Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 18
(1908)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 391]
| |
Gravin Walewska,
| |
[pagina 392]
| |
snellen wanneer Napoleon hun land hersteld zou hebben verklaard en hij zou dit besluit wel genomen hebben als die natie maar was opgestaan tegen hare onderdrukkers, dat zij echter niet deed.’ Maar eene jonge vrouw, bijna nog een kind, was geroepen, zij 't dan ook tegen haar wil, in deze dagen een gewichtige rol te spelen. Zij heette Maria, gravin de Walewice Walewska. Haar vader, de heer Von Leczinska stamde uit een verarmd adellijk Poolsch geslacht: hij stierf jong en liet zijne echtgenoote met zes kinderen in geen al te ruime omstandigheden achter. Het zal dus voor de weduwe een uitkomst zijn geweest dat Maria reeds op zestienjarigen leeftijd den gefortuneerden zeventigjarigen graaf Anastasius Colonna de Walewice Walewska huwde; tot het aangaan dezer echtverbintenis was meer op geld en goed dan op genegenheid gelet. Deze edelman was weduwnaar en geparenteerd aan de Colonna's, die aan de Kerk een paus en kardinalen en aan Italië generaals en diplomaten hadden geschonken. Op dezen familieluister, den titel dien hij voerde van kamerheer van wijlen Koning Stanislaw August Poniatowski en zijn decoratie van Grootkruis der Orde van den Witten Adelaar, was de oude heer meer gesteld dan op zijn jonge vrouw, door wie hij meer geëerbiedigd dan bemind werd. Reeds drie jaar leidde zij een vervelend bestaan op het landgoed van den nog krassen ouden heer, waar zij in haar eenzaamheid als fanatieke patriote veel nadacht over het treurig lot, waarin haar vaderland verkeerde. Haar echtgenoot, die eveneens tot de patriottenpartij behoorde en indertijd een reis naar Parijs had ondernomen om den toenmaligen Eersten Consul te zien, aan wien hij toen voorgesteld was geworden, overreedde haar, toen het tijdstip van 's Keizers komst binnen Warschau naderde, om zijn hotel aldaar te betrekken. Hij wenschte dat zij aan het openbare leven zou deelnemen en als gehoorzame echtgenoote begaf zij zich naar ‘La Blacha’, het paleis van Prins Poniatowski, dat het middelpunt der Poolsche aristocratie was. Te Warschau zou Napoleon een waardige ontvangst worden bereid. Gravin Walewska's bewondering voor den gekroonden Corsikaan en het enthousiasme voor zijn ontvangst bezielden haar zoozeer dat zij een plan beraamde.
reproductie naar een miniatuur die verondersteld wordt gravin walewska te zijn op achttienjarigen leeftijd. ter rechterzijde staat het jaartal 1807 en op de keerzijde van de miniatuur vindt men geschreven ‘trouvé dan la voiture
de l'empereur à waterloo.’ het portretje is het eigendom van graaf o. van bylandt te 's gravenhage. Dit plan, waaraan zij uitvoering gaf, naar het verhaal luidt, bestond hierin:Ga naar voetnoot*) Met een bloedverwante verliet zij per rijtuig den 1en Januari 1807 Warschau om zich naar het eenige uren verder gelegen Bronie te begeven, waar Napoleon's reiskoets van paarden moest verwisselen en zij hoopte dat de gelegenheid zich zou voordoen den Keizer te kunnen naderen. Een opgewonden menigte verdrong zich op den weg om den ‘soldat de fortune’ te begroeten, in wien men den bevrijder van Polen meende te zien. Bij aankomst van het keizerlijke rijtuig begaven de beide dames zich onder het publiek dat het haar al spoedig lastig maakte. Gelukkig werden zij door den Grootmaarschalk Duroc opgemerkt die de dames zijn hulp aanbood en op het vernemen van wat zij verlangden hen voor den Keizer bracht. De Keizer gevoelde dadelijk sympathie voor de schoone gravin Walewska, die de bede tot hem richtte om Polen's onafhankelijkheid te herstellen. Hij geeft haar een bloem en wenscht haar meer te zien. Dit was de eerste ontmoeting waarvan zij verder niets verwachtte en niemand iets | |
[pagina 393]
| |
mededeelde. Maar 's Keizers vertrouweling Duroc had iets verteld aan Prins Poniatowski over die manifestatie te Bronie en door een toeval kwam deze er achter wie die interessante onbekende was geweest, die op Napoleon zulk een diepen indruk had gemaakt. In deze omstandigheden besloot Poniatowski een bal te geven, waarop Mevr. Walewska moest verschijnen. Hij begaf zich naar de gravin om haar voor zijn soirée uit te noodigen, maar zij bedankte. De geheele aristocratie vernemende wat er gaande was drong er bij haar op aan om zich in het belang van de heilige zaak op het bal te vertoonen en ten slotte gaf zij toe. Te Warschau waar Napoleon het groote paleis had betrokken zou hij een maand verblijven, zeer ten genoege van den Poolschen adel die prachtige feesten te zijner eere organiseerde. Het plan tot dit bal nu, dat Poniatowski zou geven was zeer verklaarbaar, omdat hij er belang bij had zich gedienstig te toonen, want in geval de onafhankelijkheid werd hersteld, meende hij de aangewezen persoon te zijn om den Poolschen troon, weleer door zijn voorouders bezeten, te beklimmen. Eenvoudig in het wit gekleed verscheen de achttienjarige gravin WalewskaGa naar voetnoot*) op Poniatowski's soirée. Napoleon kreeg de schoone vrouw spoedig in het oog op wie hem