Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 19
(1909)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 289]
| |
BROUWER'S AARDEWERK
gemaakt in de fabriek ‘VREDELUST’ TE LEIDERDORP | |
[pagina 289]
| |
inktpot en bloemvazen.
| |
Brouwer's aardewerk
| |
[pagina 290]
| |
melkkan en vaasjes.
die zich niet de luxe van een Colenbrandervaas mocht veroorloven, kon zich faute de mieux nu verheugen met een pulletje dat er eenigszins op leek, dat geornamenteerd was met bloem en bladmotieven, want de geschilderde faience vierde nu hoogtij. Naast déze wijze van aardewerk versieren openbaarde zich echter te gelijker tijd, mogelijk iets vroeger of later, het is moeilijk dit in juiste datums vast te leggen, bij enkele kunstenaars een neiging om het aardewerk op andere, voor hun begrip meer logische wijze te ornamenteeren. En vergelijken we hunne beginselen met de toenmaals baanbrekende denkbeelden waar het meubelen betrof: om de versiering uit de constructie te laten voortvloeien, om het materiaal zelf in zijn waarde te laten, en het niet door verf of fineer een ander aanzien te geven, dan blijkt, dat het streven van deze kunstenaars op aardewerkgebied door eenzelfde grondgedachte werd beheerscht. Ook zìj zochten naar meer constructieve eenheid, naar vormen en versieringen die in het materiaal voornamelijk hun oorsprong vonden. Wij denken hier aan Mendes da Costa, den genialen beeldhouwer, wiens bloempotjes, kannetjes, bakjes in Grès Cérame, als voorbeelden kunnen dienen van zeer logisch, zeer rationeel gemaakt en versierd aardewerk. Gevormd op de draaischijf, verfraaid door een geestig gebogen tuitje, een kostelijk aangemodeleerd oortje, een paar markante greepjes, zijn deze dingen door en door aardewerk gebleven, tot in de kleinste finesses toe.
wandbord met geringeld ornament.
En dit is het, wat ook Brouwer's werk kenmerkt, het is op ende op echt, men mag het mooi vinden, of leelijk, het is zuiver, het is onvervalscht aardewerk. Zijn vormen zijn niet geteekend maar gedraaid, zijn versieringen niet later geschilderd maar volgen uit het materiaal zelf, zij zijn ingelegd, weggekrast of hoe dan ook, maar immer in onverdeelden samenhang met het voorwerp, als een logisch gevolg van zijn ontstaan.
* * *
Willem C. Brouwer, met op betrekkelijk jeugdigen leeftijd de middelbaar acte teekenen | |
[pagina 291]
| |
in den zak, heeft als zoovelen van ons de droeve ervaring opgedaan, dat deze acte van bekwaamheid helaas weinig praktische kennis waarborgt en zij den gelukkigen bezitter maar zeer moeilijk aan een boterham helpt.
wandbord met weggekrast ornament. vaasjes met ingestempelde versiering.
