Bali en Lombok.
W.O.J. Nieuwenkamp, Bali en Lombok, tweede gedeelte.
Nieuwenkamp verzamelde op zijn jongste Bali-expeditie nieuwe gegevens voor zijne ‘reisherinneringen’ die hij met de nauwgezetheid van een ouden dagboek-schrijver te boek stelde.
Hij heeft het over land en volk, over kunst en kunstnijverheid, het is dus Bali en Balinees van alle kanten bekeken. Zoo lezen we, dat hij bij zijn laatste verblijf, gedurende zeven maanden onafgebroken Bali heeft doorkruist, hetzij te voet hetzij te paard, per stoomboot of inlandsche prauw; dat hij op zes verschillende plaatsen het eiland van noord naar zuid en zuid naar noord is doorgetrokken, wegen heeft bewandeld, en streken bezocht, waar geen Europeaan vóór hem geweest was. Het behoeft ons dus niet te verwonderen, dat hij veel wetenswaardigs heeft verzameld; en dat wij, hoewel belang stellende in land- en volkenkunde, hier ter plaatse de kunst en kunstnijverheid van den Balinees willen gedenken, zal u evenmin vreemd voorkomen.
Er bestaat nog maar zoo weinig echte, onvervalschte volkskunst, dat wanneer wij ze ergens aantreffen, wij niet kunnen nalaten er de aandacht op te vestigen. Want volkskunst, en wel van zeer goed gehalte, is de kunst van den Balinees. Het is niet de uiting van een enkele, maar van velen, en zij wordt begrepen, gevoeld door allen, ziedaar het kenmerkende. Kunst, en in zonderheid ornamentiek is den Baliër een behoefte, hij houdt er van met snijwerk, met schilderwerk zijn omgeving te sieren, en al mogen zijne motieven door de tijden heen, min of meer conventioneel geworden zijn, een bepaald type hebben aangenomen, er zit toch iets frisch, iets pittigs in de Balineesche kunst. Zij draagt een bepaald karakter, afwijkend van de kunstuitingen elders, zoodat men bij eenige studie ze spoedig onderkennen kan zoowel in de figurale composities, als in hare florale samenstellingen.
Deze laatste vooral zijn voorbeelden van een zoo uitstekende vulling en verdeeling van het vlak, dat zij menig modern sierkunstenaar tot leering zouden kunnen strekken.