wellicht de een of ander opmerkzaam had gemaakt. Hoe groot zijn ongeduld ook was, hij vermeed haar opvallend te naderen. Toen de Keizer ontwaarde dat een paar officieren aangetrokken schenen door de naïve lieftalligheid der gravin riep hij maarschalk Berthier. De eerste ‘kurmacher’ was de aide-de-camp Louis de Périgord die op last van Napoleon door Berthier dadelijk werd overgeplaatst naar het 6e legercorps dat achter de Passargerivier lag. De tweede was Bertrand, de bekende generaal die later Napoleon naar Elba en St. Helena volgde, die order kreeg onmiddellijk te vertrekken naar het hoofdkwartier van Prins Jerôme Napoleon voor Breslau. Intusschen had het dansen opgehouden en Napoleon doorliep de salons, maar bij zijn onderhoud met de aanwezigen was hij verstrooid. Eindelijk bevond hij zich tegenover gravin Walewska, trachtte een gesprek met haar aan te knoopen maar zij antwoordde niet. Hij zag haar een moment innig aan en verliet vervolgens het bal. Van gestalte was de bekoorlijke gravin niet groot maar welgevormd. Haar voorkomen was bijzonder aantrekkelijk door haar mooi blond haar, diepliggende helder blauwe oogen en blank teint. Een droefgeestig waas over haar gelaat maakte haar nog bekoorlijker en de keizer die meende eene opgeofferde en in haar huis ongelukkig gemaakte vrouw te zien geraakte hartstochtelijk verliefd. ‘Daags na dit bal’ weet ons weder 's Keizers eerste kamerdienaar Constant mede te deelen, ‘kwam 't mij voor dat de Keizer buitengewoon onrustig was. Hij stond op, liep door de kamer, ging weer zitten en stond op nieuw op, zoodat ik meende den ganschen dag niet met zijn toilet klaar te zullen komen. Terstond na het ontbijt zond hij een voornaam heerGa naar voetnoot*) naar Mevr. W. om haar uit zijn naam zijn hulde aan te bieden. Met fierheid sloeg zij zijn voorslagen af, die mogelijk wat al te onbewimpeld waren gedaan of door haar misschien uit coquetterie werden afgewezen. Deze heer kwam wat verlegen met de zaak terug, nu het doel zijner zending mislukt bleek. Den volgenden dag vond ik den Keizer bij het opstaan peinzende. Tegen zijn gewoonte in sprak hij geen woord. Den avond te voren had hij eenige brieven aan Mevr. W. afgezonden die onbeantwoord bleven. Zijn eigenliefde was bitter gekrenkt over een tegenstand waaraan hij niet gewoon was. Hij schreef haar nogmaals, maar nu in meer teederen en aandoenlijken vorm tengevolge waarvan Mevr. W. eindelijk bezweek. Zij bewilligde er in den Keizer tusschen tien en elf uur 's avonds te komen bezoeken. Dezelfde persoon kreeg order haar op een aangewezene plaats in een rijtuig te gaan afhalen. Terwijl Napoleon haar wachtte, liep hij met groote stappen heen en weer, was zenuwachtig en | |
[pagina 394]
| |
gejaagd en vroeg dikwijls hoe laat 't was. Eindelijk dan verscheen Mevr. W. Maar in welk een toestand: bleek van aandoening, sprakeloos en badende in tranen. Ik bracht haar naar 's keizers kamer doch zij kon nauwelijks voort en leunde op mijn arm. Toen ik haar binnen had doen gaan verwijderde ik mij met haren geleider. Gedurende het tête à tête met den keizer, weende Mevr. W. zoodanig dat ik haar niettegenstaande den afstand, kon hooren snikken. Tegen twee uur in den morgen riep de keizer mij. Ik schoot toe en zag Mevr. W. heengaan met den zakdoek voor hare oogen en betraande wangen. Zij werd op de zelfde wijze naar huis geleid en ik dacht haar niet meer terug te zullen zien komen.’ Een eenigzins andere lezing over die eerste samenkomst geven ons Frédéric MassonGa naar voetnoot*) en Frédéric LoliéeGa naar voetnoot†). Door den eerste wordt een soort officieele historie van het tot stand komen der liefdesbetrekking van Napoleon met gravin Walewska op aangename wijze verteld, terwijl de laatste zegt zijn gegevens uit zeer betrouwbare bron te hebben verkregen. Ziehier wat hij weet mede te deelen: ‘Mad. Walewska, die zeer eenvoudig en naief was, geen persoonlijke eerzucht bezat en die ten koste van hare onderwerping het herstel van het koninkrijk Polen hoopte te verkrijgen had zich gebogen voor den wil van den overwinnaar van Austerlitz en wachtte hem op een avond al sidderende af. De keizer was de kamer binnengekomen evenals hij zijn werkkamer binnentrad met bezorgd voorkomen en van geheel andere dingen vervuld dan de liefde. Na zijn degenriem losgegespt en die met het wapen op tafel te hebben geworpen, ondervroeg hij op min of meer gebiedenden toon de jeugdige vrouw die hij ter nauwernood kende. Hij vroeg haar de namen van Warschau's voornaamste ingezetenen en andere inlichtingen. Terwijl zij al stamelend antwoorden gaf, maakte de keizer hiervan vluchtige aanteekeningen. Hiermede gereed zijnde herinnerde hij zich het werkelijke doel der samenkomst en kwam terug op zijn teedere fantaisie. Er ontstond bij Napoleon een soort passie bij buien jegens haar, die enkel gewenscht had als afgezante van een verdrukt volk te worden beschouwd. Zij sprak hem daarna dikwijls van haar geliefd Polen, terwijl hij zich glimlachend van dit onderwerp afmaakte. Geen staatshoofd minder dan Napoleon zou dulden dat vrouwen zich met de politiek bemoeiden.’
