Huisvlijt.
Wij zitten er op 't oogenblik midden in, minstens vijf, zes plaatsen hebben thans hunne ‘huisvlijttentoonstellingen’, want of men het nu ‘huis-’ of ‘hand’vlijt noemt, het is lood om oud ijzer, het soort werk dat men er ziet is, behoudens enkele verschillen, nagenoeg eender, zelfs al is de opzet van al die tentoonstellingen niet geheel dezelfde. De meeste gaan uit van een der afdeelingen van den Volksbond tegen drankmisbruik, doch bij de Amsterdamsche is er met nadruk op gewezen, dat het daarbij niet het geval was; aan de resultaten is het echter weinig merkbaar, of het moest zijn, dat uit het stedelijk museum geweerd zijn de voorwerpen gemaakt van sigarenpuntjes, porseleinscherfjes, sleuteltjes, broeksknoopen en wat verder op de vuilnishoop te vinden is en die als een afzonderlijke rubriek ‘van niet tot iet’ nog onlangs in het programma van een der thans gehouden huisvlijttentoonstellingen een plaats vonden.
Wij willen deze commissie, al zaten er twee moderne architecten in, er geen verwijt van maken, het meerendeel harer leden beweegt zich in het dagelijksch leven in een andere sfeer dan die der aesthetische ontwikkeling onzer natie, en daarbij zullen velen uit hun eigen jeugd zich herinnerd hebben hoe zij zelven lijstjes knutselden van gespleten groene-erwten of standaardjes voor verjarende tantes maakten van de meest zonderlinge voorwerpen bij elkaar tot één geheel vereenigd.
Wat echter opmerkelijk is en deze tentoonstellingen in ‘durchschnitt’ typeert, is dat behoudens die erge prullaria, het gehalte, de aard der inzendingen nagenoeg gelijk is.
Bij het meerendeel zou men kunnen zetten ‘men rekene d' uitslag niet, maar telle 't doel alleen’. Het doel om de menschen en kinderen bezig te doen zijn, om ze door werk, wat dan ook, van de straat, uit de kroeg te houden, staat, al gaat de tentoonstelling dan ook niet van den Volksbond uit, zóó op den voorgrond, dat er blijkbaar over het hoofd gezien wordt, dat er door goede leiding, strenger keuring, verstandiger programma enz. enz., iets anders en beters te bereiken ware.
Nu telt men het aantal inzendingen, en zegt dan: kijk, wat een animo, wat een liefhebberij, wat een geduld zit er nog bij onze jongens en meisjes, maar de man die postzegels tot een geheel tableau maakt, de jongen die alle mogelijke scherven bij elkaar zoekt - we willen hem nog niet eens ervan verdenken terwille van zijn arbeid een Japansch kopje per ongeluk van het theeblad te hebben doen tuimelen! - het meisje dat sigarenbandjes tegen een glas plakt, en de oude juffrouw, die van alle mogelijke afgevallen lapjes een kleedje saâmnaait, ook zij hebben geduld en volharding, ijver, zelfs accuratesse, doch een betere zaak waardig, want dit leidt al tot niets.
Men wil toch, wij hopen het tenminste, met die huisvlijt, en de tentoonstellingen die als aanmoedigingen er toe zijn, iets meer bereiken dan tijdpasseering. Wij stellen ons voor, en daartoe verwijzen wij naar de afdeelingen Noorsche, Zweedsche, Roemeensche huisvlijt, die hier en daar de tentoonstellingen opluisterden, dat men wel iets meer beoogt, dat men droomt van eene nationale huisvlijt, van herleving eener volkskunst. Maar hiertoe is meer noodig dan.... laten wij het maar noemen het gedilettanteer der verschillende dames en heeren commissieleden, die vol goeden wil, en met veel vrijen tijd, er de zaak echter niet verder mede helpen.
Nog onlangs, zoo hoorde ik, meldde zich voor een te houden tentoonstelling een klein jongentje aan, om in de afdeeling schilderkunst mede te doen.
Op een vraag van een der commissieleden, wat hij maken wilde, antwoordde het ventje, dat het een kopie naar Jozef Israëls zou worden. En na verder informeeren deelde ons manneke mede, dat hij afbeelding nòch origineel binnen zijn bereik had, maar het bedoelde schilderij wel uit het hoofd kende.
Het werd mij verteld als een bewijs van ambitie, als een voorbeeld van aardigen durf, en het zou mij niet verwonderen indien bij eventueele bekroning deze antecedenten mede gewicht in de schaal zouden leggen, terwijl juist het tegendeel nuttig ware geweest. Men