Bevoegdheid bezit men voor het geven van teekenonderwijs aan een Hoogere Burgerschool, maar hoe weinig vacatures zijn er in verhouding tot het aantal jaarlijks afgeëxamineerde candidaten, en voor de directe toepassing der teekenvaardigheid, voor aanwending zijner capaciteiten in een of ander onderdeel der kunstnijverheid, daarvoor mist de betrokken actebezitter doorgaans alle practische, technische kennis, en is dan veelal niet meer in de gelegenheid zich die eigen te maken.Ga naar voetnoot*) Toen Brouwer dan ook zijn brevet van bekwaamheid in teekenen behaald had, deed zich de vraag voor, wat nu? En zooals het toeval somwijlen beslist, bracht familie-relatie met den Leidschen boekbinder J.A. Loeber Jr. hem aanvankelijk tot de boekkunst. Boekversieren, letters ontwerpen, houtsnijden was zijn eerste aanraking met de praktijk der (laat ons het noemen) kunstnijverheid. Maar toch bleek dit niet geheel overeenkomstig zijn aard en richting te zijn, en zijn denkbeelden omtrent versiering, in het bijzonder betreffende het aardewerk, zij leidden hem er toe dat hij zich wendde tot de Purmerender fabriek, - waar men, zoo als gezegd, het moderne bloemdécor à l'instar van Rozenburg huldigde -, en der directie voorstelde, zijne gedachten aldaar te verwezenlijken. Eilaçy die directie was, evenals zoovele directies, van meening, dat zij het buiten zoo'n nieuwen voorlichter wel stellen kon, bedankte hem voor zijn aanbod en... Brouwer was nog even ver. Toch liet hij zijn aardewerk-denkbeelden niet los en was eenigen tijd later dan ook in de gelegenheid in de bekende Goudschepijpen fabriek van Goedewaagen te Gouda, (waar men behalve pijpen ook eenvoudige bloempotten, testen e.a. vervaardigde), zich de beginselen van het vak eigen te maken, zijn eerste vaasjes te draaien en te doen bakken. Aanvankelijk gewaardeerd door enkele kennissen werden Brouwer's potjes in ruimeren kring bekend toen hij ze op een Architectura-avond in '98 liet zien en er van vertelde. Zoozeer voelde men toen voor dit eenvoudige en frissche werk, dat een ieder er wat van wilde hebben en Brouwer met een notitieboekje vol bestellingen huiswaarts keerde. Een ernstige ziekte belette hem echter langen tijd zelfs deze bestellingen uit te voeren en eerst later kon hij, in Gouda terug gekeerd, aan veler verlangen voldoen. Leerde hij, door in de fabriek van Goedewaagen hier en daar te informeeren, de grond- | |
[pagina 292]
| |
beginselen van zijn vak, meerdere studie, meerdere proeven en onderzoekingen zouden echter noodzakelijk blijken, wilde hij verschillende technische moeilijkheden overwinnen. Dat hiertoe een eigen fabriek, zij het dan ook nog zoo'n bescheiden fabriekje, haast onontbeerlijk was, spreekt vanzelf en in 1901 draaide en bakte dan ook te Leiderdorp de fabriek van ‘Brouwer's aardewerk’, waarvan het personeel behalve Brouwer zelf en zijn zwager uit één enkelen draaier bestond. Helaas, deze vreugde van een eigen fabriek was van zeer korten duur.
geringeld wandbord, melkkan en beker met getabeerd ornament.
Een te heet gestookte oven? een slechte schoorsteenconstructie? of wat ook, deden nog geen half jaar daarna op een Zaterdag-nacht of Zondagochtend de geheele fabriek in vlammen opgaan en al zijn materiaal, al zijn voorraad van vaasjes en pullen, melkkannen, bordjes, werk van maanden en maanden was verloren. Brouwer's aardewerk had echter reeds bij velen zich een dusdanige reputatie weten te verwerven dat het den jeugdigen pottenbakker mocht gelukken, ook anderen voor zijn zaak te interesseeren, waardoor hij in staat was zich een nieuwe werkplaats in te richten. Zijn oven was gelukkig behouden gebleven, en dat was een voornaam ding, want zijn oven is eigenlijk alles voor den pottenbakker. Een oven waarin het vuur zich gelijkmatig verspreidt, die genoeg hitte kan verdragen, die... want het pottenbakkersbedrijf is vóór alles, misschien meer nog dan eenig ander, een vak van technische wetenschap.
vaas met getabeerde versiering.