Mocht 's keizers eerste kamerdienaar ConstantGa naar voetnoot*) van gravin W. gedacht hebben dat zij zich wel nimmer meer op het Paleis zou vertoonen, hierin had hij gefaald. Een paar dagen na het eerste rendez-vous verscheen Mevr. W. op denzelfden tijd als den eersten keer en toen scheen zij kalmer te zijn. Eenige ontroering lag nog op haar bekoorlijk gelaat, doch zij weende niet en hare wangen waren minder betrokken. Zij ging 's morgens vroeg heen en zette hare bezoeken voort tot aan den tijd van 's keizers afreis. Daar Keizerin Josephine zich te Maintz ophield in afwachting dat Napoleon haar bij zich zou ontbieden, liet het zich in de gegeven omstandigheden wel aanzien, dat hij haar komst haar uit het hoofd zou weten te praten. Uit de gevoerde correspondentie van Napoleon met Josephine krijgt men een zoodanigen indruk, want als de Keizer zich voor geruimen tijd te Warschau heeft geïnstalleerd, schrijft hij haar den 2en Januari 1807, dat de af te leggen distantie van Mainz naar Warschau, eigenlijk een veel te groot traject voor haar is en 't hem daarom wenschelijker voorkomt dat zij naar Parijs terugkeert.Ga naar voetnoot†) Josephine gaat nu boudeeren, waarop Napoleon haar te verstaan geeft dat het seizoen veel te guur is, de wegen in slechten staat zijn en hij 't niet kan goedvinden, dat zij zich aan zoovele gevaren en vermoeienissen gaat blootstellen. ‘Keer naar de Tuilerieën terug,’ schrijft hij haar verder, ‘en leid daar hetzelfde leven, dat ge gewoon zijt te leiden als ik er ben, c'est là ma volonté.’Ga naar voetnoot§) | |
[pagina 395]
| |
Dit schrijven moet de teerhartige Josephine alles behalve prettig hebben gestemd, althans Napoleon vraagt haar waarover zij zoo verdrietig is en spoort haar aan wat meer karakter te toonen en dan laat hij er op volgen: ‘Je suis humilié de penser que ma femme puisse se méfier de mes destinées.’Ga naar voetnoot*) Zij blijft ontstemd over het langere wegblijven van haar gemaal dan aanvankelijk in zijn plan lag en toont zich zelfs bezorgd voor hem, waarop Napoleon haar antwoordt: ‘Je suis désesperé du ton de tes lettres, et de ce qui me revient, je te défends de pleurer, d'être chagrine et inquiète, je veux que tu sois gaie, aimable et heureuse.’Ga naar voetnoot†) Maar vooreerst kon er geen sprake zijn van 's Keizers terugkeer, aangezien de Russen door de herinnering hunner nederlaag bij Austerlitz en de vrees dat hun Polen zou ontvallen, hadden besloten om tegen Napoleon, niettegenstaande het ongunstige jaargetijde, de wapens op te vatten. Deze was er de man niet naar om een afwachtende houding aan te nemen, maar toch zouden drie groote veldslagen door hem geleverd moeten worden, eer de Russen waren overwonnen. Met een Pruisisch nieuw gemobiliseerd legercorps van 40,000 man onder generaal Lestocq zouden de Russen onder generaal Benningsen zich in December vereenigen. Tal van gevechten tusschen de bondgenooten en de Franschen leidden tot den bloedigen maar onbeslist gebleven slag bij Pultusk (26 Dec. 1806). Benningsen trachtte zich in verbinding te te stellen met Danzig en Graudenz. Bij Pruisisch Eylau, waar Napoleon den 7en Februari zijn hoofdkwartier vestigde, heeft den daarop