorgaande eeuw bedacht.
fig. 13. kinderspelen, door willem eigeman (verkleind).
* * *
Als bewijs, dat de schaarkunst met Joanna Koerten niet uitstierf, moge het werk dienen van den heer Willem Eigeman, koopman te Leiden, wiens levenstijd zich juist bij den haren aansluit. Zijn knipsels maakte hij van gewoon wit Hollandsch papier soms van zwart of gekleurd. Zijn instrument was een gewoon schaartje en meestal vouwde hij de vellen | |
[pagina 315]
| |
fig. 14. jachttafereel, door willem eigeman (zeer verkleind).
dubbel om symetrische ornamentiek te krijgen. De voornaamste figuren of insluitende veelhoeken werden met enkele schetslijnen aangegeven, overigens ging alles uit de vrije hand en merkwaardig is wel, dat de heer Eigeman zijn liefhebberijkunst vooral op zijn ouden dag beoefende zonder gebruikmaking van een bril. Joanna Koerten schijnt meermalen last gehad te hebben van den nadeeligen invloed dien het fijne knipwerk op haar oogen uitoefende. Geen wonder als men bedenkt hoe de knipsels dikwijls gelijken op het fijnste kantwerk. Hoe vast van hand en scherp van oog moet de schaarkunstenaar zijn om behaaglijke ornamentiek of mooie landschap-silhouetten uit een eenvoudig stuk papier te voorschijn te brengen. Penseelstreken en krijtlijnen kunnen worden overgetrokken, een verkeerde knip is niet meer over te doen en dus moet de karakteristiek in eens worden gegeven. Het album, waaruit de familie Eigeman mij toestond verscheiden knipsels te fotografeeren, toont een zekere methodiek aan. Als voorbeeld daarvan kunnen dienen de hierbij afgebeelde blad- en bloemmotieven, vooroefeningen voor de latere bloempatronen, guirlanden en tafereelen (fig. 7). Willem Eigeman muntte meer uit als ornament- dan als figuurknipper en men kan hem gevoeglijk meer een liefhebber dan een vakman noemen. Toch geeft zijn werk meermalen de bekoring van kunst. Een der moeilijkste opgaven schijnt altijd wel geweest te zijn het knippen van een verjaarvers, spreuk of opschrift in krulletters. Daar ze alle aan elkaar verbonden moeten zijn is het een uiterst moeilijk werk. Het hierbij gaande voorbeeld met den eigen naam geeft er een denkbeeld van (fig. 10). In het album is een half vergaan groot blad met een verjaarvers zeer kunstig als filigrainwerk geknipt, te teer om het in handen te nemenGa naar voetnoot*). Dat Willem Eigeman het een heel eind in de kunst heeft gebracht bewijzen o.m. zijn hierbij afgebeelde Kinderspelen (fig. 13), Visschersvreugd (fig. 17) en Jachttafereel (fig. 14), vooral het laatste is fraai van compositie en levendig van voorstelling. De heer Jan Kopper, geboren te Rotterdam in 1713, dus een tijdgenoot van Willem Eigeman, moet ook hebben uitgemunt in de papieren snijkunst.
fig. 15. papagaaienkooi (maker onbekend). oud-hollandsch werk.
Mij zijn geen knipsels van zijn hand bekend, maar de ‘Catalogus der Tentoonstelling van voor Nederland belangrijke oudheden en merkwaardigheden in de provincie Zuid-Holland’, gehouden te Delft in 1863, vermeldt op blz. 91 onder No. 2239: ‘Twee groote schilderijen in papier, voorstellende water met schepen, en eene kleine voorstelling: Visschers, ingezonden door Dr. J.M. Stipri- | |
[pagina 316]
| |
aan Luiscius. Hierbij een gravure naar de hierboven genoemde schilderij en de beschrijving van het konstcabinet van papieren snijkunst, gewrocht door J. Kopper.’ Zijn portret in olieverf, geschilderd door N. Muys, was ook op die tentoonstelling aanwezig, van denzelfden inzender. Nog vindt men in genoemden catalogus op blz. 92, No. 2244 vermeld: ‘Een knipsel op fluweel en een keurig gesneden bloemstuk, vervaardigd door S. Hordijk van Delfshaven, ingezonden door H.A. Koster.’ Men deelde mij ook mede, dat de heer C. van der Kellen, opzichter aan 's Rijks Munt te Utrecht een bewonderenswaardige vaardigheid had of nog heeft in knipwerk uit papier. Men verhaalt van hem, dat hij onder een gesprek met u uitvoerig een militair kamp knipte, geheel naar eigen fantasie, zonder eenige voorafgaande teekening of schets. Hier hebben we dus hetzelfde verschijnsel als bij Joanna Koerten en waardoor ook haar papieren snijkunst min of meer tot de wonderen behoorde.