Het is niet alléén de zaak, de schijf te laten draaien, de kleiklomp op te voeren tot een vaas, sierlijk van verhouding, gevoelig van lijn, noch een versiering aan te brengen die geheel met den vorm mede gaat, er als het ware uit ontstaat, noch zelfs dien vorm zóó te maken dat zij volkomen beantwoordt aan de bestemming en bruikbaarheid; maar naast en boven dit alles is het de kennis van het materiaal, die een vaas, een kan tot hun doel geschikt maakt. Ons nieuwe aardewerk heeft er het bewijs van geleverd. De eerste proeven van Brouwer's werk zoowel als die van Amstelhoek en andere fabrieken, zij hadden | |
[pagina 293]
| |
het aantrekkelijke van het nieuwe, in vorm en kleur, maar, menigeen zal het tot zijn schade ondervonden hebben, zij moesten het in bruikbaarheid afleggen bij het leelijkste bazargoed. Een bloemenvaasje op tafel liet een natte plek achter, de melk in kan of beker kreeg een onaangenamen aardsmaak, de theekopjes craqueleerden bij het eerste gebruik, de knopjes van suikerpot of eetservies braken bij de minste aanraking, het glazuur van bakjes en pulletjes barstte er van zelf af... ja legio waren de verdrietelijkheden, die men met het nieuwe aardewerk mede in huis haalde. En geen wonder, want niet ieder die zich een goede vaasvorm kan denken, deze zelfs doen tollen op de schijf, is voldoende chemisch onderlegd om de eischen van zijn fabricaat tot in finesses te kennen. Iedere kleisoort toch vereischt een eigen warmtegraad, waarmede men dus bij het mengen van twee soorten onder elkaar rekening zal dienen te houden, terwijl ook het krimpvermogen van verschillende kwaliteiten weer ongelijk is. Maar nog meer vakkennis, nog meer studie van chemische technologie vereischen feitelijk de glazuren, want hoewel niet iedere vaas of pot geglazuurd behoeft te worden en het zelfs zeer goed mogelijk is een kleimengsel te maken, dat bij bakken schier ijzerhard wordt en zelfs ondoordringbaar voor water, zoo tracht toch haast iedere pottenbakker en vooral hij die den rijkdom en pracht in Japansch aardewerk weet te waardeeren, door zijn glazuur, dat een voortreffelijk materiaal kan zijn, de schoonheid van het modelé zijner vazen te verhoogen. Hiervan weet bijvoorbeeld de
ontwerp voor relief-vaasversiering.
Goudsche pottenbakker C.J. Lanooy op voortreffelijke wijze partij te trekken. Dat de kennis van de eigenschappen en de geaardheid der verschillende glazuren voor den echten aardewerkman noodzakelijk is, zal men begrijpen indien men slechts even nagaat, dat iedere kleisoort feitelijk ook een eigen glazuur behoeft, die weer een zelfden warmtegraad verdragen kan, een zelfde krimpvermogen heeft.
vaas met ingelegde versiering.
Krimpt de glazuur sterker dan de kleisoort, dan barst ze aan de buitenzijde, terwijl ze in het tegenovergestelde geval als het ware een te ruim omhulsel vormt. Wel leveren Duitsche fabriekanten vooral, u klei met daarbij passende glazuren kant en klaar en voor gebruik gereed, maar eerstens is men hierdoor te veel gebonden aan deze niet altijd even fraaie kleuren en bovendien is een rechtgeaard pottenbakker graag meester van zijn materiaal, heeft hij het graag in zijn hand, niet alleen de vormen zóó te dwingen als hij ze hebben wil, doch ook de kleuren en de geaardheid van zijn glazuren zóó samen te stellen dat zij het effect geven, dat hij zich voorstelt. Want al kan het wel eens een enkele maal gebeuren, dat een vaas als een verrassing uit den oven komt, dat de klei of het glazuur een kleur heeft aangenomen, een tinteling verkregen, die | |
[pagina 294]
| |
relief tegels.
men niet verwachtte, toch zullen deze toevalligheden in het pottebakkersbedrijf tot de groote uitzonderingen moeten behooren, daar men er bezwaarlijk op zou kunnen voortbouwen, en indien een tweede soortgelijk exemplaar besteld werd, in de onmogelijkheid verkeeren het te maken.
gevelversiering in sectielen.