volgenden dag die tweedaagsche strijd plaats, welke onder de moorddadigsten uit de Napoleontische krijgsgeschiedenis kan gerangschikt worden. Hoewel aan weerszijden met gelijken moed werd gestreden bleef de uitslag onbeslist. Dit nam niet weg dat er zoowel te Petersburg als te Parijs een Te Deum werd gezongen in plaats van een De Profundis. De Russen trokken nu naar Koningsbergen, de Franschen achter de Passarge terug, want beide partijen hadden behoefte aan rust. Voor uitbreiding der strijdkrachten werden de noodige maatregelen genomen tot den nieuwen strijd, welke dan ook voor de Russen beslissend zou worden. Het hoofdkwartier van Napoleon werd nu achtereenvolgens verplaatst naar Landsberg, Liebstadt en Osterode, in welke laatste plaats het van den 22en Februari tot den 1en April gevestigd blijft. Van Osterode begeeft Napoleon zich naar het kasteel Finkenstein nabij Marienwerder, waar hij twee maanden zal vertoeven. Vandaar uit regeerde hij Frankrijk en gaf zijn instructiën aan zijn ministers die hem iedere week hun rapporten toezonden. De overbrenging der regeeringsstukken vice-versa geschiedde door een specialen dienst van officieren, welke de Keizer had ingesteld.Ga naar voetnoot*) Zoodra Napoleon zijn hoofdkwartier naar Finkenstein had overgebracht, schreef hij gravin Walewska om zijn verblijf aldaar met hem te deelen en zij haastte zich naar hem toe te reizen. Een vertrek werd voor haar ingericht dat gemeenschap had met dat van den Keizer. Zoolang hij te Finkenstein verblijf hield bleef gravin Walewska ook daar, doch verliet daarvoor haar hoogbejaarden echtgenoot te Warschau, die te recht in zijn eer en gevoelens gekrenkt haar nimmer heeft willen terugzien. Gedurende al dien tijd toonde zij voor den keizer een diepgevoelde doch belanglooze genegenheid, terwijl de keizer van zijn kant de eigenschappen dezer vrouw hoog bleef schatten. De levenswijze op Finkenstein dezer ‘Femme angélique’ - zooals Constant haar noemde - was zeer ingetogen Wanneer de keizer niet bij haar was, bracht zij haren tijd meest met lezen door, of met door de schermen van Napoleon's kabinet te zien naar de parades en evolutiën, welke hij op de binnenplaats van het paleis dikwijls persoonlijk commandeerde. Zoo was hare levenswijze evenals haar karakter steeds dezelfde, kalm en tevreden. | |
[pagina 396]
| |
Het schijnt evenwel dat keizerin Josephine, die inmiddels naar Parijs was teruggekeerd, door het langdurig verblijf van haar echtgenoot in Polen en door mogelijk in omloop zijnde geruchten betreffende diens levenswijze, zich weinig gerust gevoelde over haar gemaal van wiens ontrouw zij al heel wat had moeten ondervinden. Het kon haar geducht hinderen, als haar gemaal zich aan de eene of andere buitensporigheid overgaf. Zij, die in de eerste jaren van haar huwelijk met Napoleon vele onaangenaamheden van zijn familie moest verduren [want al wat Bonaparte was, haatte Beauharnais en omgekeerd], zij trotseerde die opgeblazen jaloersche omgeving, welke openlijk verklaarde, dat, wanneer Bonaparte geene kinderen kreeg, het met Frankrijk's geluk gedaan zou wezen.
deze afbeelding der gravin komt voor in het werkje van fredéric masson ‘marie walewska’.
