‘Waar helaas in Nederland de Grafische Kunst bij andere naties ten achter staat (de graf. kunst, die bij naties ten achterstaat, lijkt mij wat zonderling R.W.P. Jr.) zullen wij met inspannende krachten de grafische vakken op hooger peil trachten te brengen.
Wij hebben dan ook geen kosten ontzien, om in deze te bewijzen wat op grafisch gebied hier te lande onder aesthetische leiding kan worden gepraesteerd.
Onze inrichting is er dan ook speciaal op berekend om H.H. uitgevers, fabrikanten, etc., in de uitgave van kunstdrukwerk te steunen, van advies te dienen en de algeheele leiding daarvan op ons te nemen.
Van deze zijde zal er dan ook groote waarde gehecht worden aan dit album, waarin tal van illustraties voorkomen die een richtsnoer kunnen zijn voor boeksierkunst etc.’
Meer zal ik maar niet aanhalen, men merkt wel, dat deze firma haar licht niet onder een korenmaat steekt en met een flux de bouche, een advertentie-colporteur waardig, de halve wereld wil veroveren.
Zien wij na deze, van niet geringe ingenomenheid met zichzelve getuigende circulaire, het bijbehoorende monsterboekje dan moeten wij toch heusch ietwat lachen om dit ‘boeren, burgers en buitenlui.’ Het omslag alleen reeds is geen omslag, maar... een met plooien-en-al kunstig nagebootst opgevouwen servet en bezien wij het boekske verder dan vragen wij verbaasd, hoe het mogelijk is, dat men heden ten dage nog dingen, die geboetseerd schijnen en dan ook autotypiën naar boetseersels zijn, als boekversiering wil proclameeren. Zijn dan de meest elementaire begrippen omtrent versiering in overeenstemming met het te versieren ding de directie der Graphic-Arts geheel vreemd gebleven, of is ‘het publiek’ dat dit werk ‘vraagt’ weder de oorzaak?
Sympathieker dan het denkbeeld dezer firma, die wil doen zien wat onder aesthetische leiding gepresteerd kan worden, was ons de oproep van een aantal menschen die, in navolging van de Belgische in 1906 opgerichte vereeniging ‘Musée du Livre,’ alhier een vereeniging ‘Het Boek’ wilden stichten.
Geheel op de Brusselsche leest geschoeid wilden zij een tijdschrijft, een bibliotheek, tentoonstellingen en wat niet al, om belangstelling te wekken voor ‘het boek’ ook hier weer in het bijzonder voor het uiterlijk.
Maar eilacy het heeft niet mogen zijn. De mannen van het initiatief, die, dit zij terloops opgemerkt, in hunne voorloopige besprekingen nòch aan een uitgever nòch aan een boekversierder gedacht hadden, zij stelden zich reeds als bestuurderen der op te richten vereeniging beschikbaar, hadden statuten en reglementen gereed, doch helaas toen een en ander in een vergadering van belangstellenden (zoude misschien belanghebbenden beter zijn) ter sprake kwam, bleek men het niet eens te kunnen worden, zag menigeen meer naar zich zelf wat hij er bij te winnen of te verliezen had dan naar ‘het boek,’ wilde een ieder iets te zeggen hebben in den gang van zaken, en de vele zinnen die in de hoofden schuilden, zij konden bezwaarlijk samen gaan.
Het is jammer dat op deze wijze een vereeniging die goed had kunnen zijn, die goed had kunnen doen, op niets is uitgeloopen en eigenlijk... omdat men vermoedelijk te weinig aan ‘het boek’ dacht.
Het is niet alleen noodig, dat men in eenig opzicht, door zijn werkkring, zich aanverwant acht aan het boek, men moet er iets voor voelen, hetzij voor den band, voor den druk, voor de versiering of voor wat ook; dán eerst is samenwerking mogelijk met anderen tot een herleving der ‘boekkunst’ en dan behoeft ook een vereeniging als ‘het boek’ geen utopie te zijn.
R.W.P. Jr.