Waar het technische gedeelte van het vak dus meer een zaak van zuiver positief weten is, daar lijkt het mij van Brouwer dan ook zeer juist gezien dat hij dit onderdeel zijner fabrikage aan een techniker, zijn zwager, den heer Breedt Bruyn toe vertrouwde. Het spreekt vanzelf dat hierbij veel in onderling overleg geschiedt, en er gemeenschappelijk beraadslaagd wordt welke resultaten, welke kleuren men bereiken wil, maar die menging der verschillende grondstoffen, hun juiste verhouding, hun kwaliteit, zijn de geheimen van het laboratorium. Moge het bovenstaande eenig begrip geven van de, laat ons het noemen, wetenschappelijken kant van het pottenbakkersbedrijf, zonder een voldoende even- ja overwicht van artistieke kwaliteiten zouden wij echter geen waarlijk mooie vazen en pullen kunnen krijgen. En nauw verwant aan die schoonheid is weer de bruikbaarheid, feitelijk het uitgangspunt in deze. Wat zouden wij hebben aan een sierlijke melkkan, waarvan het oor ongemakkelijk aanpakte en een tuit steeds deed morsen, wat aan een bloemenvaas met een te enge hals waar geen steel door kon, of een te klein grondvlak die ze dra deed tuitelen; vóór alles dus bruikbaarheid, dit heeft dan ook bij Brouwer steeds vooropgestaan. Zijn eerste vaasjes en zijn kannetjes waren, in den ruimsten zin opgevat, wat men zegt ‘gebruiksvoorwerpen’ en bij een afwijking van den meest gangbaren vorm dier voorwerpen uit onze dagelijksche omgeving had hij zich ‘het doel’ steeds goed voor oogen gehouden. Zoo ontstonden zijn bloemvaasjes met wijd uitstaanden rand waarin gaatjes gemaakt waren om de bloemen niet in een te dichten prop op elkaar behoeven te rangschikken. Aan den logischen bouw der voorwerpen paarde hij een even rationeele versieringswijze. De meest eenvoudige ornamentatie, die als onder 't maken vanzelf ontstond, waren de even ingegroefde randen, die langs | |
[pagina 295]
| |
de bovenzijde van een kannetje het eentonige ervan even wegnamen, en door het iets dikker glazuur daar ter plaatse, een kleine verlevendiging van tint gaven, een klein ingedrukt motiefje beoogde hetzelfde doel en gaf een soortgelijk effect. Bij déze wijze van versieren, geheel voortvloeiende uit den aard van het materiaal sloot zich een andere aan, iets meer gecompliceerd, maar daardoor tot rijkere effecten voorbestemd. De vaas werd namelijk, nagenoeg droog zijnde, geheel of gedeeltelijk in zeer dunne kleipap van een andere kleur gedompeld. In dit dunne laagje tabeer-aarde werden nu lijnen en vakken voorzichtig weggekrast, waardoor de oorspronkelijke fond weer zichtbaar werd. Deze versieringstechniek door Brouwer veelvuldig toegepast, vooral langs den onderkant van kannetjes en bij de aanhechting der ooren gaven hem aanleiding tot zijn bekende lijn ornamentaties, die nu eens donker op lichten fond, dan weer licht op donkeren ondergrond het oor omvat houden en door hun verhouding een zekere stabiliteit suggereeren. Waar hij meende dat beschilderen van het aardewerk uitgesloten moest zijn, en een extra aangebracht kleurtje het effect toch dikwijls kon verhoogen, daar was behalve dit tabeeren, het inleggen van een andere kleisoort schier als van zelf aangewezen. Kleine figuurtjes werden gestempeld in de nog vochtige vaas en daarna ingevuld met een kleisoort die na het bakken een andere kleur vertoonde. Om in zijn ornamentatie echter nog vrijer te zijn benutte hij ten slotte een werkwijze, niet ongelijk aan die waarmede de suikerbakkers hunne taarten orneeren. Met de ringeloor, een soort bakje dat in een fijn tuitje eindigt, weet hij evenals de taartkunstenaar met zijn peperhuisje, of de Javaansche batikster met hare tjanting sierlijke slingertjes, mopjes, krullen, haantjes, letters, ja heele spreuken in doorgaans lichter kleurige klei op zijn borden te schrijven.
klokomraming. specimen voor bouw-beeldwerk.