Op de rots van St. Helena, waar de verbannen keizer zijn dagen van glorie overdacht heeft hij gezegd: ‘Een zoon van Josephine zou voor mij noodzakelijk en het grootste geluk zijn geweest, niet alleen als een politieke uitkomst, maar ook voor het huiselijk leven. Ik won veldslagen, maar Josephine won aller harten; zij was de beminnelijkste en de beste aller vrouwen.’Ga naar voetnoot*) Ten einde nu haar onrust te kalmeeren, schrijft Napoleon haar den 10den Mei van uit Finkenstein de navolgende vleiende regelen: ‘Je reçois ta lettre. Je ne sais ce que tu me dis des dames en correspondance avec moi. Je n'aime que ma petite Josephine, bonne, boudeuse et capricieuse, qui sait faire une querelle avec grâce, comme tout ce qu'elle fait, car elle est toujours aimable hors ce pendant quand elle est jalouse: alors elle devient toute diablesse Mais revenons à ces dames. Si je devais m'occuper de quelqu' une d'entre elles, je t'assure que je voudrais qu'elles fussent de jolis boutons de rose. Celles dont tu me parles sont-elles dans ce cas?Ga naar voetnoot†) De Meimaand werd voor Josephine een maand van rouw. De oudste zoon van hare dochter Hortense, de nog geen vijf-jarige Napoleon Charles, overleed den 5den Mei te 's Gravenhage aan de kroep, welke droevige gebeurtenis keizerin Josephine een stap nader bracht tot de voor haar zoo noodlottige echtscheiding, welke dan ook 2 jaren later plaats vond. Ook Napoleon was door dit onverwachte sterfgeval diep getroffen, want hij had dit kind tot zijn troonopvolger bestemd. Zijn leed hierover uitte hij tot den Minister van Politie Fouché in deze bewoordingen: ‘J'ai été très affligé du malheur qui m'est arrivé. J'avais espéré une destinée plus brillante pour ce pauvre enfant.’Ga naar voetnoot§) Het leed waaronder zijn gemalin gedrukt ging, had hem bewogen en daarom schreef hij haar dat hij het betreurde niet bij haar te kunnen wezen, opdat zij in hare smart gelaten en verstandig zou zijn. En verder zegt hij: ‘Ge hebt het voorrecht gehad nimmer kinderen te verliezen, hetgeen wordt gerekend tot een der rampen van het menschelijk lot.’Ga naar voetnoot**) Zooals uit de verdere correspondentie blijkt veroorzaakte dit verlies aan de keizerin en hare | |
[pagina 397]
| |
dochter een leed waarop beiden langen tijd met diepe ontroering terugblikten. Tot den 7en Juni vertoefde Napoleon op Finkenstein ten einde op nieuw het Russisch-Pruisische leger te gaan aantasten. Bleef de Keizer van Oostenrijk dralen om tot het Russisch-Pruisisch verbond toe te treden en zich tot een bemiddelende rol bepalen, daarentegen verliet de Russische generaal Benningsen zijn stellingen tusschen den Pregel en de Alle en rukte op ten aanval. Bij Heilsberg kwam het den 10en Juni '07 tot een treffen, waar hij aanvankelijk werd teruggedreven, doch vier dagen later, op den herinneringsdag van Marengo, werd den bondgenooten bij Friedland een beslissende nederlaag toegebracht, welke tot den vrede van Tilsitt leiddeGa naar voetnoot*). Intusschen bleven de verwachtingen in Polen gespannen, doch eenigen invloed heeft gravin Walewska op het lot van dit land met zijn twintig millioen inwoners niet kunnen uitoefenen. Het koninkrijk Polen werd niet hersteld. Wel riep Napoleon het Hertogdom Warschau in het leven, waartoe Pruisen een gedeelte van het aan Polen ontroofde weer moest afstaan en dat in 1809 door den opstand van Galicië door Oostenrijk vergroot werd maar bij den val van Napoleon te gronde ging. Over deze quaestie zegt het Memoriaal van St. HelenaGa naar voetnoot†) dat gedurende de onderhandelingen te Tilsitt staten in die streken moesten gevormd worden, welke het meest Frankrijk's macht duchtten. Het oogenblik was toen gunstig voor het herstel van Polen, hoe geteisterd het ook was geworden door geweld en overmacht. Maar dan had de oorlog voortgezet moeten worden. Immers het Fransche leger leed koude en gebrek, terwijl Rusland nog een flinke troepenmacht op de been had. Napoleon was getroffen geweest door de edelmoedige gevoelens waarvan Keizer Alexander hem deed blijken. Hij ondervond echter tegenstand van de zijde van Oostenrijk en liet in zijn politiek uitkomen zijn even grooten wensch een vrede te teekenen die van langen duur zou zijn, indien door bemiddeling van Rusland en Oostenrijk, Engeland toegestemd had in een algemeene pacificatie. Hoe de zaken ook stonden, Napoleon had na Tilsitt het toppunt zijner macht bereikt. Op zijn terugreis naar Frankrijk, drukte hij te Dresden zijn gezant in Saksen en Polen Baron François Bourgoing, die Warschau tot residentie kreeg, op het hart in zijn nieuwe standplaats veel omzichtigheid aan den dag te leggen en rekening te houden met de omstandigheden die de toekomst met zich mede kon brengen. De Keizer sprak zijn gezant aldus toe: ‘Ge zijt met ingewikkelde en delicate zaken vertrouwd. Wees voorkomend, vriendschappelijk en zoo innemend mogelijk tegenover de Polen Ik verlang dat zij in u den vertegenwoordiger zien van een man die hun genegen is, die hun geluk wil bevorderen, maar wek hun verbeelding niet te veel op. Ik reken dus op hun toewijding en van mijn kant zal ik trachten te doen wat in mijn vermogen ligt, wanneer de tijd daarvoor rijp is, maar houdt ze liever kalm dan ze op te winden’Ga naar voetnoot*). De creatie van den groothertog van Warschau in den persoon van een koning uit het illustere Huis van Saksen, erfgenaam van de koningen van Polen, August II en III, schakelde de keten weer aan het verleden | |