* * *
Er is in deze kunst heel wat geliefhebberd en de kunst werd dan heel vaak een kunstje, maar er zijn ook beoefenaars geweest, die er hun geheele leven aan gegeven hebben. Men kent de handige silhouettisten, die op kermissen, tentoonstellingen of in wereldstad-café's uw profiel in minder dan geen tijd uit een stukje zwart papier knippen. Joh. Trojan vertelt in ‘Velhagen & Klasings Monatshafte’, jaargang 1891/1892, afl. VI, over die silhouetteerkunst o.a. het volgende: ‘Als ich 1856 nach Göttingen kam, war es in der Verbindung, in die ich eintrat, noch Gesetz, dasz jedes neue Mitglied binnen einer gewissen Frist eine Silhouette von sich muszte machen lassen. Die wurde denn auch mehr oder weniger ähnlich mit Hilfe des Storchschnabels angefertigt. Aber schon während der Semester, die ich in Göttingen zubrachte, verschwand die Silhouette; sie wurde verdrängt durch die Photographie.’
fig. 16. de tulpboom, door willem eigeman (verkleind).
* * *
Nu ik in woord en beeld meen te hebben aangetoond, dat de Nederlandsche schaarkunst - die ook verscheiden onbekend gebleven ijverige kunstzinnige beoefenaars geteld heeft, getuige als voorbeeld de rank geknipte vogelkooi (fig. 15) - iets eigens wist te scheppen, moge ter vergelijking nog een en ander volgen over den beroemdsten buitenlandschen schaarkunstenaar: Paul Emil Valenton Konewka, in 1840 te Greifswald geboren. Ook als silhouettenteekenaar en illustrator had hij in de laatste jaren van zijn kort leven een goeden naam. Naar aanleiding van zijn silhouetversieringen voor de Duitsche uitgaaf van Falstaff en Zomernachtsdroom schreef een kunstkritikus: dat geen der veel geprezen meesters van zijn tijd hem evenaarde in fijnheid en schoonheid van karakteristieke menschen dierfiguren en in de levendige werking der omtrekken. | |
[pagina 317]
| |
Paul Konewka openbaarde zijn begaafdheid al vroeg. Als jongen van nog geen 6 jaar sneed hij met de schaar, uit snippers papier allerhande dier- en menschvormen, waarvan zijn vader een gansche verzameling aanlegde. Zijn vroegste proeven dagteekenen van 1845. 't Zijn meest paarden, die hij aanvankelijk uitbeeldt en hoe onvolkomen ook van vorm, getuigen ze van een scherpe waarneming der natuur. Er is geen eentonigheid in zijn modellen, want bijna alle actiën zijn vertegenwoordigd, ook verkorte standen, zelfs rassen weet hij te typeeren (fig. 12). Opmerkelijk is dat hij zoowel dichtbij als veraf het kleinste schrift kon lezen. Dit wijst op een accomodatievermogen, dat hem bij een dergelijk minutieuse kunst zeer te stade moet zijn gekomen. Vooral op 10- à 12-jarigen leeftijd heeft hij ontelbaar vele knipsels gemaakt van al wat hij in zijn omgeving zag en bijna alles munt uit door typeering: dames en heeren in de toenmalige kleederdracht, studenten, geestelijken, soldaten, politieagenten, werklieden, zeelui, visschers, herbergiers, kellners, dienstmeiden. Van lieverlede breidden de enkelvoudige proeven zich uit tot groepen en composities van onderscheiden aard (fig. 18). Herten, reeën, gemzen, zwijnen, kippen, eenden, hazen, katten en vossen beeldde hij in treffende gelijkenis uit en, als hij twijfelde aan de zuiverheid der omtrekken, zocht hij eerst buiten een goed model. Op de Greifwalder veemarkt liep hij steeds studiën te maken. Zijn composities werden hoe langer hoe ingewikkelder: jachttafereelen, circustooneelen, herders met kudden enz. Zijn vader, Pool van geboorte, vertelde hem van den Poolschen opstand en hij illustreerde, geheel uit zijn verbeelding, deze verhalen in knipsels.
fig. 17. ‘vissersvreugt’, door willem eigeman (verkleind).