Die wandborden met de ‘morgenstond’ er op, of met een verwijzing naar ‘eigen haard’ zijn geen onbekenden meer, en al worden ze thans door verschillende fabrieken in den handel gebracht, en vertoonen de verschillende fabrikaten somwijlen aandoenlijke overeenkomst - wanneer zal dan eindelijk ons artistiek eigendom eens in bescherming genomen worden - toch zijn, voornamelijk aan de letters, Brouwer's borden wel te onderkennen. Niet immer tevreden met al deze min of meer vlakke versieringswijzen en zijne neiging volgende, die eenigermate uitging naar beeldhouwwerk, modeleerde hij tal van ontwerpjes voor oortjes, tuitjes, pootjes, op aapjes, slakken, muizen en andere diertjes gebaseerd, waarvan de toepassing echter achterwege bleef, daar zij voor het gewone aardewerk te kostbaar bleek, en Brouwer's fabriek, inmiddels een vennootschap geworden, | |
[pagina 296]
| |
niet van die enkele vazen, waarvan er geen tweede bestaat, zou kunnen rendeeren.
Verstaat het publiek, laat ons zeggen de kunstzinnige leek, onder ‘Brouwers aardewerk’ alleen zijn bekende potterie, de ingewijde weet dat juist in lateren tijd Brouwer voor zijn aardewerk meer praktische toepassing zocht in de architectuur. In zeer vlakke reliefs boetseerde hij optochten van kameelen die als een fries boven effen tegels voor wanddecoratie aangewezen waren, - in verschillend kleurig aardewerk maakte hij tableaux, sectielen, bestemd als opschriften tusschen metselwerk in, waarmede de kleur en de stof uitstekend harmonieerden.
grafmonument.
Zijn geest zocht vooral naar dingen van nut en gebruik. Hij wilde van gebakken klei datgene maken wat essentieel dienst kon doen en daarbij toch zuiver logisch aardewerk blijven. Als gevolg hiervan ontstonden ook zijn tuinsieraden. 't Kan zijn dat Liberty's fabricaat hem op de gedachte gebracht heeft, 't kan zijn dat hij zich ergerde aan de doorgaans weinig met de omgeving overeenstemmende majolica-bloempotten, of aan de marmeren of hardsteenen bloemvazen en tuinbeelden, die om niet stuk te vriezen 's winters in een houten getimmerte moeten schuilen - hoe ook, Brouwer zocht naar een kleimengsel dat, gebakken, goed tegen weer en wind bestand was, vorstvrij en daarbij in kleur aangenaam met het groen in een tuin samenging. En uit die terra-cotta kleurige pate maakte hij groote bloembakken als Romaansche doopvonten, tuinsieraden met inscripties, grafsteenen en kerkhof monumenten, modelleerde hij leeuwen en adelaars en kwam zoodoende, blijvend op zijn terrein, tot wat men heden ten dage bouw-beeldkunst pleegt te noemen, en waarin de bouwmeester van het Vredespaleis aanleiding vond hem de binnenplaats-versiering op te dragen. In afwisselende bogen van bladornament gedragen door krachtige sluitstukken met vogelmotieven zullen daar zijn terra-cotta's wier kleur zoo juist in harmonie met het geheel is, door hun relief een speling van licht en schaduw geven, die een rustige bekoring waarborgt. Of dit ten slotte meer de kant is die Brouwer uit zal gaan of hij zijn gaven en talenten geheel ten dienste der architectuur zal wijden, wij weten het niet, en ik zou haast zeggen wij hopen het niet, want onze jonge ambachtskunst heeft ook mannen noodig die voor het vaatwerk zorgen en bij deze kunnen wij Brouwer voorloopig nog niet missen. In tegenstelling met het moderne aardewerk dat tot vervelens toe met vierkantjes en cirkeltjes verfraaid (?) werd, heeft dat van Brouwer een zekere distinctie, en de samenwerking met zijn zwager doet ons de hoop koesteren, dat hij hoe langer zoo meer in het materiaal zijn kracht zal gaan zoeken, dat hij uit de dof-ruwe klei, uit de kleurig glanzende glazuur zal weten te halen wat | |