[pagina 398]
| |
en deed de hoop der Polen op betere dagen toenemen.Ga naar voetnoot*) Toen Napoleon te Parijs teruggekeerd was vestigde gravin Walewska zich aldaar in het voorjaar van 1808. Napoleon's genegenheid voor deze jonge vrouw gaat zich niet bepalen tot een passie van voorbijgaanden aard, want hij beschouwt haar als une épouse de coté, die noch in de waardigheid van de kroon, noch in den luister van den troon deelt. Zij blijft de afgezante der Poolsche natie voortlevende met een nooit verflauwende liefde voor haar land; en die liefde voor den Poolschen stam heeft zij bewezen door haar zelfopoffering en trouw aan Napoleon, die rust vond bij ‘sa femme Polonaise’ voor de vermoeienissen der regeering. Gedurende den veldtocht van 1809 begeeft gravin W. zich naar Weenen, waar zij een geschikte woning nabij het paleis te Schönbrunn betrok. Daar werd zij zwanger. Na den vrede tusschen Frankrijk en Oostenrijk keerde zij terug naar Walewice ten einde daar hare bevalling af te wachten. Den 4en Mei 1810 werd haar een zoon geboren die de namen ontving van Alexandre Florian Joseph Colonna Walewski.Ga naar voetnoot†) Na hare bevalling keerde zij met den jonggeborene naar Parijs terug en betrok aldaar een aardig hotel in de Rue de la Victoire No. 40. Zij leefde daar gelukkig en tevreden, bracht af en toe met haar kind een bezoek op de Tuilerieën, waar zij dan door de donkere trap binnen kwam. Meest zat zij thuis en zag slechts weinig menschen bij haar. Het leven en streven van den Keizer vormde het middelpunt harer gedachten en hare gevoelens jegens den imperator kon zij niet duidelijker kenbaar maken dan door hem een gouden ring te schenken, aan welks binnenzijde stond gegraveerd: ‘Quand tu cesseras de m'aimer, n'oublie pas que je t'aime’. De buitenzijde was met eenige van hare mooie blonde haren omvlochtenGa naar voetnoot*). Behalve het hotel dat zij te Parijs bewoonde was door haar van den 1en April 1811 tot den 15en April 1812 een buitenverblijf te Boulogne-sur-Seine gehuurd dat gelegen was in de nabijheid van het in 1871 afgebrande paleis van Saint-CloudGa naar voetnoot†). Van het door haar onderteekende huurcontract zijn we in de gelegenheid gesteld geworden een reproductie van de handteekening der gravin den lezers voor te leggen, waarvan het cliché welwillend door den bekwamen historicus den Heer Paul Marmottan te Parijs werd afgestaan: In stilte voedde zij den zoon op, dien zij den keizer had geschonken en deze stelde veel belang in den knaap. In 1812 werd op het paleis te Saint Cloud een buitengewone acte opgemaakt van een majoraat ten gunste van den jeugdigen Walewski door de schenking van goederen in het koninkrijk Napels met den titel van Comte de l'Empire. Zijn opvoeding, die hij eerst te Genève ontving, werd te Warschau voltooid en gedurende zijn leerjaren gaf hij blijken van | |
[pagina 399]
| |
veel aanleg, zoodat van zijn toekomst de beste verwachtingen werden gekoesterd. Met zijn gaven heeft Walewski weten te woekeren want hij werd militair, schrijver, diplomaat en staatsman. Omstreeks 1842 huwde hij een Italiaansche schoone, Anne Marie gravin de Ricci, die hem een zoon en twee dochters schonk. Na in 1849 tot gezant te Florence te zijn benoemd, kreeg hij in 1852 het ambassadeursschap te Londen. De handigheid, waarmede Walewski na het doorworstelen van
napoleon i.
graaf walewski.
tal van moeilijkheden, de erkenning van Napoleon III als staatshoofd door het Engelsche kabinet wist te verkrijgen, deed een schitterende parlementaire loopbaan voor hem openen. Na zijn terugkeer in Frankrijk, werd hij senateur en vervolgens minister. Als grand seigneur was hij in de Parijsche hooge kringen van het 2e keizerrijk gezien en van zijn karakter moet worden gezegd, dat dit oprecht en onbaatzuchtig was. In de politieke kringen was hij meer geacht dan gezien, want in zijn omgang scheen Walewski wat hooghartig, waardoor hij de kunst miste zich aanhangers te verwerven. Zijn echtgenoote die voorkomend was, zich niet met zichzelf ingenomen toonde, noch verblind was door de hooge positie van haar gemaal, verzachtte het bruske en koude van 's ministers handelwijze, waardoor zij de betrekkingen tusschen de afgevaardigden van verschillende groepen nauwer wist aan te halen met een vriendelijk woord of een glimlach. Met tact bracht zij ontevredenen tot inkeer en maakte zich voortdurend op de een of andere wijze nuttig. Onder degenen, die in de woning der Walewski's een gul onthaal vonden behoorde Thiers, en deze toonde zich de beschermer der familie na den dood van Walewski in 1868.Ga naar voetnoot*) Voor het beleven van den val van het 2e keizerrijk is Napoleon's zoon gespaard gebleven en na de afkondiging der Republiek | |
[pagina 400]
| |
nam zijn weduwe met haar kinderen de wijk naar Brussel waar zij tot 1872 toefde om vervolgens weder naar Frankrijk's hoofdstad terug te keeren. Haar werd toen een jaarlijks pensioen van 15,000 francs toegekend uit erkentelijkheid voor de diensten door haar echtgenoot aan den lande als gezant en minister bewezen, aangezien hij zoo goed als geen fortuin naliet.Ga naar voetnoot*)
gravin walewska, uit fred masson's werk ‘napoleon et les femmes.’