Zijn scheppende fantasie, eenmaal aan het werk, vond in bijbelsche verhalen, legenden en sprookjes dankbare onderwerpen: de Rattenvanger van Hameln (fig. 19), David en Goliath, Abraham's offerande, La Fontaine-fabelen. Zijn humor blijkt uit een tafereel van een dorpsschoolmeester, die met vrouw en acht kinderen bij den landsheer om traktements-verhooging gaat vragen. Er bestaat van hem ook een album met illustraties van Onkel Toms hut. Op 12-jarigen leeftijd ontwierp hij een Faust en Mephisto. Daarmee maakte hij zich vooral naam in Duitschland. In deze periode komen de portretten. Zijn vader dacht, dat er een goed beeldhouwer van hem kon groeien, maar de knipkunst bleef den jongen geheel in beslag nemen. Het ‘Vie de Bohème’ in Berlijn slokte hem op. Daar verdiende hij zijn kost met | |
[pagina 318]
| |
het knippen van silhouetportretten der café-bezoekers Een poging om schilder te worden, waarvoor hij op een atelier ging werken, mislukte; hij was
fig. 19. de rattenvanger van hameln, door paul konewka (verkleind).
en bleef schaarkunstenaar. Van zijn hand zijn verschenen verschillende albums met steen afdrukken, knipsels voorstellende illustraties van volksliederen en het Faust-album - (1864) - in 12 bladen, waardoor hij volgens zijn levensbeschrijver voor goed naam maakte en van uitgevers vele bestellingen kreeg. Niemand minder dan Adolf Menzel, wiens welgelijkend profiel hij knipte, was zeer met zijn werk ingenomen en de verklaring van dezen beroemden schilder, dat de gestalte van Gretchen nooit beter door een kunstenaarshand was afgebeeld, vervulde hem met trotsch en geluk. Hij illustreerde o.a. ook de vermaarde geschiedenis van Piet de Smeerpoets en vele andere prentenboeken, alles in silhouet. Ook zijn er houtsneden van hem bekend. Konewka heeft vele navolgers en -volgsters gevonden In Duitsche tijdschriften kan men nog herhaaldelijk
fig. 18. paardendressuur, door paul konewka (verkleind).
merkwaardige voorbeelden zien van knip-virtuositeit. Het als sluitstuk afgebeelde landelijk tafereel zegt genoeg (fig. 20). Maar geen schijnt hem geëvenaard te hebben en onze tijd, die door den snellen vooruitgang van wetenschap en techniek in enkele jaren een reeks verbijsterende ontdekkingen en uitvindingen doet, waarmee onze voorouders een eeuw wel besteed zouden achten, jaagt de menschen te zeer voort om ze met geduld tot de beoefening van dergelijke kunstigheden te zetten.
* * *
Het is doodend voor de belangstelling van den lezer als de schrijver zijn onderwerp uitput. Wilde ik volledig zijn dan zou ik nog over drie in mijn opstel niet genoemde soorten van schaar- of knipkunst dienen uit te weiden. Ik zal ze nu slechts aanduiden, om er wellicht later - als ik genoeg sprekende voorbeelden heb verzameld - een afzonderlijk opstel aan te wijden. Het zijn: 1e. Schaduwbeelden. De kunst is hierbij: in een stuk papier allerlei openingen en streepen te knippen, zóó dat men, het voor een licht houdend, op den wand een met schaduw- en lichtpartijen doorwerkt portret van een bekend persoon ziet verschijnen. 2e. Verborgen silhouetten. Deze zijn meer bekend. In tijden van revolutie, wanneer het in bezit hebben van portretten der onttroonde vorstenfamilie als een misdaad beschouwd werd, wisten kunstige teekenaars bloemen, stillevens of andere knipprentjes te ontwerpen, in wier buitenlijnen de aangezichten der vorstelijke personen waren te herkennen. Ik herinner aan het bekende medaillon met den treurwilg over een grafmonument | |
[pagina 319]
| |
gebogen, in wier lijnensamenstel als men de witte plekken goed beziet, de portretten te herkennen zijn van Lodewijk XVI, Marie Antoinette en hun beide kinderen. Een mooi voorbeeld vindt men ook in het Stedelijk Haagsch museum, voorstellend de prinselijke familie in den patriottentijd. Van deze methode maken ook de puzzle-teekenaars een tot vervelens toe herhaald gebruik, maar dit is geen schaarkunst meer. 3e. Reliefknipsels of Bavelaars. Dit zijn meest voorstellingen naar schilderijen, waarbij de diepte door werkelijke voor- en achterplaatsing wordt verkregen, een soort tooneelsamenstel met vaste en losse coulissen: achtergrond, huizenrijen, boomen, alles afzonderlijk geknipt en opgezet of geplakt. Zulke historische- of natuurtafereelen vindt men nog als schilderijen omlijst en achter glas in verscheiden families en musea van oudheden. Ook Joanna Koerten moet deze laatste soort ‘papieren snijkunst’ hebben beoefend. Dordrecht, October 1909.
fig. 20. op gelijke grootte uit zwart papier geknipt, door a.d. (modern duitsch werk).
|
|