[pagina 297]
| |
er uit te halen valt. Wij zagen vaasjes uit den laatsten tijd die nieuwe beloften voor de toekomst bevatten (want bleef Brouwer's aardewerk wat het tot dusverre is, wij zouden het als een afgesloten periode in de historie onzer moderne potterie kunnen beschouwen) die vaasjes echter waren soberder van ornamentatie, maar ik zou zeggen mooier, fijner, beschaafder van stof. Een maaksel van buitengewone hardheid, ondoordringbaar voor water, zelfs zonder binnenglazuur, en prachtig donkergrijs en bruingeel van kleur. Als bij het goede oude Japansche aardewerk, - waarom zou men daar niet naar zien -, liep daar van af den hals een glazuur, dat in diep bezonken plekken als gestold was en slechts gedeeltelijk de vaas bedekte.
tuinversiering.
't Kan zijn dat voor den theoreticus deze wijze van versieren onlogisch is, dat zij niet past in het systeem der snijdende lijnen, der diagrammen, vierhoeken en cirkeltjes, maar och laat ons er eens eventjes uitkomen, laat ons zonder angstvallige bespiegelingen het resultaat bezien en dan is zoo'n vaas bij de deugdelijkheid van zijn maaksel, een genoegen voor het oog. Wat wil men meer! Ja, ik weet het, men wil wel meer; men wil volgens vaste grondplannen onze ambachtskunst opbouwen, men wil dat zij een onvervalscht Hollandsch karakter zal dragen, dat zelfs de ornamentaties, en de wijze van versieren een zelfde type zouden vertoonen, men wil een zekere uniformiteit al voelt men toch ook even iets voor persoonlijke kunstuitingen, men wil... maar waarlijk onze oplevende ambachts-, nijverheidskunst of hoe ze ook genoemd worde, laat zich niet in een keurslijf dwingen, zij wil zich vrij uit ontwikkelen; slechts op de scholen zijn dergelijke principen door te voeren. Maar zij die werken in de praktijk van eenig vak, zullen allengs er toe komen indien zij hunne zaak serieus opvatten, in de zuivere juiste bewerking van het materiaal hunne kracht te zoeken. Hieruit zullen zij hunne vormen opbouwen, hieraan zullen zij hunne versieringen ontleenen, geleid door hun gevoel en hun smaak. En zoo zij dan bij andere nationaliteiten, bij groote voorgangers datgene aantreffen, wat als een superieure uiting in hun vak te beschouwen is, och waarom zouden zij daar dan geen voorbeeld aan nemen. Kan een pottenbakker beter doen dan zich tot de Japanners te wenden, een metaalbewerker schoonere exempels zoeken dan bij de Perzen, een boekversierder juistere harmonie vinden tusschen ornamentatie en letters dan bij de eerste Italiaansche drukkers. Neen, laat onze nijverheids-kunstenaars die het ernstig meenen maar kalm en rustig hun | |
[pagina 298]
| |
gang gaan, laat hen maar werken, en uit hun materiaal nieuwe vormen scheppen, wij zijn dan zeker dat die vormen niet zijn uitgedacht, maar logisch gegroeid, ontstaan door den hamerslag van den metaaldrijver, omhoog gerezen op de draaiende schijf van den pottenbakker. Wij krijgen dan logisch en gezond werk, is het daarbij extra-mooi, des te beter, maar laat het voor alles eerlijk en degelijk zijn. En dit is Brouwer's aardewerk in ieder opzicht, als zoodanig dan ook een verkwikking in dezen tijd. Hilversum, Sept. 1909.
fragment van een versiering voor het vredespaleis.
|
|