Bij zijn portret dat we hier geven nevens dat van zijn vader, valt duidelijk de gelijkenis, die tusschen beiden bestond, in het oog. Waarin de zoon den vader nabij kwam, vermeldt maarschalk de Castellane met een paar woorden in zijn belangwekkend ‘Journal’,Ga naar voetnoot†) toen hij hem op 17-jarigen leeftijd voor 't eerst ontmoette. Op 1 November 1827 staat hieromtrent aangeteekend: ‘Chez madme de Flahaut, j'ai vu pour la première fois un jeune M. Walewsky fils de Mme Walewska et de l'Empereur Napoléon; il a les yeux, le son de voix de son père, il est plus grand que lui et fort bien tourné.’ Dan volgt in het ‘Journal’ op 2 Januari 1830: ‘M. Walewski, est un des gens les plus à la mode parmi les dames; il a de beaux yeux, il est pâle, il a un cercle de barbe autour du visage suivant la mode actuelle de quelques personnes.’ Te dien tijde stond Walewski alleen op de wereld, daar zijne moeder reeds in het jaar 1817 den tol aan de natuur had moeten betalen. De arme vrouw is wel met weinig geluk bedeeld geworden, want met den val van het keizerrijk brak er een rustelooze tijd voor haar aan. Kort voor Napoleon's vertrek naar Elba zou haar te Fontainebleau een groote teleurstelling wedervaren. Het was in het begin van April 1814 toen de Keizer in dat paleis verblijf hield waar hij zich genoodzaakt zag - den 11den April 1814 - te abdiceeren. Op zekeren dag meldde zich aldaar gravin Walewska aan bij ConstantGa naar voetnoot†) hem den wensch te kennen gevende den Keizer te zien. Denkende dat haar komst in deze voor Napoleon zoo moeilijke dagen hem een vertroosting zou schenken, sprak Constant er den Keizer over die toestemde haar 's avonds te tien uur te ontvangen. De gravin bleef niet in gebreke op het bepaalde uur te komen en Constant trad 's Keizers kamer binnen om haar aan te dienen. Napoleon lag te bed aan zijn overpeinzingen overgegeven, zoodat Constant eerst op een tweede aandiening ten antwoord kreeg ‘laat haar wachten’. Geduldig wachtte zij in | |
[pagina 401]
| |
het vertrek naast dat van den Keizer, waar Constant haar gezelschap bleef houden. Inmiddels viel de nacht in en het lange wachten maakte haar zeer verdrietig. Opnieuw begaf Constant zich naar 's Keizers kamer om hem aan het bezoek te herinneren. Hij sliep niet, maar was zoodanig in gedachten verzonken dat Constant geen antwoord ontving. In deze omstandigheden achtte de gravin het raadzaam, alvorens de dag aanbrak, te vertrekken, ten einde te voorkomen door de bedienden te worden gezien. Gegriefd verliet zij het paleis, doch ziet, het was geen uur later of Napoleon herinnerde zich dat zijn trouwe Poolsche op hem wachtte en vroeg naar haar. Op Constant's antwoord dat zij diep teleurgesteld was vertrokken, kwamen de gevoelens voor haar zijn politieke overpeinzingen verdringen. ‘Die arme vrouw’, zeide hij, ‘zal zich als vernederd beschouwen, Constant ik ben er bepaald verdrietig over, zeg het haar zoodra ge haar ziet, doch het is hier zoo vol’, liet hij op krachtigen toon volgen terwijl hij zijn hand tegen zijn voorhoofd sloeg. In die dagen was Napoleon aan een zenuwcrisis ten prooi geweest en had een poging tot zelfmoord gepleegd door het innemen van vergif. Zijn toestand mag dus overspannen genoemd worden, van daar zijn vreemde handelingen tegenover de gravin. Maar onwillekeurig vragen we ons toch af, heeft Napoleon wel ooit begrepen wat een liefhebbende vrouw voelt? Na zijn vertrek naar Elba begaf de gravin zich naar Italië. Uit Genua schreef zij den keizer, naar het heette voor de regeling harer geldzaken, naar Elba te mogen overkomen. Napoleon gaf zijn toestemming doch wenschte dat haar komst strikt geheim zoude blijven. Den 1sten September 1814 scheepte zij zich te Genua in met haar zoon en vergezeld van haar achttienjarige zuster en haar broeder den Luit.-Kolonel Leczinski, een zeer verdienstelijk officier. Voor San Giovanni wierp het schip het anker en eerst tegen den nacht stapte het gezelschap aan wal om zich naar Porto Ferraio te begeven. Daar Marie Louise haar gemaal niet in ballingschap was gevolgd vermeende gravin Walewska haar plaats te mogen innemen. Zij ging van de veronderstelling uit, nu het noodlot zich tegen Napoleon gekeerd had, dat haar gezelschap op Elba hem niet anders dan aangenaam kon wezen. Op dit eiland, deelt ‘la générale Durand’ mede, hoopte gravin Walewska zich te gaan vestigen, maar hierin stemde de keizer niet toe, daar hij voor zijne wettige vrouw de betrekking, waarin hij tot de Poolsche schoone reeds voor zijn tweede huwelijk stond, wilde verborgen houden.Ga naar voetnoot*) Ook moet niet uit het oog worden verloren dat Napoleon zijne wettige gemalin met haar zoon bleef opeischen; er moest in deze omstandigheden op zijn levenswandel niet te veel af te dingen wezen. Zeer goed zag hij dit in, terwijl, in tegenstelling van zijn principe om zijn eigen avonturen voor de buitenwereld zooveel mogelijk geheim te houden, hij er een vermaak in schepte om aan die, welke hem van deze of gene ter oore kwamen, zooveel mogelijk ruchtbaarheid te geven. Ten einde opspraak te vermijden bleef de gravin slechts een paar dagen op Elba. Zij zag er nog even bekoorlijk uit, alleen was zij nogal gezet geworden. Verrukt toonde Napoleon zich over haar zoon en degenen uit 's keizers naaste omgeving dachten niet anders of de koning van Rome was bij zijn vader gebracht. Walewski's lange blonde krullen en regelmatige trekken hadden dan ook veel wat aan den zoon van Napoleon en Marie Louise herinnerde. Op den avond van haar vertrek vergezelde Napoleon de zwervende Poolsche met haar zoon tot aan het strand van het eiland en bij het afscheid nemen zijn zoon omhelzende hoorde men hem zeggen: ‘Adieu, cher enfant de mon coeur.’
Haar aankomst te Napels valt juist in de dagen dat koning Joachim [Murat] bij decreet van 15 September 1814, ging confisqueeren de door het Fransche Gouvernement geconstitueerde bezittingen; alleen wordt bij een nieuw decreet van 30 November d.a.v. een | |
[pagina 402]
| |
uitzondering gemaakt met het majoraat in het Koninkrijk Napels van haar zoon. Door Murat werd een nieuwe acte op dezelfde voorwaarden als de keizer had vastgesteld, onderteekend. Tot het einde van Maart 1815, toen het bericht van Napoleon's terugkeer te Parijs haar bereikte, bleef zij te Napels en draalde geen oogenblik zich vervolgens reisvaardig te maken om haar aangebeden Cesar te begroeten. Maar Waterloo, dat zooveel tranen had doen vloeien, moest ook wel gravin Walewska bittere tranen doen storten, daar met Napoleon's tweede verbanning hare relatie tot hem een einde nam. Daarenboven ver van haar vaderland verwijderd, heeft de arme gravin den eersten tijd na dien voor Europa beslissenden slag, zonder twijfel zich geheel verlaten gevoeld. In deze omstandigheden kan het niet anders of hare intieme herinneringen zullen gevoelens van diepe teleurstelling te voorschijn hebben geroepen. Het is altijd hard als van die bittere levenservaringen worden opgedaan zooals gravin Walewska die moest ondervinden en op een leeftijd die nog levensillusiën doet opwekken. Maar de tijd heelt alle wonden zegt de spreekwijze en dit zou ook gravin W. ondervinden. Een keerpunt kwam in haar leven toen zich een Fransch krijgsoverste van naam voor haar ging interesseeren. Het was de nog geen twee-en-dertig jarige divisie-generaal graaf d'Ornano,Ga naar voetnoot*) een neef van Napoleon, welke tot degenen behoorde die bij den terugkeer van den keizer van Elba, dezen hun diensten hadden aangeboden. Dit had ten gevolge dat hij na de tweede restauratie, in September, in hechtenis genomen en naar de Abdij bij Parijs werd gebracht. In het volgend jaar verkreeg hij zijn vrijheid op voorwaarde Frankrijk te verlaten. Of nu de sympathie van dezen verdienstelijken officier, voor de schoone Poolsche, kort vóór of eerst na zijn arrestatie zich openbaarde is niet bekend. Wel weten we dat hun huwelijk in April 1816 te Parijs werd voltrokken.Ga naar voetnoot*) Het echtpaar vestigde zich te Luik doch het huwelijksgeluk zou van korten duur zijn. Den 9den Juni 1817 werd haar een zoonGa naar voetnoot†) geboren, waarna zij Luik verliet om zich naar Parijs te begeven, waarheen haar echtgenoot toestemming had verkregen haar te volgen. Kort na haar terugkeer in haar hotel in de Rue de la Victoire werd zij ongesteld en blies den 10den December d.a.v. den laatsten adem uit.Ga naar voetnoot§) Wat wel de oorzaak van haar vroegtijdigen dood mag zijn geweest is niet bekend; zij verliet echter dit ondermaansche, waar haar bestaan welkort had geduurd, doch haar veel had doen ervaren. Vrijenban bij Delft, 1908. |
|